woensdag 26 december 2012

Einde jaar


Het einde van het jaar komt er weer aan. Het einde van 2012 dat is. Er zijn mensen die denken dat het einde van de wereld in zicht is, omdat de Maya’s een kalender hadden tot 21 december 2012. Ik ga er vanuit dat we straks allemaal kunnen zeggen dat de Maya’s het niet bij het rechte eind hadden.  Dat het einde van het jaar weer in zicht is komt heel sterk tot uiting in het verkeer.
Ik voel me op een vreemde manier erg thuis. Iedereen rijdt alsof hij binnen een paar minuten aan de andere kant van het dorp moet zijn. Voorrangsregels gelden niet meer, rode lichten zijn er niet om voor te stoppen en overstekende voetgangers op een zebrapad kunnen best een tandje harder lopen, als deze automobilisten eraan komen. Vlug vlug vlug, het kan niet snel genoeg. Iedereen  heeft haast lijkt het wel.
Ik kan er niet altijd iets van zeggen op de manier die ik graag zou willen. Achterin zit een kind van vijf dat alles hoort, snapt en napraat. Schelden in het Papiaments is inmiddels ook geen optie meer, daar hij goed door heeft wat ik bedoel op zo’n moment. Toon en non-verbale bewegingen doen een hoop.
De redenen om snel te rijden, minder rekening te houden met mede-weggebruikers zijn legio. Ze zullen hier niet anders zijn dan daar. Wat wel anders is, zijn de pagara shows op Curaçao.
Ik weet dat vrienden op Curaçao lijstjes bij houden waarop alle pagara shows staan. Dat zijn plaatsen waar je nu niet wil zijn met de auto. Je komt er niet doorheen. Met een beetje geluk kun je na een tijd, zeer langzaamrijden , je weg weer vervolgen. Wij hadden ooit de pech dat de politie recht voor onze auto de weg afsloot. De auto’s achter ons parkeerden daar ter plekke en wij konden geen kant meer uit. We werden gedwongen om ook uit te stappen en deel te nemen aan het festijn. Dat was toen ook de bedoeling, alleen had de auto niet daar mogen staan. We hadden onze ouders beloofd om de auto op een veilige afstand te parkeren. Hij was nu veilig voor inbraak, we hadden er goed zicht op. De rode snippers en enkele mini kraters van de pagara waren lastiger uit te leggen.
Hier hoef ik niet bang te zijn voor pagara’s. Als die er al zijn, dan toch echt alleen op 31 december. Zonder grote finale klapper en meestal in woonwijken of achtertuinen. Waar ik wel angstig voor ben zijn de Nederlandse donderbussen. Hoe ze hier heten weet ik niet, dat ze illegaal zijn wel. Ze maken net zo’n helskabaal als een donderbus. Ik schrik ervan, omdat ik ze hier niet verwacht. Op Curaçao weet je dat ze er zijn en dat ze continue worden afgestoken, al dagen lang voor oud en nieuw. Hier mag het niet, dus elke knal die er komt is een verrassingsknal.
Los van het feit dat het koud is buiten en glad is op de weg zit ik daarom nu liever niet op de fiets. Zo’n vuurwerkding tussen je spaken is niet goed voor mij hart. Ik zit liever in de auto. De muziek goed hard aan, dan hoor ik het allemaal niet. Dan snel op weg, rood licht negerend, scheurend over het zebrapad. Snel, vlug vlug vlug, ik wil naar huis. 

Kerstkrant


Het kerstverhaal is er één die menig kind vroeger voorgelezen kreeg. Op kerstochtend, of op kerstavond. In de kerk, of juist thuis. Binnen bij de kachel, of op de porch. Het kerstverhaal is van alle tijden en voor iedereen.
Het kerstverhaal kent vele variaties. Degene die mij het meest is bij gebleven is die van een dierbaar iemand van mij. Ik zal geen namen noemen. Hoewel het een hilarisch moment was, was het ook nogal  pijnlijk. Met een katholieke achtergrond, waarin de communie toch zeer bewust was ondergaan en waar de bijbel toch ook gelezen was zou je mogen aannemen dat deze persoon beter zou moeten weten. In de trein deden wij een spelletje waarbij we iemand in ons hoofd namen en door middel van vragen moest de ander raden wie het was. En op zeker moment wist de persoon het zeker: het was één van de zeven apostelen. Of het nu  kwam omdat we vlak daarvoor naar de Efteling waren geweest, waardoor de vergissing met de zeven dwergen logisch leek, of om een andere reden. Feit was wel, dat met mij samen, de halve coupé rollend van de lach het spel niet meer kon afmaken.
Inmiddels heeft deze persoon de bijbel er nog eens op nagelezen en sindsdien kan het verhaal op de juiste manier doorverteld worden aan de kinderen.
Het kerstverhaal van het kindje Jezus is heel actueel. Veel actueler dan men denkt. Ik heb een parallel getrokken naar een hedendaags ( kerst)verhaal. Het begin is al geschreven, de toekomst moet het uitwijzen, maar ik heb er mijn fantasie op losgelaten en hoop dat dit verhaal, naast het kerstverhaal, ook verteld zal gaan worden. Elk jaar weer opnieuw. Opdat men blijft geloven. Geloven in de toekomst. Geloven in een betere wereld waar er plaats is voor iedereen. Voor iedereen die anders denkt, die er anders uitziet. Een plaats waar de kinderen van nu ook trots op zijn. Niet alleen nu, maar ook over veertig jaar, of over honderd jaar. 
En hoewel het kerstverhaal een droevig einde kent, zal mijn nieuwe verhaal een positiever eind kennen. Het is nog kort, het mag zeker uitgebreid gaan worden, maar daarvoor is dit niet het moment. We zullen met ons allen samen de geschiedenis moeten gaan schrijven. Daar zijn we al mee begonnen. Het begin staat vast. Grillig en onwillig. Wij kunnen dit verhaal maken en breken. Laten we het maken. Met zijn allen. Laten wij diegenen zijn die in de verhalen van onze over-over-achter- kleinkinderen voorkomen. In positieve zin. Als veranderaars.

Twee duizend twaalf jaar geleden werd er een jongetje geboren. In een kribbe, in een stal, ver weg van de bewoonde wereld. Omringd door een os, een ezel en wat herders. Hier was hij veilig . Hier zou de koning hem niet vinden om hem te doden.
Twee jaar geleden werd er een land geboren. In de Caribische zee, midden in de bewoonde wereld. Het werd omringd door een paar anderen eilanden die staatkundig een nieuw geheel vormden. Het moest er veiliger worden. De koningin zou er enkel nog zijn om die veiligheid te garanderen.

Het jongetje kreeg bezoek van drie wijzen uit het oosten.  Ze brachten hem goud, wierook en mirre.
Het land werd bestuurd door inmiddels twee kabinetten. Het derde moet nog komen. Ze brachten het land verdeeldheid, armoede en corruptie.

Het jongetje groeit op en heeft een zorgeloze jeugd. Pas in zijn jonge volwassen leven ontmoet hij vijanden.
Het land gaat opgroeien en zal een turbulente jeugd gaan kennen. Het zal moeten opboksen tegen gewoontes en ingebakken cultuuraspecten. Het zal zich moeten gaan bewijzen naar de buitenwereld. Het zal moeten laten zien dat hij dit kan. Zichzelf zijn. Met hier en daar wat hulp, maar uiteindelijk zal het toch op eigen benen leren staan.

Het jongetje, dat inmiddels een man is geworden, ondervindt veel weerstand, mensen keren zich tegen hem. Mensen willen bewijs voor hun goedgelovigheid. Vrienden verraden hem.
Het land, dat inmiddels zelfvoorzienend is geworden, zal ervaren dat de weerstand minder groot wordt. Het krijgt vertrouwen van zijn omgeving. Het hoeft niet iedere keer bewijs te leveren bij elke daad die gesteld wordt. Hij maakt nieuwe vrienden. Hij hernieuwt vriendschappen.

De man, verraden door zijn vrienden, zal ter dood worden veroordeeld. Hij zal sterven. Hij zal eeuwig in de harten van de mensen doorleven.
Het land, omarmd door hernieuwde en nieuwe vrienden, krijgt kansen om zich verder te profileren op deze aarde. Het zal beter op de kaart worden gezet. De harten van de mensen zullen het laten voortleven. 

zondag 16 december 2012


Nog even en we kunnen een kerstboom gaan kopen. We kunnen kiezen uit de verschillende tuincentra’s, supermarkten, boeren in de buurt. Je kan het zo gek niet bedenken of ze verkopen wel een paar bomen. Grote , kleine, dure of minder dure, met kluit of zonder kluit. Ik had geen idee wat kluit was. Misschien wel wat versiering of wat dennenappels er nog aan dacht ik in mijn naïviteit. Doe maar met kluit zei ik, want me laten kennen wilde ik natuurlijk zeker niet.
En dat heb ik geweten. Met kluit betekent vooral met veel aarde. De wortel er nog aan. ‘Dan kun je hem nog herplanten na de kerst’, vertelde de kerstboomverkoper. Zou best leuk staan op mijn balkon van één bij drie meter.  Ik hoor het mijn vrienden al zeggen: ‘Zeker met kluit gekocht’. Spijtig voor de boom, maar na de kerst ging hij weg.
De boom moest in een emmer, die kluit moest in een emmer. Daar had ik wel ervaring mee. Op Curaçao ging de boom ook in een emmer. Een mooie standaard, zoals ik ze nu veel zie staan, hadden we niet. Emmers wel, in overvloed, vandaar. De emmer werd gevuld met aarde en stenen, zodat de boom stabiel stond. In Nederland moest ook nog aarde in de emmer. Ik pakte de emmer, nam de lift zes verdiepingen lager, zodat ik naar buiten kon. Daar hoopte ik aarde te kunnen scheppen uit de gemeentetuin. Maar die tuintjes lagen er zo keurig bij dat het toch een zak dure, gekochte, tuinaarde werd. Aangevuld met stenen, die we dan weer wel uit die gemeentetuintjes haalden.  
Het kopen van de boom was in mijn studententijd best een uitdaging. We hadden geen auto waar we de boom in konden vervoeren. Gelukkig hadden we wel een supermarkt in de buurt die bomen verkocht. We kochten elk jaar een boom(pje). Die vervoerden we in de winkelwagen zo de flat in. Het werd een soort van kerstboom-file-rijden.  
De kerstboom halen op Curaçao was nooit zo’n uitdaging. Wel altijd een feest. Al die containers met bomen. Op elke hoek van de straat stonden containers vol met bomen. Te wachten op hun klanten. Toch was er één jaar dat er een probleem was met de containers, waardoor er een hele lading bomen bruin was aangekomen. Ik denk dat dat jaar de prijs van de bomen boven dat van de cadeaus uitsteeg.
Maar er is één kerstboom zoektocht die met stip op één staat bij mij. Dat jaar liepen we naar een container over een pad bezaaid met dennennaalden, losgeraakte kerstversiering en allerlei ander ondefinieerbaar goed. En voordat we goed en wel in de container staan glijdt één van ons uit, maakt een prachtige sliding zo de container in, en landt onder een kerstboom. En voordat iemand een hand kan uitsteken om te helpen horen we vanonder die boom zeggen: ‘Nee, deze is niet vol genoeg, die nemen we niet hoor’. 

zaterdag 8 december 2012

concert Martina


Ik ben vorige week naar een concert geweest van Harold en Jorge Martina. Twee bevlogen muzikanten. Nu ken ik Harold al heel lang. Eind jaren tachtig was ik bevriend met zijn vriendin van toentertijd. Ik ben nog naar een muziekuitvoering geweest van hem in de muziekschool. Dat heette toen nog een uitvoering. Nu heet het een concert.
Toen vond ik hem al virtuoos spelen. En aangestoken door zijn enthousiasme heb ik pianolessen genomen bij de heer Dominica Herrera. Ik speelde al jaren piano, had ook al jaren les gehad, maar zeer klassiek. Ik wilde ook Antilliaanse walsen kunnen spelen.
Het geluk was dat de heer Herrera vlabij het MIL woonde en les gaf. Ik kon daarom vanuit school, soms in tussenuren, bij hem terecht. Ik ben er nog reuze trots op dat ik bij hem les heb mogen volgen. Ik moet voor hem een goed-doel actie zijn geweest. Zo’n leerling die het nooit zal leren, maar waar je wel in blijft investeren. Tegen beter weten in. Het was namelijk redelijk kansloos om mij deze moeilijke partituren te leren spelen, maar ik kwam trouw elke week weer om op zijn piano wat heen en weer te riedelen. Wat veel meer dan dat was het niet. Ja, de noten los van elkaar spelen was geen probleem, maar het waren geen Mazurka’s, Antilliaanse walsen of Danza’s.  De swing was er niet.
Wat ik er wel heb geleerd, was goed bidden. Bij binnenkomst van de eerst les begon meneer Herrera te bidden. En het einde van de les was altijd duidelijk. De handen werden weer gevouwen. Als tiener, die niet veel met het geloof had, was dit enigszins vreemd, maar goed, het had een hoger doel, die walsen leren.
Nu , na al die jaren, denk ik dat de heer Herrera toen al de hulp in riep van onze lieve Heer, om mij die muziekstukken te leren spelen. Helaas, het heeft niet mogen baten.
Ik genoot daarom extra van dit concert. De klanken en ritmes vulden mijn hart en dat van de rest van de zaal. Met name bij de toegift, waarin Atardi van Rudy Plaate werd gezongen gespeeld. De zaal werd uitgenodigd om mee te zingen en wij gaven hier massaal gehoor aan. Even, heel even, waren we met zijn allen niet in Den Haag, in een hotel, maar op Curaçao. In de warmte , die we op dat moment en masse mistten.
Na afloop heb ik Harold nog even opgezocht. Het duurde even voordat bij hem de herkenning kwam. Het was dan ook bijna vijfentwintig jaar geleden dat wij elkaar voor het laatst zagen. Ik vertelde hem dat ik jaloers ben op zijn spel. Dat ik ook graag de Antilliaanse muziek zou willen kunnen spelen. Zijn tip is goud: speel de muziek alsof je hem danst. Nu hoef ik alleen nog op zoek naar een goede dansleraar die mij de Antilliaanse wals kan leren. Dan komt de rest vanzelf. 

zondag 2 december 2012

solliciteren


Ik heb de ultieme baan gevonden. Op Curaçao. Ik kan er tijdelijk van rondkomen. Zeer tijdelijk ben ik bang. Alleen in de maand december. Het is een baan die ik ook nog nergens anders ben tegengekomen. Ik wil er eigenlijk ook niet teveel ruchtbaarheid aangeven. Ik ben veel te bang dat iemand anders er ook op wil solliciteren.
De functie eisen zijn duidelijk. Je moet proactief zijn, dat is geen probleem. Je moet van aanpakken weten, doe ik altijd wel. Technisch handig kan een probleem worden, maar ik ken genoeg mensen die dit wel zijn, die schakel ik wel in. Betrouwbaar, als geen ander. Op korte termijn beschikbaar. Dat kan lastig worden, aangezien ze hier op mijn werk bedacht hebben, dat ik een opzegtermijn heb van twee maanden.
Gezien de functie kan dat problemen geven. Twee maanden, dan bestaat de functie eigenlijk niet meer. Zoals gezegd, deze is alleen te vervullen in de maand december. Vooruit, ook nog een klein stukje in november en januari. Maar langer zeker niet. Het betaalt niet slecht. Ook niet goed. Ze betalen tien gulden per uur. Netto wel te verstaan. Als ik dan op een dag zo’n acht uur werk, heb ik tachtig gulden verdiend. Als ik dat twintig dagen doe, dan heb ik wel een ticket verdiend. Ik ga er namelijk vanuit dat een ticket niet inbegrepen is bij deze tijdelijk te vervullen baan. Op het eiland zelf zijn waarschijnlijk genoeg mensen die deze baan willen. Je werkt in de buitenlucht, je komt op ongekende hoogtes en brengt het eiland in prachtige kerstsferen.
Maar ik wil het zo graag. Ik werd helemaal warm bij het idee. Nee, van de hitte die overdag op je huid straalt als je in de buitenlucht werkt. Ook niet van alle lampjes die dit beroep met zich meebrengt. Nee, de warmte van het idee om daar een paar weken te zijn. Vandaar dat ik het niet te hard roep. Anders willen al mijn vrienden, die in Nederland wonen, en ook van Curaçao komen, deze baan ook.
Ik weet niet of de advertentie van deze baan ook in de krant heeft gestaan op Curaçao. Wij hebben hem gezien bij de vacaturebank van Curaçao. Online natuurlijk. Dus mochten er mensen alsnog nieuwsgierig zijn geworden, dan is dat de plek om te zoeken.
Ik stopte, in eerste instantie, al bij het lezen van de titel van de advertentie. Die sprak zo tot mijn verbeelding, dat ik de rest eigenlijk niet eens hoefde te lezen.  Zo’n baan , met zo’n titel, dat kon alleen maar op Curaçao.
Medewerker kerstverlichting.
Wie wil daar nu niet op solliciteren. Dan maken de arbeidsvoorwaarden toch eigenlijk al helemaal niets meer uit. Pak mij maar in. Ik kom eraan. Ik klim wel in die hoge boom om verlichting op te hangen, ik sluit de snoeren wel aan en maak een lichtplan als ze dat willen. Op de peertjes na, draai ik er mijn hand niet voor om. 

zaterdag 24 november 2012

sinterklaas


Sinterklaas is leuk. Voor de kinderen.
Als ouder kan ik inmiddels zeggen, dat ik het heel leuk vind als die goed Heilig man komt, maar dat ik het nog leuker vind als hij weer gaat. Al die stuiterende kinderen is best leuk voor een tijdje, maar het moet  niet te lang duren.
Hier liggen in augustus de pepernoten al in de supermarkt. Ik weet niet of dat op Curaçao ook zo is. Hier ontstaat dan meteen de eerste discussie van de paar die elk jaar weer terugkomen.
Moet dat nou, zo vroeg dat snoepgoed. De kinderen snappen er niets van, allemaal commercie. Waarop de tegenpartij ( meestal de commercie) roept dat dat allemaal wel meevalt.
Een andere discussie die ook elk jaar terugkeert is deze: wij willen geen zwarte pieten, dat is discriminatie. Rassenverschil van vroeger uit, dat in stand wordt gehouden. Waarop de tegenpartij roept: zwarte piet is zwart vanwege het roet uit de schoorstenen. Daar zit geen rassenverschil in. Hij was het blanke hulpje van de sint, zwart geworden door het roet.
Dit jaar is er een nieuwe discussie ontstaan, en wel één in Leeuwarden. Door het schrappen van een stuk van de route die Sinterklaas altijd rijdt is er woede ontstaan bij de middenstanders op die route. Zij plannen nu een eigen intocht met een eigen Sinterklaas. Op hetzelfde tijdstip als de officiële ontvangst van de Sint een paar pleinen verderop. Dit tot grote woede van de organisatie, want stel je voor dat deze twee Sinten elkaar per ongeluk tegen komen onderweg. Wat moeten de kinderen daar wel niet van denken.
Sinterklaas is toch wel een heel Hollands fenomeen. Daarom is het ook zo leuk dat de inwoners van Leeuwarden iets kunnen leren van het Sintgebeuren op Curaçao.
Lieve mensen in Leeuwarden, luister goed. Als kind weet ik niet beter of op de grote kruispunten op het eiland stonden meerdere Sinterklazen , met hun pieten , in open jeeps te wachten tot hun stoplicht groen werd.
Curaçao kent één Sinterklaas en heel veel hulpsinterklazen en als de Sint op de plek aankomt waar hij hoort te zijn is hij de echte Sinterklaas voor deze kinderen.  
Sinterklaas is gewoon een mooi feest. Laten we dat zo houden. Hier, maar zeker ook op Curaçao. Alleen de pieten op Curaçao hebben het iets zwaarder te verduren dan de pieten in Nederland. Vanwege de warmte loopt het roet ze zo soms in de nek en dan die liedjes die de kinderen zingen he: zwarte piet, kabriet.  En dan mag je ze tegenwoordig niet eens meer meenemen in die zak van Sinterklaas. Ik ga wel hoor. Ik wil wel mee naar Spanje. Het is weer een stukje dichterbij huis. Zwarte Piet kabriet, hoort u mij, zwarte Piet, kabriet. 

varen


Ik heb iets met varen.  Ik vind het geweldig op het water. Op het Spaanse Water. In een speedboat of erachter hangend op een plank. Waterskiën heb ik ooit eens geprobeerd, maar dat was geen succes. Het was gelukkig nog in mijn badpakkentijd, ik moet er niet aan denken hoeveel bikinitopjes ik anders uit het water had moeten vissen. Waterskiën was vooral waterhappen bij mij.  Mochten ze daar ooit nog een Olympische sport van maken, dan maak ik wel  kans op een medaille.
Planken kon ik prima. Geweldige ervaring om zo achter die boot te hangen. Ik wilde die ervaring graag delen met mijn man. Hij had instructies gekregen en het ging allemaal goed, totdat hij viel. Hij bleef het touw vasthouden en heeft zo voor het leven een zoutspoeling gekregen.
Niet zo lang geleden zijn we wezen varen  in de Biesbosch, een waterrijk natuurgebied in het zuiden van Nederland. We wilden een fluisterbootje huren. Elektrisch, dus het maakt niet zoveel lawaai. Kijk, daar gaat de lol er al een klein beetje vanaf voor mij, bij varen hoort snelheid en bij snelheid hoort lawaai. Het behoeft geen uitleg dat de fluisterboot niet voor snelheid staat. Maar dat het zo langzaam ging had ik niet gedacht. Dat lag overigens niet aan de elektrische fluisterboot, als wel aan de roeiboot die we hebben moeten huren, omdat alle andere boten al verhuurd waren.
In films is roeien altijd romantisch, hij roeit, zij heeft een parasol bij zich, een picknickmand met lekker eten en lekker ontspannen. Ik ben geëmancipeerd genoeg om zelf ook te willen roeien, maar een uurtje sportschool is er niets bij vergeleken. Roeien is hard werken, niks ontspannen. En die volle picknickmand was bij ons een flesje limonade en wat tucjes die nog in de tas zaten. Dat ik aan mijn spieren werkte onder het genot van een flesje spa rood was tot daar aan toe, maar het tempo. Zoooooooooo traag. We maakten een lusje en op de terugweg ging het zo mogelijk nog langzamer, stroomopwaarts met enkel MK ( mankracht) is niet grappig.
Geef me dan maar die speedboat van mijn zwager. Die kan lekker hard, met nadruk op kan. Hij kan heel hard, maar in Nederland mag je niet overal heel hard. Op de meeste plekken is er een soort van snelheidsbeperking van maximaal 20 km per uur. En dat is nog snel op sommige waterplassen. Daar zwemmen, surfen en bewegen zoveel mensen dat je de 20 niet wil halen.  Op de vraag van mijn zwager of we een keer wilden komen waterskiën keken we elkaar aan: met 20 km per uur zeker. Toch zijn we gegaan. Het waterskiën deden we  op de Maas, want daar mag je harder. We zijn niet zo lang geweest overigens, het vrachtverkeer dat zich ook over de Maas begeeft werd een vervelende partner in het spel. Even snel de boot keren zoals op het Spaanse water zat er niet in. Er moest regelmatig eerst een boot voorbij. Daar lag ik dan minutenlang in het toch wel koude water. Naar adem happend van mijn bijna verdrink avontuur, want ook hier kan ik niet waterskiën. En van planken had mijn zwager nog nooit gehoord.
Ik probeerde de Nederlandse wateren nog de schuld te geven, het weer kreeg ook een veeg uit de pan, de snelheid van de boot, maar eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat het dit keer niet lag aan mijn Antilliaan zijn. Waterskiën zit niet in mijn genen. Toch maar eens dat IOC bellen, om te kijken of ze stunten op de ski’s terwijl je bijna verdrinkt tot nieuwe sport kunnen verheffen. Ik weet wel waar mijn trainingskamp zal zijn.

zondag 11 november 2012

spruitjes


In Nederland wilde ik met de trend meedoen en seizoensgroenten- en fruit gaan eten. Dat wil zeggen dat je in de winter boerenkool eet en in de zomer vooral veel sla en tomaten. In de winter weer meer appelen en in de zomer aardbeien. Je kan hier het hele jaar door alles kopen hoor, maar je betaalt er wel de hoofdprijs voor. Net als op Curaçao overigens.
Ik heb dat nooit helemaal begrepen. De paprika’s van de Portugees zijn kleiner, maar net zo goed als de grote groen die geïmporteerd worden uit de Verenigde Staten. Sterker nog, ze smaken een heel stuk beter als je de prijzen met elkaar vergelijkt. En gevulde paprika kan ook goed met kleine paprika’s. Het worden dan een soort van tapa’s .
Seizoensgroenten dus. Het zouden spruiten worden. Ze lagen goed vers in de winkel, ze waren betaalbaar en ik had een recept. Eerst schillen, dan koken. Niet te lang. Je moet nog wel die bite proeven. Dan afgieten en wokken in een pan waar je ook al spekjes in had uitgebakken.
Het schillen en koken lukte goed. Hoewel ik wel twijfelde hoelang ze nou moesten koken. Zolang als bij mijn schoonmoeder hoefde niet, dat wist ik. Daar vielen ze al uiteen door er enkel naar te kijken.  Het bakken met de spekjes mee ging ook goed.
De verrassing overviel mij bij het eten. Wat vreemd. Zo hard en anders van smaak. Heel vreemd. Helemaal niet zoals ik spruitjes kende. En ik had ze op Curaçao toch regelmatig gegeten.
Tijdens een vakantie op het eiland besprak ik dit met mijn ouders en zij maakten hetzelfde gerecht nog eens. En ja hoor, het smaakte weer als vanouds.  En toch had mijn moeder niets anders gedaan dan ik.
Ze legt me uit hoe zij te werk gaat. Daar moet het verschil in zitten. ‘Kijk’, zegt ze, ‘ik bak de spekjes uit’.
‘Dan pak ik de voorgekookte spruitjes uit pot en …..’, verder hoeft ze niet te gaan. Als je opgroeit met de smaak van spruitjes uit pot, dan is dat je referentiekader. Inmiddels zul je ook op Curaçao verse spruiten kunnen krijgen, maar als die de prijs van een verse kreeft hebben , dan weet ik wel wat ik zou kiezen. Geef mij maar die kreeft, en als groente wil ik graag die spruitjes uit pot, zo lekker zacht en romig, ze smelten gewoon op je tong. Je hoeft er maar naar te kijken en ze vallen al uiteen.  

zondag 4 november 2012

kunst


We liepen over een kunsttentoonstelling in Oisterwijk en ik zie daar, prachtig verlicht, drie enorme kunstwerken staan. Ze zijn een paar meter hoog en gemaakt van doornen. Ik zeg nog tegen mijn man: dat lijkt wel het werk van Herman ( van Bergen), mijn oom. En verrek, we lopen langs het bordje met daarop de info en ja hoor. Het is zijn werk. Helemaal beduusd en enthousiast bel ik mijn moeder op Curaçao.
‘Ja hoor’, zegt ze,  ‘dat klopt, hij heeft daar het een en ander staan. Ook kleinere werken’. Ook die hebben we gezien, maar die drie grote beelden van Christusdoorn waren zo mooi verlicht, zo bijzonder, dat had ik nog nooit gezien.
De liefde voor de Caribische kunst was er altijd al wel ,maar kreeg na deze avond een extra boost. En van lieverlee zijn we een beetje gaan verzamelen. Voornamelijk werk dat betaalbaar is.
In ons huis vind je nu veel kunst. Geen Picasso’s of Rembrandt’s maar locale kunst van Curaçao. Dat wil zeggen, daar gekocht. Soms door onszelf gekocht, soms cadeau gekregen. Niet allemaal van lokale kunstenaars, ook van kunstenaars van de omringende eilanden die hun waar verkopen op de markt.
Nu zijn deze mensen nog blij met elk doek dat ze verkopen, maar wellicht worden ze ooit beroemd.  Sommigen noemen het troep. Dat hang je toch niet in je huis wordt er dan gezegd. Waarom niet vraag ik mij af. We laten het hier mooi inlijsten en het staat prachtig. Er hoeft toch niet altijd meteen een naamkaartje aan te hangen. Ja, ik zou ook graag werk in mijn huis willen hebben van een paar grote kunstenaars van Curaçao, maar ons budget is niet voldoende. Daarnaast ligt de waarde van onze kunstschatten niet in de prijs en de naam die eraan hangt, maar uit het feit dat het van de Caribean komt,  en dat het gemaakt is door mensen die de eilanden kennen en het een warm hart toedragen. Dat vertaalt zich terug in de kunstwerken.
 Naast enkele schilderijen hebben we ook kleine kunstobjecten. Een chichi, maar ook vissers die op een heuse zeesteen aan de muur hangen. Een lamp gemaakt van de Christusdoorn is ons bij ons huwelijk cadeau gedaan, dus die mogen we toeschrijven aan onze verzameling. Zelf heb ik het een en ander gemaakt van schelpen en drijfhout, toen schelpen nog gewoon meegenomen mochten worden naar Nederland.
In Nederland wil ik graag kunst van Curaçao in huis hebben. Dat geeft me een gevoel van thuis, dat maakt dat ik het eiland iets minder mis. Ik maak mij daarom wel een beetje zorgen. Hoe moet dat toch straks als wij ooit op Curaçao gaan wonen. Ik wil geen koeien aan de muur. Ook wil ik geen waterval straalding dat de regen moet voorstellen. Ik wil mijn schelpen en doeken. Mogen die het land wel weer terug  ingevoerd worden? 

zaterdag 3 november 2012

verbouwen


Het huis is klaar. Ons huis is klaar. We zijn vijf jaar bezig geweest met verbouwen.
Dat is zeker langer dan gepland, maar we hebben het vol gehouden. Het is een ultieme relatietest en ook die hebben we doorstaan.
We kochten een oud huis, uit 1930 en wisten dat er na de jaren 80 nooit meer iets aan gedaan was. Bij de koop hadden we rekening gehouden met een verbouwbudget en vol goede moed gingen we aan de slag.
Niet wetende dat de prijzen van de bouwmaterialen de jaren erna bijna verdubbeld werden, bleek ons budget bij lange na niet genoeg. Flink sparen, en alle extra’s door het jaar heen gingen in het huis zitten.
Ik heb tijdens ons proces regelmatig teruggedacht aan onze buren op Jan Thiel. Een ouder echtpaar, in mijn ogen toen, minstens 75 jaar oud, hadden een stuk grond gekocht om een huis op te bouwen.
Ze begonnen vol goede moed met de fundering en toen bleef het werk stil liggen. Later bleek dat het geld op was. Ze moesten eerst  weer wat werken en sparen om verder te kunnen bouwen. Na een paar maanden kwam er een kleine truck voorrijden en werd er door henzelf, met behulp van een mannetje,  een rij stenen gemetseld. Dit herhaalde zich elke paar maanden. Tot de maanden jaren werden en de meneer en mevrouw eigenlijk alleen nog kwamen om te chapiën. Ik had enorm veel medelijden met ze, maar zoals een puberbrein werkt, niet genoeg om er iets aan te doen.
Zij moeten geweten hebben dat zij hun droomhuis nooit af zouden zien. En toch hadden ze de moed om elke keer weer terug te komen om de bouwplaats op te ruimen of om een paar stenen te metselen. Ik bewonder hun moed en doorzettingsvermogen.
Ik laak een aantal buurtbewoners die hier misbruik van maakten. Soms was er wel geld voor grind, maar niet voor zand. Of andersom. Het grind werd vast gebracht. Zodat dat er vast zou liggen. Een aantal mensen in de buurt zagen dit als gratis winkel en haalden ’s nachts met kruiwagens grind weg. nooit hele bergen tegelijk, maar steeds een beetje. Dan zou het minder opvallen. Ik heb ze nooit kunnen betrappen. Ik zou toen ook niet geweten hebben wat ik had moeten doen. Nu wel, ik zou ze alsnog willen aangeven bij de politie, maar helaas wonen deze mensen niet meer op het eiland. Ik vind het zo laag, stelen van de armsten, terwijl je zelf genoeg hebt om het te kunnen kopen.
Wij hebben de leeftijd om nu te kunnen genieten van ons huis. Wij hebben de leeftijd om door te kunnen sparen als het geld even op was.
De meneer en mevrouw van de bouwkavel leven niet meer volgens mij , maar hebben altijd geloofd in hun droom.  Net als wij. Dat wij droomden van dit huis. Wij hebben het mogen meemaken dat het af is en maken ruimte voor nieuwe dromen.
Ik hoop dat de kinderen van die meneer en mevrouw de moed en middelen hebben om de droom van hun ouders waar te kunnen maken.  Om daarna vanuit die droom nieuwe dromen te mogen maken. 

zondag 21 oktober 2012

mosselen


Ik denk dat we net een paar jaar in Nederland woonden dat mijn moeder overkwam en ons meenam naar Antwerpen. Goed voor onze culturele ontwikkeling, en gezellig even met de meiden samen weg.
Met de trein kwamen we aan op het station in Antwerpen. Prachtig , wat een gebouw, maar wat rommelde daar. Onze magen. Het was lunchtijd en we lustten wel wat. Mosselen zouden het worden besloot mijn moeder. Die kon je in Antwerpen zo lekker eten.
We liepen in Antwerpen over de Keyserlei richting mosselen toen mijn zus en ik een Pizzahut zagen.
‘Aaaaarrrch, PIZZHUT’, riepen we om het hardst. Daar wilden we heen.  Die had je in Nederland niet en het zou nog zooooooo lang duren voor we weer op Curaçao zouden zijn, zeker nog twee maanden,  dus of we dan nu echt naar de Pizzahut konden gaan. Mijn moeder ging overstag. Mijn moeder die elke dag naar pizzahut kon als ze dat wilde, maar bijna nooit verse mosselen kon eten ging overstag.
Dat het niet alleen bij de mosselen zou blijven werd later duidelijk. Er verscheen in Nederland Appelbee’s. die kenden we nog van Curaçao dus daar wilden we heen. Dat dit restaurant alleen in Maastricht en in Scheveningen zat deerde niet. We moesten soms ruim anderhalf uur in de auto zitten om er te kunnen eten, maar we hadden het er voor over. Dit restaurant zit niet meer in Nederland. Willen we de Amerikaans-Mexicaanse kaart hebben, dan kunnen we nog terecht in Amsterdam bij het hardrock café, maar verder zou ik het niet weten.
Op Curaçao hebben we weer heerlijk jalapeño poppers gegeten en mozzarella sticks. Toevallig in Groningen op het terras dat ik de  poppers op de kaart zag staan. Meteen maar twee porties besteld. En de mozzarella sticks bij de groothandel gehaald, want in de supermarkten kan je ze hier niet krijgen.
Niet alleen met eten wil ik juist dat van thuis. Zo ook met kleding. Kleding van het merk the Gap kan je in Nederland niet kopen. Wel in Parijs en in Londen, maar om nou iedere keer daarheen af te reizen, dat wordt te kostbaar. Lijstjes met vrienden en familie meegeven is geen probleem. Zij kopen voor ons in.
Andersom heb ik het niet. Hoewel ik ook de DA inliep. Ook weer gauw uitliep overigens. Wat duur vergeleken met de botica. Wat ik nog wel graag zou zien op Curaçao is een HEMA. Maar dan wel als ik daar woon. Nu nog niet. Nu hoort die nog in Nederland, maar als ik daar ooit eens zou wonen, dan is de HEMA juist uit Nederland en dan wil ik die wel graag daar hebben. En als die er niet komt heeft dat ook zijn charme. Iedereen die naar Nederland gaat krijgt van mij een lijstje mee om spullen in te kopen.  Kijken of het die kant uit ook werkt. Nu nog iemand vinden die tegen die tijd mosselen mee kan nemen. Zodat ik mijn moeder kan verrassen met ‘verse’ mosselen.

zaterdag 13 oktober 2012

Euro Disney


Toen wij op Curaçao woonden zijn we twee keer naar Disney World geweest. Beiden keren niet als kind. De eerste keer was ik zestien, de tweede keer net twintig meen ik.
Beide keren gedroeg ik me zeker wel als kind, maar je kan niet anders in zo’n park. Iedereen is weer een beetje kind. Je moet wel, om geen last te hebben, van de lange rijen waar je in moet staan. Als volwassenen zie je de rij en ben je daarna constant bezig en aan het tellen hoelang het nog duurt. Als kind onderga je zo’n rij. Je krijgt van je moeder een snoepje en wat te drinken. Ze doet een spelletje met je en voordat je het weet is de rij voorbij.
Ik probeer mijn man al jaren mee te krijgen naar Euro Disney. Niet in de winter. Zeker in de zomer, ik wil op zijn minst proberen om het Florida weer na te bootsen. Dat zal nooit helemaal lukken, maar in de winter is het zeker kansloos. Maar weer of geen weer, mijn man wil er niet heen. Hij is meer van de bossen en zelf ontdekken.
Nu waren we in de zomer in Venetie. Daar wilden we allebei heen. maar eerlijk is eerlijk, we hadden net zo goed naar euro Disney kunnen gaan.
We namen de boot naar Venetie om de auto niet te hoeven parkeren. We stonden in de rij om de boot op te mogen. Op de heenweg duurde dat niet zo lang. Op de terugweg werden we bijna de kade afgedrukt, zo hard werd er geduwd om de boot op te komen. Iedereen wilde mee.  Daarnaast duurde het wachten op de boot eindeloos.
In Venetië zelf begon de pret. Het leek wel één groot mierennest. Wat een mensen. We lieten ons niet kennen en kozen een route. Welke maakte niet uit, bleek al gauw. Overal waren mensen. We doken een lunchroom in om wat te eten. De rekening was anders dan de prijzen aangegeven in de vitrine, maar bij navraag, bleek dat als je zit, je meer moet betalen dan als je het meeneemt en op straat eet. Ook maakt het uit of je op het terras zit bij muziek, of binnen, of staat. Niet zo vreemd dus dat het grote terras op het San Marcoplein , bij het orkest nagenoeg leeg was.
Venetië staat bekend om zijn gondelbootjes. Hier waren geen rijen. Joepie. Al snel werd duidelijk waarom. De prijs per rit was honderd euro. We hebben veel foto’s gemaakt en genoten vanaf de bruggen. De bootjes werden acuut minder aantrekkelijk.
Daarnaast zagen we dat de bootjes aan het filevaren  waren. In een lange slinger op de grachtjes.
De ambulanceboot was wel spectaculair om te zien. Zo zou er ook een politie- en brandweerboot moeten zijn, maar die hebben we gemist.
Hierop terugkijkend denk ik dat Disney World niet veel verschilt met Venetië. Lange wachtrijen hebben we gehad, heel veel mensen die hetzelfde willen, de hoofdprijs betalen voor het eten dat je eet en tot slot, je bent gewoon doodmoe als je weer naar huis wil en de kinderen jengelen.
Ik denk dat ik Euro Disney nog eens in de strijd ga gooien. 

zaterdag 6 oktober 2012

50 graden


Ik moet me er ook niet mee bemoeien, maar soms hoor ik dingen en dan kan ik het gewoon niet laten. Ik moet er iets van zeggen.
Zo stond ik een paar weken geleden in het Kruidvat. Een soort botica, alleen kan je hier geen medicijnen met recept kopen. Ik hoorde hier de volgende conversatie tussen twee medewerksters.
‘Het zou er nu vijftig graden zijn’.
‘Pff, dat is wel heel warm’.
‘Ja veel te warm, dan ga ik liever in de winter, dan wil ik wel die warmte hebben’.
‘Maar wil je perse naar Bonaire’.
En toen kwam de conversatie pas bewust bij mij binnen. Bonaire, vijftig graden? Met wie had deze mevrouw contact gehad?  Zal ik wel iets zeggen, zal ik niets zeggen, zal ik wel, zal ik niet, wel niet. Ja hoor, da ga ik weer.
‘Sorry dat ik me er even mee bemoei’,begin ik. Sorry zeg ik dan maar altijd, want hoewel het natuurlijk niet netjes is om gesprekken af te luisteren heb ik dit toch maar wel gedaan. Dus even sorry zeggen is dan wel op zijn plaats denk ik zo. Goed,sorry dus.
‘Ik weet niet wie je heeft ingelicht, maar op Bonaire is het geen vijftig graden’.
‘Jawel hoor’, zegt het meisje, ‘want dat zegt het reisbureau in Uden.
‘Nou’, ga ik verder, ‘ ik kom van Bonaire, ben er geboren en heb jaren op het buureiland gewoond, maar vijftig graden is wat overdreven’.
Ik leg uit wat de passaatwinden doen,  over de gemiddelde temperatuur op de eilanden, gevoelstemperaturen en sta vol trots te oreren in die winkel.
De meisjes weten duidelijk niet goed wat ze met mij aanmoeten. Ze geloven heilig wat dit reisbureau hen heeft verteld en vinden mij waarschijnlijk maar een vervelende bemoeial. Wat natuurlijk ook zo is.
‘Tja’, zegt ze, ‘dan heeft het reisbureau het denk ik verkeerd verteld’, zegt ze tegen mij om vervolgens tegen haar collega te zeggen: ‘ en toch gaan we maar in de winter, want dan wil ik wel warmte en Bonaire wil ik zeker zien’.

Even overweeg ik nog om het reisbureau in Uden te bellen. Om ze duidelijk te maken dat hun verhaal niet klopt, maar mij kennende doe ik dit niet zo heel subtiel en om te voorkomen dat de discussie te verhit verloopt en we allemaal met een binnentemperatuur van rond de vijftig graden zitten besluit ik dit niet te doen. Anders zou ik ze alsnog gelijk moeten geven, deze Bonairiaan met een binnentemperatuur van vijftig graden. 

zondag 30 september 2012

airco camping


Op de camping. Als Antilliaan niet veel gedaan, maar gaandeweg wel leuk gaan vinden. Veel dingen deden mij dan ook echt aan thuis denken.
De kikkertjes en krekeltjes die ik elke dag hoorde. Maar ook de blaffende honden als er een sirene voorbij kwam. De honden in Italië vertoonden hetzelfde blafgedrag als de honden op Curaçao. Dat is dus iets honds, en niet iets van de Antillen zoals ik vaak dacht en zei.
Als je gewend bent om met tropische temperaturen te mogen slapen in de airco of met en ventilator, dan is slapen zonder hulpmiddelen best een beproeving. Niet alleen de warmte is een spelbreker, maar die muggen. Je hoort ze aankomen, je voelt ze bijna prikken en je slaat altijd mis als je ze dood wil slaan. Thuis in Nederland en ook op Curaçao heb ik zo’n tennisracket met stroomdraden en die werkt zeer effectief. Ik heb nog geen mug kunnen ontdekken die het kan navertellen als hij de draden van dichtbij bekijkt.
De muggen in Italië waren gemener dan de muggen op Curaçao of in Nederland. Deze zag je niet. Deze waren zo klein dat je ze pas opmerkte als je gestoken was. Het leek dan ook, de eerste avond dat er geen muggen waren. Gelukkig hadden we wel muggenspray bij ons, met flink wat deet, zodat we ons konden wapenen tegen deze monsters.
Er waren nog meer monsters. Wimpiri’s. ik heb geen idee of er ook een Nederlandse naam is voor deze hele kleine vliegbeestjes.  Ook meedogenloos. Die ervaar je , net als op Curaçao pas, als ze steken. In Nederland heb ik ze nog niet meegemaakt en dat wilde ik ook graag zo houden.
De warmte speelde ons ook parten. De eerste nacht gaat het wel. Op de één of andere manier heb je dekoelte nog in je lijf. In dit geval van de bergen, maar dan de nachten erna.
Het idee om een camping met airco te beginnen is daar ontstaan. Een camping op Curaçao was voor ons vast onderwerp van gesprek. Alle pro’s en con’s werden besproken en de warmte bleek de bottelnek. Airco dus. Een grote hal, glazen wanden en glazen dak. Eco dripsysteem voor de palmbomen binnen en airco aan. Wel zand, geen wind, zodat de tenten en caravans zandvrij kunnen zijn. Bandopnames van krekels en kikkertjes op de achtergrond.  Blaffende honden tegen meerprijs, als ook muggen, voor de echte diehards. Wel afgetrainde muggen, zodat Andere campinggasten er geen last van zullen hebben.
Nu nog op zoek naar een investeerder. Ik denk dat dit idee best meegenomen had kunnen worden door het vorig kabinet. Het valt een beetje in de categorie casino op klein Curaçao. volslagen onzinnig, maar onwijs leuk om over te fantaseren. 

zondag 23 september 2012

energie


Heel Nederland zakt als een mislukte souflé in elkaar. Ik bruis van de energie. het warme weer doet me goed. Er wordt gesproken over een hittegolf, maar dat wordt meteen ontkracht door de weermannen. Pas als het vijf dagen achtereen tropische temperaturen heeft mag men spreken van een hittegolf. En dit zijn pas twee dagen.
Ik verdeel mijn energie goed. In de ochtend en laat op de middag ben ik fysiek actief. In de uren er tussenin doe ik achterstallig administratiewerk. Aan het einde van de dag heb ik veel werk verzet.
Velen anderen in mijn omgeving daarentegen liggen het grootste deel van de dag op de bank. Het is binnen immers koeler dan buiten. Het liefst nog een ventilator op zich gericht met een laptop op schoot, zoekend naar airco’s.
Bij het boodschappen doen hoor ik veel gesteun en gekreun. Dat begint al op de parkeerplaats.
‘Pff, wat een hitte, dat is niet gezond voor een mens’. Snel een karretjes halen en naar binnen. Daar is het koeler.
Het is rustig binnen. Ik denk dat de meeste mensen toch kiezen voor het zwembad in de tuin en de boodschappen op een ander moment doen. De mensen die binnen zijn genieten van de koelte van de vriesvakken. Ze blijven er langer staan dan gebruikelijk. En laden meer ijsjes in dan de bedoeling was.
Maar het geklaag en gesteun is nog niet over. Behalve dat het te warm is buiten, is het binnen bijna te koud.
‘Moeten die vriezers nou zo koud staan? Ik bevries bij na in mijn korte broek’.
Of deze…..
‘Ik snap niet dat ze geen nationale vrije dag geven met deze hitte. Daar kan je toch niet in werken?’.
Ik hou mijn mond en denk er het mijne van. Tuurlijk kan je werken in deze warmte. Er zijn miljoenen mensen die nooit anders doen. Wat zijn we in Nederland dan eigenlijk een verwend volkje. Het is nooit goed. Het is te warm, te koud, te nat, te droog.
Als ik mensen zo hoor klagen, ga ik juist nog meer mijn best doen om dat vooral niet te doen.
‘Ja, het is warm, lekker hè, over een paar maanden is het weer heel koud’, zeg ik dan. Meestal is dat wel voldoende om de ander even de mond te snoeren.
Ondertussen ga ik door met al mijn bezigheden. Ik krijg energie van de warmte. Ik kan dat moeilijk uitleggen aan de mensen om mij heen. Je kan geen energie krijgen van die hitte, en toch is het zo. Ook op Curaçao heb ik dat. Waar mijn man het liefst met een boek in een hangmat ligt en de dag wegdut, wil ik het huis schilderen, de tuin snoeien, vegen, harken en ga zo maar door.
Ik word wakker bij zoveel zon. Ik kom weer tot leven. Mijn tropenbloed begint te stromen en ik voel de positieve energie door mijn lijf gieren. Ik ga nog even door, morgen kan het weer afgelopen zijn. Voor ik het weet zit ik in die winterdip. Ajo positiviteit, welkom geklaag

zaterdag 15 september 2012

Een walsje


In december kreeg ik het boek: Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin. Geschreven door Jan Brokken. Ik heb het in één ruk uitgelezen. Wat een magnifiek boek. Ik heb het verschillende collega’s aangeraden. Collega’s waarvan ik weet dat ze van muziek houden of zelf musiceren. Maar voor mij maakt het het extra leuk om te lezen, omdat de namen van de personages mij zo bekend voor komen.
Ik heb vrienden die zonder twijfel familie zijn van enkele personages. Daarnaast heb ik enkele personages zelf ontmoet of ken ik persoonlijk.
In het kort vertelt het boek over de muziekgeschiedenis van Curaçao. Over de componisten van weleer en over  musici  van nu. Over de Curaçaose wals en mazurka en hoe die zijn oorsprong vond bij Chopin.
Wat mij het meest bij bleef uit het boek was het feit dat de componisten, als ze iemand een plezier wilden doen een wals cadeau deden. Een traditie die  ontstond aan het einde van de negentiende eeuw en dat de gehele twintigste eeuw zou voorduren.
Nu wil het toeval dat mijn vader dit jaar zeventig zou worden. Is geworden inmiddels. Hij heeft zijn hele leven muziek gemaakt en heeft er altijd veel plezier aan beleefd. De gedachte om voor hem een wals te laten componeren was snel gemaakt.
Ik kende ook al een musicus op Curaçao die dit voor ons zo kunnen doen. Rond de jaarwisseling heb ik contact met hem gezocht en hij wilde dit graag doen. In juli was het stuk af. In augustus vierden wij de verjaardag van mijn vader. Het muziekstuk: wals voor Pedro genaamd, was een groot geheim. Nu is iets geheim houden in onze familie niet zo makkelijk, maar het is wonderwel gelukt.
Gezeten op een stoel, in de feestzaal, las ik een passage voor uit het boek. De passage over de traditie wat betreft het cadeau doen van walsen. En bij het einde van de passage lieten wij de muziek horen die gecomponeerd is voor mijn vader.
Zo’n speciaal gevoel. Als echte Antilliaan stond mijn vader op om mijn moeder ten dans te vragen en samen dansten ze als eerste op zijn eigen wals.
Een traditie waar ik nog nooit van had gehoord, maar die wij graag nieuw leven wilden inblazen en bij deze gedaan hebben. Genodigden op het feest waren ontroerd en spraken de hele avond over dit bijzondere cadeau. Niet alleen de Antillianen die er waren. Maar zeker ook de Nederlanders.
Pierre Dunker, de componist van het stuk, heeft een mooi stuk geschreven. Met dank dat je deze taak op je wilde nemen.
Het duurt nog even voordat ik zeventig ben, maar als er tegen die tijd iemand is die voor mij een wals wil schrijven dan zou ik dat een grote eer vinden.  Ik zal proberen om me niet met de compositie te bemoeien. 

zondag 9 september 2012

vakantie 2


Na vier dagen Oostenrijk wilde ik wel doorrijden naar Italië. Naar de warmte. Dertig graden lonkte
en we stapten in de auto.
Na een flink aantal uren in de auto gezeten te hebben, kwamen we aan bij het Gardameer. Een zeer
gewilde toeristische trekpleister bleek wel. Rond het meer alleen maar campings. De één nog groter
dan de andere. Glijbanen vanaf het zwembad van de camping uitkomend in het meer. Boten overal.
Verlekkerd keken we uit het raam en we zagen ons al liggen op het strand, met onze voeten in het
verkoelende water. Een soort van Disney-wateravontuur.
Bij de eerste camping werd ons vriendelijk gevraagd of we gereserveerd hadden en bij ons nee, werd
ons nog vriendelijker verteld dat de camping vol zat.
Dit gebeurde ook bij de volgende twee campings. Inmiddels zat kindlief te jengelen achterin, hadden
wij knallende koppijn en nog geen slaapplek in zicht.
Nog één camping zouden we proberen. Bij aankomst bleek al snel dat dit een kansloze missie was.
Op de parkeerplaats voor de camping stonden zeker twaalf caravans, aangesloten op stroom, te
wachten tot er een plekje vrij zou komen op de camping. Sommigen stonden er al vier dagen.
Gedesillusioneerd zochten we een parkeerplaats op. Wat nu? Ik ging op zoek naar een toilet, want
ook dat begon te dringen en bij terugkomst werd mij verteld dat we naar Verona zouden gaan. Nu
ben ik ooit toeristisch management assistent geworden via Schoevers, en heb ik van de hele wereld
alle highlights moeten leren, maar Verona is niet blijven plakken op mijn harde schijf. Lichtelijk
chagerijnig stapte ik weer in de auto. Nog verder rijden en dan nog wel naar zo’n duffe industriestad.
Geen vertier, geen vermaak, geen Disney-gevoel. In Verona hebben we een hotel geboekt. Midden
in het centrum waar we een hapje gingen eten.
En wow, wat is Verona een prachtige stad. Ik werd spontaan verliefd en wil er nog een keer naar
terug.
Budgettair, de volgende dag, toch uitgecheckt uit het hotel, en doorgereden richting Venetië. Met de
kennis van de vorige dag, nu eerst gebeld naar een camping en die hadden nog plek genoeg.
We hadden een prachtig plekje. Prachtig weer, tropisch warm, ik voelde mij er helemaal thuis. Vanaf
de camping liepen we zo het strand van de Adriatische kust op. De temperatuur voelde aan als de
Caribische zee, de kleur deed erg denken aan de Noordzee.
Er woei de hele dag door een zacht briesje, beter konden we ons niet wensen. Hoewel, de sta-plekken
waren zandplekken en bij elk zuchtje wind, woei er een woestijn aan zand mee naar binnen. Na
één dag snapten we ook waarom de buren allemaal bezems bij zich hadden, en veel windschermen
en luifels. Vanwege de warmte hadden wij geen binnentent meer nodig, maar na vier dagen zandhappen
wilde ik wel weer naar huis. Naar het comfort van eten zonder zand. Naar het comfort van
een koelkast met gekoeld drinken. Niet naar de campingwinkel lopen, de bartender lief aankijken
en met een zakje ijsklontjes weer terug naar de tent waar we in ieder geval op dat moment een koud
roseetje konden drinken.
En zo gezegd, zo gedaan. We zijn de volgende dag in één keer teruggereden naar huis. Hebben gedoucht
tot het doucheputje echt vol zand zat en zijn toen heerlijk gaan slapen in een bed zonder
zand. In een kamer zonder muggen, en met een koelkast binnen handbereik met koude drankjes.
Kamperen is leuk, maar een beetje comfort is ook zo gek nog niet.

dinsdag 4 september 2012

Vakantie


Gaan we naar Italië of naar Spanje? Het hele voorjaar had Italië de voorkeur. Via Oostenrijk, doorsteken naar Italië. Naar het mooie weer. Op het laatste moment kwam Spanje om de hoek kijken. Ook leuk. Ook te rijden.
We zouden vrijdag vertrekken en de donderdagavond ervoor besloten we dat het toch Italië zou worden en dat we ook maandags pas zouden vertrekken. De eerste nachten zouden we immers doorbrengen in Zuid-Duitsland en Oostenrijk en daar was het heel slecht weer. Veertien graden en regen. Geen weer om een tent op te zetten, laat staan te gaan kamperen.
Zondagmiddag ben ik de spullen gaan klaarzetten. Alles wat mee moest bij elkaar. Ondertussen werd het laatste stuk van het huis verbouwd door mijn man. Hij hielp dus niet mee met inpakken. En dat was een cruciale fout bleek later.
We reden de eerste dag tot ver in Duitslang. Zo’n honderd kilometer voor de Oostenrijkse grens zochten we een camping. Een mooie camping, op een hoog plat. We zouden er maar één nacht blijven en voor deze ene nacht hadden wij een kleine tent gekocht. Zo’n tent die je opgooit en hij staat. Alleen een scheerlijntje spannen en klaar is kees. Thuis geoefend, ging geweldig.
We pakken de tent uit de hoes en gooien hem op. Hij ontvouwt zich mooi, komt neer en plof. Hij zakt als een plumpudding in elkaar. Alle stokken steken overal uit en er is niets meer over van de mooie, voor één nacht tent. Weer inpakken, om bij de winkel verhaal te halen, is een onmogelijke  taak. De tent laat zich niet meer invouwen, de stokken weigeren elke buiging. We besluiten om de stokken eruit te halen en daar te laten. We nemen ons verlies en besluiten om de grote tent op te zetten.
Die staat sneller dan verwacht. ‘Schat, waar is de binnentent’, hoor ik mijn man zeggen. ‘Die zit ook in de zak’, zeg ik, maar ik vrees voor het ergste. Ja hoor. ‘De binnentent zit in een aparte zak, heb je die niet ingepakt?’.
Nee, zeg ik, en ik voel de woede omhoog borrelen. Ik heb de campingspullen ingepakt. Ik vond het al knap dat ik alles had gevonden. Was stiekem best trots op mezelf. Nu even niet meer. En mijn man staat krom van het lachen. Hij ziet er de humor wel van in. Ik stond op het punt om naar huis te rijden .
Inmiddels zijn we ervaren kampeerders hoor. Van de kapotte opgooitent hebben we provisorisch een binnentent gemaakt. Bij gebrek aan grondzeil ( ook vergeten) hoopten we op een droge nacht, wat ook gebeurde. En de volgende dag in Oostenrijk hebben we eerst een bezoek gebracht aan een bouwmarkt, waar we het grondzeil kochten.
Deze Antilliaan krijgen ze niet meer gek hoor. Nu was het de binnentent. Een vorige keer hadden we wel stoelen bij ons, maar geen tafel. En weer een andere keer wel bestek, maar geen borden. Ik ben benieuwd welk essentieel onderdeel we de volgende keer missen. En zolang het bij kamperen blijft valt het wel mee.

zondag 26 augustus 2012

35 graden in Nederland


35 graden in de schaduw in Nederland. We maken het niet elke dag mee. Dus als het warm is willen we allemaal naar de zee. Nu liggen de afstanden hier toch net iets anders dan op Curaçao , dus even snel naar Banda Bao zit er niet in.
Al vroeg stappen we in de auto, koelbox staat op de achterbank. Niet gevuld met ijsblokjes, maar met koelelementen, die de nacht ervoor in de vriezer hebben gelegen. We zijn niet de enigen die naar het strand willen. Met ons rijdt half Nederland richting het westen. Het gevolg is dat we al snel in de file staan. Niet even een kwartiertje, nee, een paar uur.
Drie uur later dan gepland zijn we dan toch bij de zee. Dat wil zeggen. Op de parkeerplaats om bij de zee te komen. We halen een kaartje bij de automaat en rekenen vast uit dat dit dagje parkeren minstens vijftien euro zal gaan kosten. Gelukkig staat de auto wel in de volle zon. Die moet toch ook kunnen genieten van het mooie weer.
We lopen het strand op waar de moed je van in de schoenen zakt. Half Nederland is naar dit stukje strand gekomen. Er is geen plek meer is de eerste gedachte.  Toch maar even doorzetten. Langs de gegraven kuilen van ongetwijfeld Duitsers zigzaggen we over het strand richting water. En we vinden nog een plekje ook. Tussen een familie met veel kinderen in de leeftijd van ‘ik gooi graag met zand’ en een groep puberende vrienden die onder luid gejoel veel biertjes wegdrinken waarna het blikje met veel vertoon  op een steeds groter wordende stapel wordt gegooid.
Nadat we onze spullen hebben uitgestald lopen we richting water. Het zand is gloeiend heet aan de voeten. Waarom is dat op Curaçao alleen op Playa Pretu en nergens anders? We lopen zo steeds sneller om bij de eerste natte plekken in het zand op onze tenen dansend verder te gaan. De schelpen zijn scherp, ze doen zeer aan onze voeten. Hebben wij nou eelt? Dat hadden we wel. Zijn onze voeten inmiddels eeltloos door al die jaren in schoenen? Of zijn de schelpen hier harder en scherper?
Dan hebben we toch eindelijk het water bereikt dat ijzig koud is. Het kan dan op het strand wel ruim dertig graden zijn, het water heeft minder goed zijn best gedaan. Toch is de afkoeling lekker.
Terug op de handdoek blijken de koelelementen niet opgewassen tegen zoveel warmte en zijn de drankjes lauw en daardoor net niet lekker. Een ijsje bij de ijskraam geeft verkoeling en verarming. We betalen de hoofdprijs.
Rond vijf uur terug naar huis. Weer in de file. Geen bbq op het strand, mag allemaal niet. Geen happy hour. En al zou die er zijn, met drank op achter het stuur hier is vragen om een peperdure bekeuring of inname rijbewijs.
35 graden in Nederland. Yes, heerlijk, het voelt als thuiskomen op een windstille  dag. En het leed dat erbij hoort nemen we voor lief. Als we ’s avonds thuis zijn en in de hete kolen van de bbq kijken denken we aan die stranden op Banda Bou waar je in de middag heen reed, geen file, onderweg stoppend bij de snack om wat zakken ijs in de jug te doen die het drinken de rest van de middag koel hield. Waar je de bbq in het begin van de middag al aanmaakte op het strand, om aan het einde van de middag naar de happy hour te kunnen rijden waar je nog een borrel pakte voordat je naar huis reed. Zucht, 35 in Nederland maakt me weemoedig.

zaterdag 18 augustus 2012

eilandgevoel


Het eilandgevoel is iets wat je niet zomaar aan anderen kan uitleggen. Het is fijn, het is speciaal en ja, het heeft ook zijn beperkingen.
Het wordt door onwetenden nog wel eens met een dorp vergeleken. Nee dus, daar kan je uit wanneer je wil. Je rijdt een stuk en weg ben je. Als je lang genoeg doorrijdt komt je wel zee tegen, en als je nog langer doorrijdt kom je nog meer zee tegen, maar nee, dat is dus niet hetzelfde.
Om toch dit gevoel zo nu en dan even terug te pakken is er wel een remedie. Op zoek naar een eiland. En in Nederland is de meest voor de hand liggende Texel.  Met de boot ben je in een klein uurtje in Texel. Een eiland dat beduidend kleiner is dan Curaçao. Formeel is het groter, 585 vierkante meters, maar daarvan liggen er ruim vierhonderd in het water. Het deel dat bovengronds ligt is 170 vierkante meter, tegenover de 444 vierkante meter die Curaçao ongeveer telt mag men stellen dat Texel kleiner is.
Dat geeft helemaal niets. Het is een leuk eiland en heeft voor ons maar één doel. Het eilandgevoel geven en dat lukt. We moeten betalen om met de boot op het eiland te komen.  De terugreis kost niets, iedereen wil weer weg is het motto, dus die boot zit wel vol.
Beste KLM en Arke Fly, neem hier een voorbeeld aan. Verhoog de enkele reis met de helft en geef de mensen een gratis terugreis. Ik denk dat de heer Geert Wilders dit de beste oplossing vindt voor het immigratiebeleid waar hij het zo niet mee eens is. Geef de Antillianen de mogelijkheid om terug te kunnen naar hun eiland voor minder geld en met een beetje geluk blijven ze weg.  Wellicht dat de heer Wiels, dit ook een oplossing vindt voor het eiland, maar dan andersom. Biedt de Nederlanders op het eiland hetzelfde voordeel aan.
Ook qua landschap voel je je hier wel thuis. Veel zand, weliswaar vooral in de duinen, in plaats van  opgespoten op de stranden, schapen in plaats van geiten, en ook hier uitgaansgelegenheden en een supermarkt. De zonuren, daar schort het nog wat aan, hoewel het in Texel toch bijna altijd mooi weer lijkt te zijn.  Maar het mooiste is toch dat ronde gevoel. Dat gevoel van: als ik te hard rij, dan kom ik een zee tegen, maakt niet uit welke kant ik uit ga. Als ik van dit eiland weg wil, dan zal ik hulp daarbij moeten hebben. Het zij een vliegtuig, het zij een boot.
Behalve Texel zijn er nog een paar Waddeneilanden. Eén daarvan, Rottermeroog is onbewoond. Nu de heer Wiels en de heer Wilders beiden uitgeregeerd zijn is het misschien een idee om dit aan hen cadeau te doen. Geen gouden handdrukken of zelf gecreëerde luxe ambtenaren posten. Nee, enkel die  ‘special boattrip’, die ook naar Texel vaart. Heenweg betalen, terug gratis  zolang de boot vaart. Als de boot vaart.  Het ultieme eilandgevoel. 

zondag 12 augustus 2012

Churandy Martina


En we hebben er weer een held bij. Churandy Martina. Wat een loper. Of hij nu wint of verliest maakt ons niets meer uit. Hij staat bij de Olympische Spelen. Bij de 100 meter zelfs in de finale. Bij de 200 meter wellicht ook, maar dit is geschreven voordat dat bekend is. Hij heeft zich nu geplaatst voor de halve finale.
We waren nog onderweg in de auto. ‘Zijn we op tijd thuis om die wedstrijd te zien?’, wilde ik weten. Je kijkt toch steeds de samenvatting in de ochtend vroeg manlief. Ja, dat is ook zo, maar nu niet. Dit wilde ik natuurlijk live zien. Geef ons Antillianen een Antilliaan op tv en we zitten klaar. Fans van het eerste uur. Zo gek als de gemiddelde Nederlander wordt bij voetbalwedstrijden, zo gek zijn wij op elke sport zolang er maar een Antilliaan in mee doet.
En we zaten op tijd voor de buis. Wat een spanning, wat een kracht en wat kan hij lopen. En hij stond in die droomfinale. Hij werd zesde, wat een prestatie.
Maar dan dat commentaar. Ik hoorde ( na een kwalificatieronde) een verslaggever ter plaatse zeggen: ‘Als je nu sneller was gestart, dan had je misschien wel gewonnen’. En niet één keer, hij maakte deze opmerking twee keer.  Gelukkig was Churandy lekker nuchter en vooral blij dat hij de finale had gehaald. Hij lachte zijn gouden tand bloot en bleef beleefd. Zelf had ik die verslaggever het liefst een paar nieuwe gouden tanden gegeven, nadat ik eerst een paar witte uit had gewerkt. Om het nog een beetje netjes te houden: wat een ontzettend nare man was dat.
Inmiddels zijn er ook andere verslaggevers en televisie presentatoren geweest die deze bijzondere jongen net niet de credits geven die hij verdient. Ze weten denk ik niet zo goed in welk hokje ze hem nu weer moeten stoppen.
Nu krijg ik vast het commentaar dat ik dit zo erg vindt omdat het een Curaçaoënaar overkomt, ja natuurlijk, maar ik erger me al langer aan de verslaggeving op de televisie hier.
Die hokjes daar is Nederland zo goed in. Iedereen past er wel in één. En als je nergens in past, dan verzinnen ze er wel één voor je. Nu is Churandy niet snel ergens in te stoppen. Ja, hij komt van Curaçao, maar komt uit voor Nederland. Wat ben je dan? Een Curaçaose Nederlander, een Caribische Nederlander, een Nederlandse Curaçaoënaar,  een Nederlander, een overzeese Nederlander, en ga zo nog maar even door.
Waarom kan hij niet gewoon Churandy Martina heten, een enorm sterke atleet? Waarom in een hokje, zolang hij binnen die lijntjes blijft lopen is hij mijn held. Go Churandy, go !

dinsdag 7 augustus 2012

lunchen


Lunchen. Je kan niet zonder en je kan niet met. Je moet iets eten tussen de middag. Anders hou je de dag niet vol, maar wat hè. Zoals de meeste mensen ben ik de hele dag op mijn werk. Ik heb een continue rooster, dus even tussendoor naar huis zit er voor mij niet in. Ik moet ’s ochtends bedenken wat ik om 12 uur wil eten.
En dat weet ik dus niet. Meestal gooi een half brood in mijn tas, wat vleesbeleg, een pot pindakaas en wat kaas. Daar kan ik redelijk mee uit de voeten. Je kan er een tosti van maken, of iets dergelijks. Ook wil ik nog wel eens het kliekje van de vorige avond mee nemen. Dan warm ik dat op in de magnetron. Tot groot verdriet van mijn collega’s die al die heerlijke geuren door de koffiekamer heen ruiken en zelf hun meegebrachte bruine boterham met kaas eten.
Ik denk terug aan de johnny cakes, de kroketten, loempia en pan ku ham hasa die we kochten bij de snack naast de school, of bij de buurvrouw van de school die vanuit een raam in de achterkamer li verkocht. Zo lekker, altijd te veel. De pauzes duurden altijd korter dan dat de li duurde. Stiekem meenemen lukte niet, dus het laatste restje werd vaak weggegooid, nadat je nog een laatste teug van de li nam.
Op onze school zat een Chinese jongen die elke dag een saté ku batata kreeg. Zijn moeder kwam die elke dag persoonlijk brengen. Achteraf gezien best zielig. Die jongen was al niet de slankste, zou dat met deze moeder ook nooit worden. Laat staan het feit dat je op je zestiende nog eten gebracht krijgt van je moeder. Reden om toch een traumatische jeugd te hebben.
Hier zie je in de supermarkten borden hangen dat schoolgaande jeugd alleen naar binnen mag in de pauzes, als ze hun tassen bij de ingang laten liggen en niet met meer dan vier tegelijk door de winkel heen lopen. Ze kunnen beter op school hun lunch kopen, maar op de meeste scholen zijn de broodjes kroket vervangen door broodjes gezond en in de snoepautomaat liggen nu ook zakjes wortelen.
Zelf heb ik dus geen tijd om buitenschool een lunch te halen. Dankbaar ben ik vaak voor de jarige kinderen die chips komen uitdelen. En voor de achtste groepers. Sommigen van hen hebben toestemming van hun ouders om boodschappen te mogen doen voor ons leraren. Zo sturen we ze wel eens op pad om een Turkse pizza te halen. Met saus en sla erop. Een beetje: tur kos ariba.  Maar om niet net als mijn Chinese schoolgenoot te eindigen als best lopende voorbeeld bij de Weight Watchers, eet ik die pizza maar één keer in de maand. En geniet ik met lange tanden de andere dagen van mijn broodje kaas.





vrijdag 29 juni 2012

vroeg opstaan


Vroeg opstaan. Ik heb er een haat-liefdes verhouding mee. Ik ben een ochtendmens. Dus sta ik graag op tijd op, omdat ik dan het meeste werk verzet krijg. Maar als die wekker gaat wil ik hem het liefste door de kamer heen gooien in de hoop dat hij een pijnlijke dood heeft en mij nooit meer wakker maakt. Ook mijn zoon heeft de neiging om ons op onchristelijke tijden wakker te maken. Om hem nou ook door die kamer heen te gooien gaat wat ver, maar het gevoel is er niet minder om. Mijn hele lijf schreeuwt: ik wil nog doorslapen. Vooral in de winter is dit een probleem. Het is buiten nog donker en in de kamer is het koud. Onder de dekens is het warm. Mijn bioritme loopt niet gelijk met het ecoritme.
Op de Antillen had ik er geen last van. Als klein kind op Bonaire, was ik altijd vroeg wakker, als ik de verhalen mag geloven. Zo vroeg dat mijn vader met mij over het eiland ging rondrijden. Schelpen zoeken bij witte pan. Ook op Curaçao was het geen probleem. Om zes uur opstaan was heel gewoon. School begon om half acht, dus je moest wel. Vroeg opstaan, onder die te koude douche, in de auto en naar school.
Tegen de tijd dat ik begon uit te gaan werd het iets moeilijker om op te staan, maar ook nu stond ik liever vroeg op om nog wat te studeren, dan dat ik later in de avond doorging.
In Nederland lukt het niet. In de zomer wil het nog wel eens lukken om uit mezelf wakker te worden. Bij mooi weer, als de vogels fluiten, de zon door de gordijnen heen op mijn gezicht schijnt en onze kleine nog in zijn eigen bed ligt. Voorwaarde is wel dat ik de avond van te voren op tijd in bed lig en dat ik een rustige nacht heb.
De meeste maanden van het jaar wil het niet lukken om op tijd op te staan. Dat gevoel van vroeger is er niet meer. Ik vloek en zucht wanneer ik die wekker hoor. Mijn man vloekt en zucht de volgende vier keer als ik op snooze heb gedrukt.
Te laat komen tijdens je studie, waardoor je een college mist is niet zo erg. Drie keer in één week te laat komen op je werk, dat vonden ze wel een probleem. Mijn leidinggevende bood aan mij te bellen elke ochtend. Nu vond ik mijn leidinggevende toen best aardig, maar om zeven uur in de ochtend ietwat te veel van het goeie. Dus om niet met een pesthumeur op mijn werk te komen heb ik hier vriendelijk voor bedankt.
Ik heb nog geprobeerd om mijn leidinggevende uit te leggen dat op tijd komen zo ‘not done’ is voor een Antilliaan. Als Marokkanen hun hoofddoek op mogen houden en Joden hun keppeltje. Waarom mogen wij dan niet te laat komen. Ik heb hem zelfs aangeboden: geef mij maar een klas met alle Antillianen, dan heeft niemand meer een probleem.
Twee wekkers boden uiteindelijk uitkomst. De één kon ik nog op snooze zetten, de tweede…. stond aan de andere kant van de kamer.

zaterdag 16 juni 2012

Eetgewoontes


Iets bestellen van de menu kaart dat je eigenlijk niet kent is best een risico. Wie weet wat je te eten krijgt. In China zou ik mij daar niet aan wagen, aangezien ze daar ook hond en kat voorschotelen. Laat staan al die spinnen en andere insekten. Ik wil ze niet levend, maar zeker ook niet dood op mijn bord zien.
Voor mijn moeder is dit een soort sport geworden. Iets bestellen, waarvan ze niet weet wat het is. Dat bleek in Spanje een heel klein gerechtje te zijn, opgediend in twee hele kleine schelpjes.
Nu zijn de meeste Nederlanders niet zo ondernemend wat betreft hun eetkeuzes. In Spanje eten ze het liefst bij Kees Kroket en in Turkije lopen ze graag een blokje om naar Fred Frikadel. Ook Hans en Frietje, ooit een frietkraam op Curaçao kon geen kwaad doen bij de Nederlanders. Wat de boer niet kent, dat vreet hij niet.
Zelf wil ik graag dingen proberen, maar wel binnen de grenzen van mijn voorstellingsvermogen. Ik ben erg visueel ingesteld, een echte plaatjesdenker, dus het moet er al wel een beetje lekker uitzien. Mijn tante had jambo gemaakt. Nu ik daar woonde ( net vers uit Nederland gekomen in de jaren tachtig) moesten we dat een keer eten. Het zag er net zo uit als erwtensoep. Net zo groen in ieder geval en dat kende ik, dus dat kon geen kwaad dacht ik. Tot ik de lepel in de kom soep zette en naar mijn mond wilde brengen. De slijm trok een sliert van soepkom tot aan de lepel die gevaarlijk dicht in de buurt van mijn mond kwam.
Het beeld dat mij voor ogen schoot was dat ik die slijmsliert op zou slurpen en dat ik in één slurp de hele kom leeg zou zuigen. Met alle beleefdheid die ik als puber in mij had heb ik de soepkop teruggegeven om vervolgens nooit meer jambo te eten.
Jaren later lag een bekende van me in het Sehos. Op het menu van die dag stond lenga. Wachtend op de vis die zou komen werd ze onaangenaam verrast met de tong die op haar bord lag. Weliswaar ook een tong, maar geen die ooit in de zee had gezwommen.
Andersom gebeurt het ook. Dan komt een Antilliaan op de boulevard van Scheveningen en ziet daar een haringkar staan. Lekker visje eten. Totdat hij ziet dat deze rauw, aan zijn staart omhoog gehouden opgegeten wordt. Of de erwtensoep. Die qua kleur toch veel weg heeft van de jambo. Die hij waarschijnlijk kent van thuis. Vol goede moed zet hij de lepel in zijn soepkom, en als hij een beetje pech heeft blijft de lepel staan. Zo dik is de soep gemaakt.
In Nederland kan je ook eten uit de Antilliaanse keuken. Gisteren nog gegeten in Rotterdam. Een geweldig leuk restaurant,  goede vrienden, prima sfeer. Maar de kaart wordt wel aangepast aan het land waar ze zitten. Ze willen hun Nederlandse klandizie ook niet kwijt. Dus wel banana hasa, scampi’s, bakijouw en funchi hasa, maar geen lenga, igra, kabes, iguana of sopi mondongo.
Nederland is er nog niet klaar voor. Ik ben er nog niet klaar voor. Eerst die plaatjes uit mijn hoofd, dan ontstaat er misschien ruimte. Hoewel, met dubbele tong praten is voor niemand plezierig om naar te luisteren, en ik ben al slim zat, hoef er geen hersens bij te hebben om te weten dat ik het misschien toch maar niet moet doen.


zaterdag 9 juni 2012

wereldreiziger


Op de basisschool in Nederland moest ik vaak uitleggen waar ik vandaan kom. Bonaire. Hadden velen nog nooit van gehoord. Na een paar spreekbeurten wisten de meesten het toch wel te vinden op de kaart, maar daar hield het op. De informatie die ze ervan hadden , kwam van mij.  Ik had ze van alles op de mouw kunnen spelden, maar mijn trots op mijn roots heeft mij hier onbewust van weerhouden.
Dat ik al had gevlogen was voor velen wel het toppunt van luxe. Ik was een soort van ontdekkingsreiziger. Zelf vond ik het inmiddels ook heel speciaal. Ik was tien en had al meer dan 8 keer gevlogen. Dat het merendeel daarvan op en neer van Bonaire naar Curaçao was maakte niet uit. Ik had gevlogen. Dat zij dezelfde afstand aflegden, maar dan in een auto is nooit als vergelijking verteld.
De meesten uit mijn klas waren nog nooit in Amsterdam geweest. Dat lag ruim honderd kilometer verder. Sterker nog. De meesten waren nog nooit het dorp uitgeweest. De gemeente grens was al een hele happening. Met mijn verre buitenlandonderneming was ik een soort van bezienswaardigheid. Toen wij op mijn veertiende weer teruggingen was dat de bevestiging. Ik was een wereldreiziger.
Het werd mij al snel duidelijk op Curaçao dat ik helemaal niet zo bijzonder was. Om van het eiland af te komen moest je wel vliegen. Ik had inmiddels vrienden die vele malen vaker dan mij hadden gevlogen. Vrienden met huizen in het buitenland. Die zoveel meer van de wereld hadden gezien dan ik. Snel stond ik weer met beide benen op de grond.
Ook tijdens mijn studie en nu op het werk ontmoet ik veel mensen die veel meer van de wereld hebben gezien dan ik. Rondreizen door Azië, Afrika en het Midden-Oosten. Overal zijn ze geweest. Overal vliegen ze heen. Er zijn dus een heleboel wereldreizigers.
Het gevoel van wereldreiziger zijn zit hem niet alleen in het vliegen. Ook in mijn vrienden. De contacten van toen waren en zijn heel divers. Vanuit vele uithoeken van de wereld zijn hun ouders door de jaren en eeuwen heen op Curaçao terecht gekomen. Met elk hun cultuur en gewoontes die ze meenamen. Deze heb ik omarmd en leren kennen. Zij zijn mij dierbaar en maken van mij die wereldburger.
Dus ja, in sommige ogen ben ik exotisch en heb ik veel gezien van de wereld, waarschijnlijk minder dan een heleboel Nederlanders op dit moment, maar die cultuur die ik meeneem, die maakt dat ik mij rijk voel. Dat ik mij een uitzondering voel.
 Ook nu ken ik mensen die nooit verder dan de gemeente grens zijn gekomen. Voor hen ben ik enorm exotisch. Maar als je me op een zondag in een joggingbroek met slobbertrui door het huis ziet lopen, dan is daar weinig exotisch aan hoor. Bedenk dan dat ik achter mijn pc kruip en mij onderdompel in de wereld van fb. Een wereld van culturen en gewoontes die met elkaar versmelten en waar iedereen gelijk is. 

zondag 3 juni 2012

soap series


Televisie kijken deed ik eigenlijk zelden toen ik op Curaçao woonde. Wij konden alleen tele8 ontvangen. En behalve telefiesta en wega di number heb ik er niets van onthouden. Wij hadden in die tijd ook nog geen kastjes waarmee je Amerikaanse zenders kon ontvangen. Die namen mijn ouders pas toen we al studeerden in Nederland. Ik heb het ook nooit gemist toen ik er woonde. Er was genoeg te doen en we luisterden graag naar de radio.
In Nederland keken we veel tv. Daar leerde ik ook soaps kijken. Ik had er wel van gehoord. Ik had een tante die geen woord Spaans sprak, maar alle Spaanse telenovellas kon volgen. Wonderbaarlijk vond ik het. Pas in Nederland heb ik dat begrepen. Er viel niets te snappen aan een soap. Als je enkel wat basiswoorden kent en gezichten kan onthouden, dan kan je ze een heel aardig eind volgen.
Via studiegenoten maakte ik kennis met soaps. Amerikaanse soaps. As the World turns en de the bold and the beautiful. Ik keek ze en volgde ze. Tijdens het studeren. Gaat prima samen, je hoeft je aandacht namelijk helemaal niet bij de tv te houden, je hebt wat achtergrondgeluid en aan het eind van het programma weet je nog precies wat er is gebeurd.
Tijdens vakanties op Curaçao keken we natuurlijk ook soaps. Nu wel, we hadden inmiddels TDS. Ik kon nu niet achteloos kijken en ondertussen iets anders doen. In Nederland lopen we standaard een paar jaar achter met dit soort series. Daar krijgen we het rechtstreeks. Opletten dus. Niet alleen voor mijzelf, maar ook voor mijn klasgenoten. Die wilden na de vakantie allemaal weten hoe het met hun favoriete serie verder ging. Aantekeningen maken om de verschillende verhaallijnen van de verschillende series goed terug te kunnen vertellen heb ik nooit gemaakt, maar ik had er een handel in kunnen beginnen.
Ik kijk ze allang niet meer. Als je ze één seizoen hebt gezien, dan heb je ze alle vijftig seizoenen gezien. Toch kon ik het niet laten om de laatste aflevering van as the World turns te kijken. En ook die kwam hier pas twee jaar later. Ik had me voorgenomen om deze te zien, maar had ze volledig gemist. Via internet toch gekeken en eerlijk is eerlijk, ook nu niets gemist. Ik heb zeker tien jaar niet gekeken en kon het verhaal zonder problemen volgen. 
Nu met internet kan iedereen op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen van hun favoriete soap. En eerlijk gezegd is dat best een beetje jammer. Ik vond mijzelf wel speciaal dat ik aan mijn studiegenoten kon vertellen wat er zou gaan gebeuren. Ik wist dat. Alleen ik. Ik had even mijn vijf minuten of fame. Ik had een handeltje moeten beginnen. Dat ik daar nu pas aan denk. 

zondag 27 mei 2012

scheren


Het is mij niet vaak overkomen, maar de keren dat het mij overkwam willen niet uit mijn herinnering verdwijnen. Hoe goed ik ook mijn best doe.
Lichaamsbeharing. En dan heb ik het niet over de borstharen van de man. Zelfs niet over de rugharen van een man, die wat mij betreft best opgenomen mogen worden in het verzekeringspakket, onder het kopje, permanent verwijderen, volledig vergoed.
Nee, ik heb het over lichaamsbeharing bij de vrouw. specifiek die onder haar oksels en op haar benen. Haar bikinilijn nog daargelaten.
Wij hadden twee dames op bezoek. Zij kwamen bij ons eten op Curaçao. Ik moet een jaar of zestien geweest zijn. Midden in de pubertijd en niet te genieten. Ik gaf regelmatig mensen een sneer als ik het ergens niet mee eens was, maar deze keer was ik met stomheid geslagen. We zaten buiten, bbq aan, bord op schoot en waarom ik het nog niet had gezien is mij een raadsel. Maar ik neem een hap van mijn vlees en op dat moment valt mijn oog op de oksel van mijn buurvrouw. De haren klonterden aan elkaar van het zweet en ik verloor op dat moment mijn eetlust.
Op de beach was het mij al opgevallen dat niet alle vrouwen het nauw namen met het scheren van hun benen, sommigen namen zelfs de moeite niet om hun bikinilijn bij te werken. Dit waren altijd Hollandse vrouwen. Trots op hun puurheid, vertelde iemand mij ooit. Dit zijn dezelfde vrouwen die vinden dat je moet bevallen zonder verdoving. Puur natuur. Ik heb het gedaan, dat bevallen zonder verdoving,  puur natuur, buiten mijn wil om trouwens, maar geloof mij, er is niets natuurlijks aan. Pure vrouwenmishandeling is het. Het is dat je een geweldige beloning krijgt, maar anders.
Het eerste dat ik deed toen ik voet op Curaçaose bodem zette, op mijn veertiende, was mijn benen en armen scheren. Toen , in het dorp waar ik woonde, in Nederland, was dit niet gewoon, maar mijn moeder, en ik ben haar daar nog steeds dankbaar voor, gaf mij de tondeuse en liet mij mijn benen scheren. Een gewoonte waar ik snel aan wende. Iedereen deed dit.
In Nederland word ik niet vaak  geconfronteerd met het fenomeen lichaamsbeharing. De benen zitten de meeste maanden verstopt in broeken of maillots, de bikinilijn zie ik alleen als ik in het zwembad kom en dat probeer ik zo min mogelijk te doen hier. Maar okselhaar. Dat is een lastige. Zodra het zonnetje zich laat zien vinden vrouwen dat ze hemdjes aan moeten. Ik vind van niet. Met stoppels kan ik leven, maar zodra je er vlechtjes in kan leggen word ik net goed.
Dan sta je in de supermarkt, je wagen vol met heerlijke etenswaren en de buurvrouw voor je doet haar arm om hoog om iets te pakken en je kijkt vol in die bos haar. Ik wil gillen, maar grijp mij vast aan mijn kar met al die lekkere dingen waar ik geen zin meer in heb.
Ik heb nu één collega die haar armen niet scheert. Ik denk niet eens uit principe. Het interesseert haar gewoon niet. Mij wel. Het interesseert mij enorm. Vrouw, scheer je weg.

zondag 20 mei 2012

Brassband


Jaren geleden trapte ik er al in en vorige week weer. De aankondiging van een brassband.  Op de kermis in Schijndel notabene. Dit doet mijn hart sneller kloppen. Ik zorg dat iedereen op tijd op de kermis is, dat de nodige attracties gereden zijn. Suikerspin is weggesnoept. Oliebollen in de zak om mee naar huis te nemen.
En daar komen ze. Trommels in de hand, aangepaste kleding, dat wil zeggen, een soort van Braziliaanse outfit. Felle kleuren, glimmende stofjes, de heren de blouse net niet dichtgeknoopt. De dames vol in de make-up. De man met het fluitje is duidelijk de leider, hij geeft het signaal en ze gaan van start.
Ik sta vooraan, klaar om te genieten. Maar na een minuut of vijf is mijn interesse tot het nulpunt gedaald. Ik ben er weer ingetrapt. Het is het net niet. Ik mis iets, maar kan moeilijk uitleggen wat het is. Ik vertel een vriendin, die mee was, dat ik op Facebook wel een filmpje zal laten zien van een echte brassband. Dat dit een slechte namaak was. Een dappere poging om exotisch te klinken. Maar verder dan hun kleding lukte dit niet echt.
Thuis ben ik meteen gaan rondsurfen op youtube. Ik wilde een echte brassband horen en zien. Bewegingen horen erbij. Dansjes en trucjes met de trommels. Ik heb er een heleboel gehoord en gezien. De een nog beter dan de ander, maar ik kon mijzelf er niet toe zetten om dit op facebook met die vriendin te delen.
Gaandeweg de filmpjes die ik bekeek moest ik bekennen dat de band op de kermis het niet eens zo heel erg slecht had gedaan. Goed, ze deden geen trucjes, ze hadden geen dansje en ze hadden wat sneller mogen wisselen van ritmes. Maar misschien gingen ze dat alsnog wel doen. Had ik ze wel een kans gegeven? Was ik niet te snel weggegaan na mijn gevoel van teleurstelling? Waarschijnlijk wel, maar terugkijkend mis ik nog steeds iets. Het is moeilijk te bepalen wat. De temperatuur deed veel, het was koud, de kleur deed ook veel, ze waren te Hollands. Hun bewegingen net niet soepel genoeg in de heupen.
Ik vind lang niet alles dat van Curaçao komt goed, maar alles wat ze hier na proberen te doen bij voorbaat wel een slechte kopie. Dat ik zo kortzichtig kon zijn wist ik niet.
Op onze bruiloft wilde ik heel graag een brassband bij het verlaten van het gemeentehuis. Op internet hebben we flink rondgekeken toen of we goede bands zagen. Die waren er. Verschillende. Budgettair gezien zijn zij uiteindelijk wegbezuinigd van onze bruiloft. Achteraf hadden we misschien ook genoegen kunnen nemen met de plaatselijke brassband uit Schijndel. Al onze Nederlandse gasten zouden het verschil niet horen, maar er waren zoveel Antillianen, zij wel. Zij zouden het horen. Ze zouden zich afvragen: het is het net niet, maar waar ligt het toch aan 

zaterdag 12 mei 2012

Curaçao op tv


Als er een programma over Curaçao op televisie is dan wil ik dat zien. Zo was er een prachtige uitzending over Tania Kross en haar stamboomverleden. Dat is televisie op zijn best. Helaas zien we ook vaak televisie op zijn slechts. Dan komen de minder mooie kanten van Curaçao in beeld. En dat mag, dat moet zelfs, maar de manier waarop is pijnlijk.
Te vaak zien we programma’s over probleemjongeren. Negen van de tien keer gaat het dan over een jongen, en ook dan, negen van de tien keer is het een jongen van Curaçao. Voordat dit bekend wordt gemaakt weet ik het al. De beelden van het eiland herken ik uit duizenden, het accent ook en de naam geeft de identiteit weg. Dat deze jongeren ontsporen is heel erg. Dat dat gebeurt in een land waar ze zich vaak niet welkom voelen is ook erg. Dat de media daar een slaatje uit probeert te slaan is stuitend. Onder het mom van een goede documentaire, maken ze emo-tv, waarin de jongere niet gespaard wordt, waar tegelijkertijd naar de moeder wordt uitgehaald, of de oma, in ieder geval de opvoeders van dit kind. En passend wordt nog even vermeld dat vele jongeren op Curaçao een zelfde toekomst tegemoet gaan.
Op zo’n moment wil ik de tv wel uit het raam gooien. Wordt wakker mensen. Dit is niet het beeld dat jullie van Curaçao zouden moeten hebben. Ja natuurlijk is het belangrijk dat er aandacht is voor deze jongeren, maar er zijn zoveel verhalen te vertellen. Waarom dan altijd deze. Een graag gezien onderwerp bij de omroepbazen van Nederland is ook de criminaliteit op Curaçao. In die programma’s worden alle vooroordelen die er zijn over Curaçao bevestigd. En dat doet pijn.
Nog niet zolang geleden was er aandacht over de politieke situatie op Curaçao. Het kwam er op neer dat we afstevenen op een dictatuur met de heer Schotte aan de macht. Nu ken ik Gerrit Schotte nog van de tijd dat hij Gerritje heette. Veertien jaar was en een enorm ego had.
De grootte van dat ego is niets veranderd, laat hem het dan op de juiste manier gaan gebruiken. Hij zou hier op de televisie moeten verschijnen. Hij zou moeten vertellen aan Nederland dat het goed gaat met het eiland, dat er iets wordt gedaan aan de criminaliteit, dat er iets gedaan wordt aan de corruptie ,dat er onderzoeken gaan komen om alle verdenkingen uit te sluiten, zodat de wereld kan zien wat voor een fijn eiland het is. Positief profileren. Dat hebben wij als Antillianen nodig in Nederland. Nu moeten we ons te vaak verdedigen over hetgeen er op de televisie verschijnt.
Net als vroeger maak ik mij geen illusies over de heer Schotte. Hij zal zijn ambtstermijn wel uitzitten, en wij zullen ons flink achter de oren moeten krabben. Welke jonge Antilliaan heeft iets gestudeerd dat in de buurt komt van multi media?  Wie durft de uitdaging aan om programma’s te gaan maken die een ander licht laten schijnen op dit mooie eiland?
En als ik dit dan toch durf te vragen. Dan heb ik er nog één: Wie heeft er politicologie gestudeerd? ….

zondag 6 mei 2012

kijken en bekeken worden


Het motto kijken en bekeken worden is zeker van toepassing op Curaçao. De een is nog mooier dan de ander bij bruiloften en partijen. Dames op hakken, veel bling bling, de heren in pak, de huid gepoederd. Maar niet alleen bij bruiloften en partijen.
 Ook op het strand is dit fenomeen aanwezig. En hoewel mijn bikini’s  door de jaren heen met mijn maten zijn meegegroeid lijken ze op het strand alleen maar kleiner te worden. Ik voel mij bekeken, maar kijk zelf ook mij ogen uit. De nagels zijn gelakt, de benen geschoren, make-up en zonnebril maken het verschil.
In Nederland doe ik een dappere poging om gezien te worden. En dat lukt soms best goed, maar die winter hè. Die gooit behoorlijk wat roet in het spel. Heb je net dat leuke rokje uit de wasmand gevist, hemdje erboven op, blousje erbij. Tot zover gaat het goed, maar de spelbreker zit hem in de rest. Dikke maillot waardoor er geen been meer is te zien. Laat staan gelakte teennagels. Hoge laarsen waardoor ook de vorm van het been voor een groot deel wegvalt. Over het blousje een vest of trui. Deze verhult de meeste vrouwelijke vormen. Dikke winterjas wat enige vorm, die een vest nog kan brengen totaal wegwerkt. Handschoenen verbergen gelakte handnagels en als kers op de taart. Een muts over onze haren die net in model geföhnd waren.
Make-up is het enige dat nog zichtbaar is van mijn sexy, exotische uitstraling. Helaas, door de strieme wind en harde regen is de make-up uitgelopen, heb ik traanogen en een snotneus.
Zodra de lente zich aankondigt en de eerste zonnestralen zich aandienen gaan de lagen uit bij mij. Ik draag zomerschoenen zonder panty’s, blousjes met een hemdje eronder en hooguit een zomerjas. De gevolgen zijn niet van de lucht. Ik kijk en zie dat ik bekeken wordt. Blikken volgen mij, ik voel mij weer thuis, zo was dat. Ik word aangesproken door onbekenden. Ik sta klaar om een compliment in ontvangst te nemen, schud mijn haar nog eens los en kijk snel in de etalageruit of mijn make-up nog goed zit.
‘Heeft u het niet koud  mevrouw’, wordt mij gevraagd. ‘U staat zo te bibberen’.
Nee hoor, antwoord ik met onvaste stem en onzeker loop ik door. Snel naar huis om mijn imagodeuk op te warmen met dikke sokken, een warme trui, een heet kopje thee onder een fleece deken op de bank. Even gauw de gordijnen dicht doen. Ik wil nu niet gezien worden.


woensdag 2 mei 2012

zwemles


Zwemlessen heb ik nooit op Curaçao gehad. Die heb ik in Nederland gehaald. Wat ik mij er vooral van herinner is dat we voor schooltijd al in de auto van een buurvrouw zaten. En die auto stonk. De stank was een combinatie van kattenpies en omgevallen , inmiddels zure, koeienmelk. Ik heb aan mijn zwemlessen niet de beste herinneringen.
Ik zal niet veel lessen nodig hebben gehad denk ik nu. Mijn eerste vier jaar woonde ik op Boniare. Ik zwom al voordat ik kon lopen. Maar als de lessen maar een beetje op de lessen van nu lijken dan had ik misschien pech. Hier maken ze de kinderen eerst tien weken lang watervrij. Dat mijn zoon al twee jaar zonder nadenken in een zwembad springt maakt dan niet uit. De hele groep moet watervrij zijn, dan pas gaan ze verder. Voor de zwemles zijn we naar een ander dorp uitgeweken. Zeer ouderwetse methode, maar wel effectief. Na bijna een jaar mag hij over een paar weken op voor zijn A-diploma.
Vlak voor de kerst zonk de moed mij in de schoenen en stond ik op het punt om hem van de zwemles af te halen. Hij speelde meer in het water dan dat hij vooruit kwam. Als hij dan al verwoede pogingen deed om de schoolslag te doen , zag ik hem eerst een paar pirouettes draaien om zijn eigen as, voordat de zwemjuf hem weer vooruit duwde, de goede richting uit.
Ik stelde de beslissing nog even uit. Eerst op vakantie naar Curaçao. Daar heeft hij drie weken lang gezwommen, gedoken en met heel veel plezier in het water gelegen. Hoe anders was dat een paar jaar geleden. Toen was elke steen een krokodil. Het maakte niet uit waar we gingen zwemmen. Hij hing om mijn hals en liet niet los. Daar was nu geen sprake van. Hij was vrij in het water en later bleek op de zwemles dat hij ook nog wat had bijgeleerd. Hij ging vooruit, hij zwom de anderen voorbij en je kon zien dat hij geoefend had.
Nu het diploma zwemmen voor de deur staat besloot ik nog wat extra te oefenen. Met frisse tegenzin naar een zwembad dat dichter bij huis is. Geen bandjes, geen kurken om, gewoon het water in en oefenen. Onze tenen waren nog niet nat toen er al een badjuf naast ons stond: ‘heeft hij een diploma?’. Nee, leg ik uit, daarvoor kom ik juist. Om te oefenen zonder kurken , zodat hij straks zijn diploma kan halen. Geen sprake van was het antwoord. Of de bandjes om, of uit het water.
En hoewel ze gelijk hebben denk ik ook: hoe makkelijk is het dan op Curaçao.  Je gaat naar de baai en je gaat zwemmen. Geen badjuffen die je tegenhouden, hooguit een kassajuffrouw als je niet betaalt. En ook dat is te omzeilen. Om vijf uur zwemmen is nog steeds leuk en op Caracasbaai zwemmen is ook leuk.  Alleen jammer van die krokodillen die daar in het water zitten. Dus wat is wijsheid. Tot in den treuren zwemlessen volgen in een zwembad in Nederland of leren omgaan met de krokodillen en daaromheen leren zwemmen.