zaterdag 17 december 2016

Kerstkrant 2016

De balans opmaken nadat we alle seizoenen minstens één keer hadden doorlopen. Dat is één van de voorwaardes geweest toen we het avontuur van remigreren aan gingen. De eerste twee seizoenen zijn we door. We maken de tussenbalans op. We hebben het staartje van de zomer meegemaakt. In deze weken maakten we kennis met het logge apparaat dat overheid heet. Niet alleen tijdens de verkiezingen, maar ook tijdens alle inschrijfperikelen. Het één verliep nog stroperiger dan het ander, maar gaandeweg begonnen we het systeem door te krijgen. We leerden ermee om te gaan en hoorden van familie dat het in Nederland net zo bureaucratisch is als hier. Ook daar wordt je van het ene loket naar het andere gestuurd of ontvang je pas na weken informatie die je in de eerste week al nodig had gehad. We maken ons geen illusies, het hoort erbij. Stil verzet blijven we voeren, in de hoop dat het in de toekomst makkelijker kan. En zo kwamen we ongemerkt in de herfst. De herfst die hier niet gepaard gaat met blaadjes die van de bomen vallen, nadat ze eerst vele kleuren van een palet hebben laten zien. Nee, de herfst die windstilte met zich meebrengt en regen. Dagen, weken en inmiddels maanden van windstilte. Ik probeer mij voor te stellen hoe het ook alweer was met wind, maar stop er weer gauw mee. De inspanning is te warm, ik koel er niet vanaf. Het dragen van lange broeken naar mijn werk is heel gewoon. Prettig ook tegen de muggen die helaas ook daar hun weg naar mijn lichaam zoeken, maar ik voel het zweet langs mijn been naar beneden lopen. Hoe deed ik dat vroeger, had ik er toen geen last van? Ik kan het mij niet meer herinneren, maar als ik foto’s terugkijk van die tijd, droeg ik zelfs katoenen truien met lange mouwen. Het was in de mode. En zoals ik in Nederland altijd zei: wie mooi wil zijn moet kou lijden, geldt hier: wie mooi wil zijn moet warmte lijden. Dat de lange broeken bij zoonlief in de kast blijven liggen, want dat is echt te warm hoor mama, heeft tot gevolg gehad dat hij als eerste in het gezin geveld is door Zika. Ik wil graag geloven dat een mug op school hem daar te grazen heeft genomen, maar in mijn hoofd hou ik er ernstig rekening mee dat deze mug zich ook tegoed heeft gedaan aan ons, dus nu is het wachten wanneer wij omvallen. Is het niet van de warmte, dan zorgt Zika daar wel voor.
Alle goede voornemens ten spijt van de nieuw te vormen regering, maar de rooi in de wijk ligt er nog net zo begroeid bij als voor de verkiezingen, maar als ik de overheid moet geloven kan dat een broedplek zijn voor muggen. Bijkomend voordeel is dan wel weer, dat als de rooi overstroomt, het vele water alle rommel van de straat meeneemt. Zo ook bedrading die enigszins open en bloot is komen te liggen van de straatverlichting. Bij droog weer maakt dat niet zoveel uit, maar nat weer en open elektra verbindingen zijn nooit goede vrienden geweest. Het gevolg is dat de halve wijk zonder straatverlichting zit. Maar ook nu heeft de overheid goede raad: zorg dat uw omgeving goed verlicht is, dat voorkomt inbraken. Navraag bij het nutsbedrijf leert ons dat na vijf jaar het nog steeds niet duidelijk is wie er nu verantwoordelijk is voor de verlichting: Aqualectra of de aannemer Jansen de Jong. Het bekende verhaal van het kastje en de muur beleeft hoogtij dagen bij ons. Het probleem is echter niet opgelost hiermee. We zitten in het donker en wachten op een paar lichtpuntjes. Volgens aqualectra kunnen we daar zelf aan bij dragen door zuinig om te gaan met onze stroom. Ook zij zullen hun steentje bijdragen. Dat onze veiligheid en straat verlichting moet wijken voor het algemeen belang van kerstgevoel in de stad wil nog niet door dringen tot mijn gevoel van rechtvaardigheid. Ook de vraag aan de inwoners van Curaçao om generatoren aan te schaffen valt niet helemaal in goede aarde als aan de achterkant de zonnepanelen worden tegengewerkt.
De herfst is op zijn einde, we naderen de winter. We eten boerenkool, en hij smaakt nog best ook. Zoonlief met vriendje eten pannenkoeken met bruine suiker, of door het vriendje verwoord: chocolade suiker. De inhoud is onveranderd, maar het woord maakt het net iets specialer. Het woord dat kan maken en breken. Zo begon zoonlief eindelijk aan zijn lang gekoesterde voetbalcarrière, ik had mijn droomauto al uitgezocht voor als hij dat contract bij die grote profclub zou gaan tekenen. Maar onze droom spatte uit elkaar. Los van dat het toch echt te warm was om op Curaçao te voetballen, vond zoonlief de toon en woordkeuze van de trainer geen reden om zich te specialiseren in het grasspelletje. Geen opbouwende kritiek, maar elke keer weer een sneer en gemopper. Hij zeilt nu en vindt het heerlijk. Hij ligt in zijn bootje en dobbert wat op en neer op het water aangezien het nog niet echt gewaaid heeft sinds hij is begonnen. Ik voorzie nog geen gouden toekomst met hoge golven, maar ik zie een kind dat geniet van het water en besef mij eens te meer dat hij hier in december in zwembroek een watersport kan beoefenen.
We maken ons op voor een lange winter waarin vele feestdagen ons op staan te wachten. Geen winter waarin ik, zoals de afgelopen jaren, mijzelf het liefst drie maanden in bed wilde verstoppen. Het hele winterslaap concept is een prachtige uitvinding. Hij botst nog op het praktische vlak met werkgever en gezin. Daar had ik nog niets op gevonden. Op Curaçao voel ik niet de behoefte om  die winterslaap te houden. Ik wil juist wakker zijn en het leven meemaken. Met man en zoonlief beleven we ons eerste jaar hier. Het verloopt zeker niet allemaal van een leien dak. Geluk, vreugde, verbazing, maar ook tegenslag en verdriet, we maken het allemaal mee. Dat is niet anders hier dan in Nederland. Het verschil zit hem in hele grote dingen, maar ook in hele kleine. We omarmen ze allemaal en kijken positief nieuwsgierig uit naar de winter en lente die gaan komen. Op naar ons tweede halve jaar.
Bon Pasku i un felis aña nobo.



dinsdag 6 december 2016

sinterklaas

Het binnenhalen van Sinterklaas is de laatste jaren altijd een koude bedoening geweest. Dikke jassen, warme schoenen, handschoenen, paraplu en dan nog steeds kou lijden. Volgens sommigen is dat de enige manier om het Sint gevoel te krijgen. Zelf hoor ik tot de categorie, die het Sintgevoel ook krijgt in korte broek onder de tropische zon. En voor de kinderen maakt het niets uit. Die willen gewoon sinterklaas en zijn pieten zien. Waar en met welke kleur geschminkt gezicht maakt ze niets uit. Zij zien geen rood, groen , blauw of zwart, zijn zien een piet die snoepjes uitdeelt, die rare kunstjes doet en die goed in een brassband kan spelen.
De kinderen lopen uitgelaten voor ons uit. We zijn ruim op tijd en lopen eerst naar de pont opstap. We genieten van de sfeer en zien veel blije kindergezichten en ouders die gezellig bij elkaar staan te kletsen. Bij het pontje besluiten we toch liever tegenover de bushaltes te willen staan. Samen met de kinderen lopen we rustig terug. Het is beredruk en de sfeer is goed.
De kinderen speuren naar een plekje om goed zicht te hebben op de boot die ieder moment de haven binnen kan komen varen. Enigszins teleurgesteld zien ze vooral lange benen waar ze niet langs kunnen kijken. Er staan een flink aantal volwassenen vooraan met hun camera in de aanslag. In mijn naïviteit vraag ik nog ze of onze kinderen voor hen kunnen staan. Zij zijn lang genoeg en kunnen immers over de kinderen heen kijken, en ze kunnen alsnog hun mooie plaatjes schieten van de boot. Iedereen tevreden denk ik.  Appeltje eitje lijkt mij. Maar niets is minder waar. Hoewel ik vaak snak naar een koude douche is de douche die ik nu krijg, rond het vriespunt. Ijskoud wordt mij medegedeeld dat als ik vooraan had willen staan ik ook maar op tijd had moeten komen. Dat zij er al vanaf half acht stonden en nee, de kinderen mochten dus niet voor ze staan. Ik probeer nogmaals aan te geven dat het een kinderfeest is, niet direct bedoeld voor volwassenen en dat zij toch over de kinderen heen kunnen kijken. Wederom krijg ik te horen dat ik maar op tijd had moeten komen en dat zij geen stap opzij zullen gaan. Inmiddels krijgen ze bijval van omstanders die het duidelijk niet met mij eens zijn.

Ontgoocheld en gedesillusioneerd neem ik de teleurgestelde kinderen mee. Gelukkig zien we nog geen vijftig meter verderop een nog veel betere plek dus alles komt goed zou ik kunnen denken. Voor de kinderen is dit gelukkig wel het geval. Voor mij helaas niet. In tegenstelling tot de volwassenen die hun plek niet aan kinderen wilden afstaan bij het grootste kinderfeest dat er is, moet ik concluderen dat zij blijkbaar nog heilig in de sint geloven en deze plek nodig hebben om goed in beeld te komen bij de sint, opdat hij hun huis niet voorbij zal gaan. Zelf geloof ik allang niet meer in de goedheiligman. Wel geloofde ik altijd in de goedheid van de mens en daar is vandaag helaas een deukje bij gekomen.

Trùk di pan

Een keer naar een truck di pan gaan stond hoog op het verlanglijstje van zoonlief en zo gebeurde het dat we op een vrijdagavond naar de truck di pan gingen. Op de  Caracasbaaiweg, bij de buurman, want die had hij elke dag zien wegrijden aan het begin van de avond met zijn truck. Het eten werd bereid, maar was nog niet klaar, en terwijl wij staan te wachten kletsen we wat met de andere wachtenden om ons heen. Iedereen is rustig, niemand heeft haast, ook geen grote honger, aangezien we allemaal een kroket kregen om tijdens het wachten de rommelende magen alvast te sussen.
Ineens komt daar een enorm grote pick-up aangereden en de chauffeur zet die te grote auto dwars op een aantal geparkeerde wagens waarvan de eigenaren erbij stonden. Deze vroegen meteen, heel vriendelijk, ik kan niet anders zeggen, of hij zijn pick-up wilde wegzetten, omdat ze zo weg wilden gaan. De man keek even achterom en zei toen: nou, nee, hij staat daar goed. Nogmaals werd de man aangesproken, maar nu met de vraag of hij anders van plaats wilde ruilen, dan kon iedereen weer weg, wanneer die klaar was met eten. De man keek nog een keer om en wederom zei hij: nee, hij staat daar prima. Hij liep door, voorbij de truck di pan en liep het friethuis binnen.
Verbluft keken wij elkaar aan, en met ons alle andere aanwezigen. Dan kan hij er wel uit zien als een Popeye, en hij heeft een auto die je linkt aan Popeye, maar de manieren van Popeye heeft hij helaas niet meegenomen. Wat een honds gedrag. En toen we dachten dat het niet erger kon, kon het toch. De eigenaren van de als eerst geparkeerde auto hadden hun eten en wilden weg. Ze liepen naar binnen bij de patatzaak om Popeye te halen en warempel, hij kwam naar buiten. Hij stapt in zijn pick-up, rijdt hem naar achteren en laat hem vervolgens midden op straat staan. Nu  kan er niemand meer in of uit. Hij stapt uit en loopt weer naar binnen. Het duurt niet lang of er volgt een waar toeterconcert. Minstens vier auto’s staan achter zijn pick-up en willen erdoor. Het toeteren dringt door tot in de snackbar. Dit keer is het niet Popeye die naar buiten komt, maar zijn vrouw. Deze zet de auto weg op een plek waar niemand er last van heeft.

Waarom kan dat niet meteen vraag ik mij dan af. In Nederland had ik van die buren. Die zetten hun auto altijd dwars op onze oprit, zodat die van hun vrij bleef en als ik er dan iets van zei, dan kreeg ik steevast te horen: maar je kan toch altijd de auto van je man pakken, die staat verderop in de straat. Hondengedrag en daarmee doe ik de hond te kort besef ik nu. Asociaal gedrag dat niet goed valt te praten. En hoewel de naam Hollands Glorie over het algemeen een positief beeld geeft, krijg ik hier alleen maar een rare bijsmaak in mijn mond. 

Bululu

Soms heb je van die woorden, die ontmoet je in een gesprek en die laat je in volgende conversaties weer terugkomen. Ik heb dat lang gehad met jadija blablabla. Heerlijk om uit te spreken. Met een langere uithaal op de tweede ja en een korte pauze tussen beide woorden in. Collega’s werden er in het begin helemaal gek van tot zij de oplossing hadden gevonden om er geen last meer van te hebben. Ze gingen het zelf ook toepassen. En zo hebben we menig gesprek in kunnen korten door simpelweg jadija blablabla te kunnen zeggen.
Zo ook met het woord bululu. Ik had het woord al jaren niet meer gehoord. Wat zeg ik, al tientallen jaren. Ik denk dat ik het in Nederland nimmer gehoord heb en nu was het er weer. Bululu. Of ik het goed schrijf weet ik niet, maar je spreekt het uit zoals ik het nu schrijf. Wat is dat nou vraagt mijn man en alleen aan de hand van praktische voorbeelden kan ik het enigszins uitleggen. Of er een Nederlands woord voor bestaat weet ik niet. Ik kom het dichts in de buurt van een warboel.
Soms leg ik het uit met klanken, maar die krijg ik niet op papier.
De hernieuwde kennismaking met het woord kwam door de politiek. In aanloop naar de verkiezingen hebben we veel gesprekken gehad. Wie zou er winnen en wat voor een kabinet zou er geformeerd gaan worden. Zoonlief wist overigens wel wie er zou winnen. De PAR, want die had immers de meeste vlaggen hangen. Geen steekhoudende argumenten, enkel een observerende blik langs de kant van de weg. Na de uitslag begon het. Wel een formatie, niet een formatie, een gedeelde formatie, of nee, toch ook weer niet. geen meerderheid meer, of ja, toch weer wel. Eh……wat een bululu. En nu ik het woord weer heb herontdekt kan ik het goed toepassen in andere situaties. In de klas met de kinderen. Als het onrustig wordt en ik niet de woorden kan vinden om uit te leggen wat ik bedoel. En dan kijk ik naar die koppies en zie dat ze me allemaal snappen. Maar zoonlief heeft het nog niet door. Die is nog zoekende in zijn eigen Papiamentse woorden en woordgroepen. Mijn bululu neemt hij voor lief. Zijn stopwoordje is sera bo boka. Alleen past hij deze negen van tien keer niet goed toe. Het slaat dus doorgaans nergens op dat hij het zegt. Ik moet dan erg mijn best doen om niet in lachen uit te barsten, want meestal zegt hij het als hij zijn ongenoegen over iets wil uiten. Ik prijs hem om zijn uitspraak die goed is, maar zeg er wel bij dat hij beter iets anders kan zeggen, waarna hij wederom sera bo boka zegt. Nu past hij het wel goed toe, maar is het niet gepast naar zijn moeder toe. Wat is het toch allemaal ingewikkeld voor een kind, wat een bululu.

donderdag 17 november 2016

Nostalgia

Nostalgia. Ik kan het niet beter omschrijven. Een fantastisch leuk concert in het Atrium van de Centrale Bank, door Maestronan Penshoná. Kinderliedjes van weleer passeerden de revue. En met weleer bedoel ik, weleer met hoofdletters. Mijn aanwezigheid haalde de gemiddelde leeftijd van het publiek toch iets naar beneden en ook ik ben de jongste niet meer. Liedjes gezongen door gepensioneerden, gedirigeerd door een gepensioneerde, de heer Frank Fransisca, en een publiek met overwegend gepensioneerden. Wat een warme middag in de koele airco zaal. Warm in de zin van welkom, gezellig, vertrouwd, prettig.
Iedereen die er zat had een glimlach om zijn mond van herkenning bij één of meerdere liedjes. De liedjes stamden uit hun basisschooltijd en het is duidelijk dat er veel gezongen werd. Groot applaus bij de meest bekenden. Woordelijk werd er meegezongen. Door de één luidkeels, door de ander stilletjes. Door mijn buurvrouw zeer stilletjes. Ze genoot op haar manier. We kwamen er al meteen achter dat wij nagenoeg dezelfde schoenen aan hadden en dat schept toch een band. Ik zou ons nog geen vriendinnen willen noemen, maar goede kennissen mag nu wel denk ik.
Ik moest dan ook de neiging onderdrukken om haar af en toe niet een porretje te geven. Goede kennissen helpen elkaar immers. Want na de eerste set van vijf liedjes zag ik haar ogen steeds dichtvallen en dommelde ze weg. Ogen gesloten en haar lippen murmelden soms mee met de muziek. Mijmerend in haar gedachten van toen wellicht. Mijn por was niet nodig geweest, bij elk applaus werd ze weer terug de realiteit in geklapt om daarna weer weg te zakken. Ik had na de pauze niet verwacht haar terug te zien. Gelukkig kwam ze als laatste toch de zaal weer in. Fris na een drankje en iets lekkers, klaar om de tweede helft volop te kunnen genieten. De momenten van wegdoezelen volgden elkaar steeds sneller op en het meeklappen bleef op het laatst uit. Maar genoten heeft ze. Met volle teugen.
De meeste liedjes hadden voor mij ook wel een herkenning. Mijn vader, een trouw koorlid oefent regelmatig waardoor ik ze herken. Maar één was speciaal. Een liedje dat mijn oma vroeger voor ons zong. Ik zou het nu niet meer na kunnen zingen, maar een zekere mate van nostalgia maakte zich van mij meester. Heel kort maar. De volgende nummers zeiden me niet veel meer.
Hoe zal dat gaan als ik en mijn leeftijdsgenoten gepensioneerden zijn? Ik kan mij maar weinig herinneren van mijn basisschooltijd. En liedjes zingen was duidelijk geen hoofdvak op mijn school. Ik ken er geen één meer. Eigenlijk maakt het niets uit. Of ik zorg dat ik lid wordt van het koor, dan leer ik de liedjes alsnog kennen. Of ik zorg dat ik naast een jongere ga zitten in de zaal die mij af en toe een por geeft en mij bij de les houdt. Terwijl ik mijmerend wegzak in mijn gedachten van weleer tot ik wakker geklapt wordt. En dat alles met die grote glimlach om mijn mond.  

Remigreren part 9 heimwee

En dan ineens is het mij overkomen. Patsboem. Zonder vooraankondiging. Ik lig in bed en kan de slaap niet vatten en voordat ik kan bedenken waar ik last van heb begin ik te huilen. Eerst nog heel zachtjes, maar als ik het gevoel herken laat ik het toe. Heimwee. Dat is niet de bedoeling. Ik ben naar Curaçao gekomen om geen heimwee meer te hebben. Ik heb ook geen heimwee naar Nederland, maar wel naar de familie die ik daar heb gelaten.
Wat blijft dat toch lastig om je dierbaren verspreid te hebben over verschillende continenten. De afstand is zo ongelooflijk groot. Even op en neer gaan is niet mogelijk. En dan leven wij nog in een tijdperk dat we via de digitale wegen heel goed op de hoogte zijn van de anderen. Ik heb mijn jongste nichtje op de app. Dat zijn over het algemeen hele hilarische berichten. Veel plaatjes, weinig tekst en op de gekste tijden komen ze binnen. Wat ik mis is het lijfelijke contact. Even knuffelen. Wie weet dat dat op termijn mogelijk gaat zijn. Dat we volgens vele cineasten toch echt kunnen gaan teleporteren. Dat we met één knip met onze vingers overal ter wereld kunnen zijn. Hebben we ook meteen het fileprobleem opgelost. Hoewel ik dan luchtbotsingen zie ontstaan. Spatten we dan in miljoenen stukjes uiteen? En zal ik dan verder door het leven moeten met de armen van mijn tegenstander tot we elkaar weer gevonden hebben om te kunnen ruilen? Daar zal wel aan gedacht worden bij het uitvinden van deze mogelijkheid van transport.
Ik ben bang dat ik het niet meer mee ga maken, daarvoor gaat de ontwikkeling nog niet snel genoeg. Stiekem oefen ik wel al regelmatig. Kleinschalig in huis. Het verplaatsen van dingen door met mijn vingers te knippen. Bij elke knip hoop ik dat het die keer toch echt lukt en dat mijn huis schoon en opgeruimd is, maar ook nu, helaas. Ik zal zelf moeten blijven schoonmaken en ik zal zelf goed moeten sparen om af en toe de oversteek te kunnen maken.
En daar komt bij dat het mijn eigen keus was om deze stap te zetten. Weg van  huis en haard, terug naar mijn andere huis. En dat het missen van familie en vrienden daarbij zou horen was onvermijdelijk. Ik had het eerder verwacht en toen het uitbleef had ik het niet meer verwacht. Vandaar dat het mij overviel.

Ach, ik weet het. Het is een luxe en ik voel mij bevoorrecht om in twee werelddelen opgegroeid te zijn. Dat ik twee werelden ken. En ik weet dat het gevoel van gemis weer overgaat. In de ochtend lijkt de wereld altijd een stukje vrolijker, zeker hier op zonnig Curaçao. Alleen voelt de luxe heel soms, heel soms, even als een last. 

Remigreren part 8

Met het stempel in mijn paspoort en mijn inschrijfbewijs had ik gedacht binnen een week mijn sedula te mogen ontvangen en alle daarbij behorende papieren. Ik had keurig een afspraak staan en na twee weken sta ik weer bij Kranshi om dan toch eindelijk mijn sedula op te kunnen halen. ‘Mevrouw, waar is uw oude sedula”, vraagt de dame achter de balie. ‘Eh…die heb ik in de container zitten bij mijn oude dagboeken en andere spullen van vroeger’.
‘Maar mevrouw, die moeten we eerst innemen voordat u een nieuwe krijgt’. Ik voel dat ik een vuurrood hoofd krijg en woedend wordt. ‘Ik kan mijn inboedel niet inklaren zonder sedula mevrouw, en nu vertelt u mij dat ik geen sedula krijg als ik de oude niet eerst inlever die in de inboedel zit?’. Ik krijg het niet meer vriendelijk over mijn lippen. Na alle bureaucratische rompslomp past dit niet meer in mijn hoofd. Gelukkig is deze mevrouw niet zo heel snel uit het veld geslagen en zij verwijst mij naar een andere balie waar ik moet aangeven dat ik mijn sedula kwijt ben. Nadat ik weer een nummer heb gehaald sta ik voor balie zes. Er blijkt even onduidelijkheid te zijn over wie de volgende aan de beurt is, mevrouw met nummer 68 die naast mij staat, ik met nummer 69 of de persoon aan de andere kant van de telefoon. Ik vermoed dat die persoon nummer 66 en 67 had, want het gesprek duurde erg lang, voordat de baliemevrouw tijd had voor onze nummers.
Ondertussen had ik tijd om na te denken over mijn sedula. Dat die nog in de container zat kon ik beter niet aangeven. Ik gaf dus in het gesprek aan dat ik hem kwijt was. Wat feitelijk ook zo was, ik had geen idee waar in de container die zou kunnen zitten. Kwijt raken is geen probleem bij Kranshi. Er werd een prachtig formulier uitgeprint met veel stempels, handtekeningen en verklaringen van mijn kant. Kwijtgeraakt tijdens verhuizing, en ook dat was niet gelogen. Met het formulier toog ik terug richting sedula mevrouw. Ik haal geen nieuw nummer dit keer, maar wacht bij de balie. Ik verontschuldig mij voor mijn boosheid en probeer er nog een positieve draai aan te geven maar ik geloof niet dat hij heel oprecht klonk.
Toch is deze mevrouw wel een echte professional, waarschijnlijk heeft ze dit vaker meegemaakt. Ze maakt een foto van mij en vraagt mij of hij oké is voordat ze op afdrukken drukt. Ik ben er blij mee, je kijkt toch een paar jaar tegen zo’n foto aan. Voor hetzelfde geld had ze zo de pé in over mijn gedrag dat ze mij met verwilderde haren, ogen stijf dichtgeknepen en met drie onderkinnen de sedula wereld in had geholpen. Ik zou het gedaan hebben als ik tegenover mijzelf had gezeten. Ik heb vandaag kennis gemaakt met mijn niet aardige ik. Gelukkig voor Kranshi hoef ik voorlopig even niet terug, want met mijn sedula kon ik ons BB10 formulier halen wat binnen vijf minuten was geregeld. Daarnaast herkennen ze mij vast niet meer. Inmiddels ben ik niet meer rood aangelopen van frustratie, staan mijn haren niet meer rechtovereind en kan ik weer rustig lopen, zonder briesend over te komen.


maandag 24 oktober 2016

CNSJ

Een lang gekoesterde wens ging in vervulling dit weekend. Twee eigenlijk. We zijn naar het Curaçao North Sea Jazz Festival geweest. En dan nog wel op de avond met voor mij de mooiste line-up. De avond dat zowel Kasav optrad als Juan Luis Guerra.
Al vanaf de eerste keer dat het festival haar deuren openden riep ik vanuit Nederland, ooh, als ik daar toch eens bij zou kunnen zijn. En nu was het zover. Wat een happening en wat goed georganiseerd. De auto bij het Rif, met de bus naar boven. Gezamenlijk liepen we de berg af naar beneden richting ingang van het terrein. Kleine tuktuks reden af en aan om gasten van de bus naar de ingang te brengen. Ik wilde lopen, ik wilde voelen, ik wil het allemaal meemaken. Mijn voeten daarentegen protesteerden een klein beetje.
Omdat ik geen idee had wat de dresscode was ben ik op veilig gegaan met een zwart jurkje. Een zwart jurkje kan altijd, bij elke gelegenheid. En bij dat zwarte jurkje stonden die zwarte hakken ook zo leuk. En dat ging een hele tijd goed.
Bij de ingang werden de tassen van de dames keurig gecontroleerd. Er ging geen wenkbrauw omhoog toen de vrouw mijn tas inspecteerde. Maar mijn schatten lagen daar. Geduldig naast elkaar. Open en bloot te wachten tot later op de avond.
De optredens waren bij een groot podium, op een hoger gelegen deel van het terrein. Daar aangekomen zag ik tribunes en aangezien we vroeg waren zijn we eerst even gaan zitten om te genieten van alles en iedereen om ons heen. Mijn voeten waren blij met deze pauze. Ze gaven nu duidelijke signalen dat de zwarte hakken niet het beste idee van de avond vonden.

We stonden bijna vooraan bij het optreden van Kasav. Het was een goede plek om het optreden goed te kunnen volgen. Ware het niet dat mijn voeten nu duidelijk aangaven geen minuut langer op de hakken te willen staan. De tribune vond ik geen optie, maar ik was gelukkig voorbereid op dit moment. Met mijn tas onder mijn arm liep ik even naar de zijkant van het terrein om niet geheel in de kijker te staan om daar mijn schatten uit de tas te pakken. Een paar platte, makkelijke schoenen lagen op mij te wachten en werden groots onthaald door mijn voeten. Ook Kasav was blij met deze wissel, want ik heb kunnen swingen. En hoe, ik stond niet stil. Ook bij Juan Luis Guerra konden mijn voeten goed vooruit. Ook hier stond ik niet stil.

Al met al een hele goede keus om deze schatten mee te nemen deze avond. Hierdoor heb ik enorm kunnen genieten van de optredens. Doordat de hakken nu in de tas moesten was mijn tas iets gegroeid in omvang wat met zich meebracht dat ik bij het passeren van mensen soms vergat dat ik wat breder was dan aan het begin van de avond. Mijn tas heeft menigeen uit balans gebracht, wat weer goed gemaakt werd door de opzwepende klanken vanaf het podium. De mensen stonden niet stil. Een beweging meer of minder viel gelukkig niet zo heel erg op. En voor diegene die mogelijk een kleine blauwe plek heeft opgelopen door mijn tas, mea culpa, mijn voeten zijn u dankbaar voor uw begrip. 

bootbaai

Een lome warme middag op het strand van Mambo. Daar lagen we op een bedje te genieten van onze zoon die helemaal los ging op een groot luchtkussen paradijs dat ik het water ligt. We worden opgeschrikt door een enorm lawaai dat vanuit het oosten, over het water, onze kant uit komt. Een grote oceaan racer buldert met een lawaai van jewelste over het water heen. We kijken nog even door tot de wind het geluid vangt en wegneemt van ons.
En dan ineens zien we dat de racer de baai in is gevaren. Weliswaar met minder kracht en minder lawaai, maar hij is er toch echt. Hij manoeuvreert zich tussen de zwemmende mensen in om aan te meren op het zand. Hij is helemaal doorgevaren tot aan het strand. De zwemmers ontwijkend. Verbaasd vergaap ik mij aan dit tafereel in afwachting van de securities die hier ongetwijfeld iets van komen zeggen. Dit kan niet de bedoeling zijn.
De vaarders kunnen uitstappen zonder natte voeten te krijgen. Ze staan op het strand, zwaaien hier en daar en begeven zich vervolgens naar het zwembad waar ze uitgebreid en luid hun drankjes drinken. En ik ben nog steeds in afwachting van de security.
Ik zie mannen van in de veertig hun zonen roepen om te gaan kijken naar de racer. Er wordt met name gesproken over PK’s. Foto’s worden er gemaakt en daar komt eindelijke de security aanlopen. Nu gaat het er van komen. Nu zal hij zeggen dat dit niet mag en dat de eigenaar zijn boot zal moeten weghalen. Levensgevaarlijk is het, zo varen tussen de zwemmers door. Ik was blij dat ons kind op de luchtkussens allerlei capriolen aan het uithalen was en niet bij de boot in de buurt was. De security bekijkt de boot en gaat er vervolgens naast zitten. Zijn voet in de buurt van het touw om te voorkomen dat deze los zou schieten.
Het plaatje klopt niet. De security zegt niets van de boot, hij bewaakt de boot. De eigenaar en zijn gevolg zitten nog immers luidruchtig in het zwembad, vaders en zonen maken nu foto’s en wijzen naar de boot als of zij de eigenaren zijn en ik denk alleen maar: dit kan toch niet waar zijn. De kans op een ongeluk is zo ontzettend groot. Net zo groot als de boot.

Het enige excuus dat ik kan bedenken is dat dit de ultieme vorm van gehandicapten parkeren is. Dichter dan dit kan je niet komen op het strand. Ik mis nog de strandpaal met daarop het blauwe bord waarop een rolstoel staat komende uit een boot en de blauwe parkeerkaart om aan te geven dat je inderdaad  gehandicapt bent om daar te mogen staan. 

remigreren part 7

Onze inboedel staat al een tijd op Curaçao. Te wachten bij het vervoersbedrijf tot onze papieren in orde zijn. Om te beginnen heeft het bedrijf een cribnummer nodig of anders een BB 10 formulier. Het cribnummer kan ik ophalen bij de belastingdienst. Die weet ik nog te vinden en aangezien deze vlak bij mijn werk zit rij ik er in de middag naar toe. Ik krijg een nummer en wordt verzocht te wachten tot de balies open gaan. Ik heb geluk en ben de eerste in de rij, maar zo snel als ik aan de beurt ben, zo snel sta ik ook weer buiten. Geen sedula, geen cribnummer. De weg naar Kranshi kan ik nog niet nemen, de immigratiedienst is nu aan zet. Het wachten valt mij zwaar en na drie weken wachten op mijn aanvraag om van rechtswege toegelaten te mogen worden ben ik het beu en sta ik weer voor de balie. De zeer vriendelijke mevrouw is begripvol, maar kan weinig voor mij doen. Het is in behandeling. Op mijn smeekbede dat ik mijn spullen mis en niets kan beginnen zonder de stempels kijkt ze meewarig. Als ik dan ook nog mijn ene zin in het Chinees uitspreek die ik ooit heb geleerd lacht ze nog vriendelijker, maar een stempel krijg ik er niet mee. Maar ik geef niet op. Na een kleine week sta ik er weer. Met de tranen in mijn ogen vraag ik weer hoever mijn aanvraag is en ineens lijkt er schot in de zaak te komen. Er was een misverstand, maar nu kan ik de dag erna terug komen voor mijn stempel.
Met de stempel in mijn paspoort en op die roze wolk van blijdschap rijd ik rechtstreeks door naar Kranshi, niet kijkend naar de tijd en bij de ingang besef ik dat het tegen sluitingstijd loopt.
Via de bentana op Saliña maak ik een afspraak bij Kranshi voor het aanvragen van mijn sedula. Dat is geen probleem, het eerstvolgende moment is over twee weken. Hevig gedesillusioneerd vertrek ik weer naar huis. Nog geen sedula, maar inschrijven kan al wel.
Bij de balie van inschrijving verloopt alles soepel en binnen tien minuten zijn we ingeschreven. Als ik na drie dagen mijn inschrijfbewijs mag komen halen hoor ik aan de balie dat ik na zes dagen terug moet komen. WEER terugkomen, ik wil niet meer terugkomen, ik ben de grote hal van Kranshi zat, de stoelen zitten niet lekker en inmiddels ken ik de beveiligers bij naam. Ik geef aan niet na zes dagen terug te willen komen en ik wil mijn bewijs vandaag. Ik wordt doorverwezen naar balie nummer 1 waar ik mijn heb ingeschreven. Ik ken u nog wel zegt deze mevrouw, ik had u toch ingeschreven. Ze begrijpt het probleem niet en stuurt mij terug naar de balie waar ik vandaan kom. Ga maar vragen wat het probleem is. Daarbij wel iedere keer opnieuw een nummertje halen bij de ingang. Er is geen datum van uitschrijving bekend, dat is het probleem. Na wat tranen van mijn kant en door wederom te blijven staan wordt er gekeken in het systeem en binnen tien minuten rolt mijn uitschrijfdatums uit de computer. En hier had ik zes dagen op moeten wachten. Met mijn inschrijfbewijs stevig onder mijn arm geklemd rijden we naar huis. Nog een kleine anderhalve week wachten en dan mag ik voor een voorlopig laatste keer naar Kranshi om nu dan toch echt mijn sedula op te halen.


remigreren part 6

Het leuke van remigreren is dat je op vele plekken oude en nieuwe bekenden tegenkomt. Mensen nog van heel vroeger, maar ook recent gemaakte vrienden die hier ook wonen.
In de supermarkten is het één grote ban topa. Duurde het doen van de boodschappen vroeger een uurtje, ik ben nu minstens twee uur kwijt. Mijn producten heb ik zo gevonden, maar in elke rij waar ik doorheen loop ontmoet ik minstens één bekende. Meestal herken ik ze zelf ook, hoewel ik niet iedereen meer bij naam ken, maar soms is het mij ontschoten en moet ik helaas vragen met wie ik het genoegen heb. Gelukkig wordt het mij niet kwalijk genomen, maar als ik ze weer tegen kom kan ik het natuurlijk niet maken om de namen wederom niet te kennen, laat staan gezichten niet meer te herkennen. Ik maak mentale aantekeningen, maar neig er ook naar om aantekeningen op papier te maken. Dan kan ik er af en toe even naar kijken. Vrouw, vroeger op school, nu werkzaam bij huppeldepup, getrouwd met meneer X, heeft twee kinderen. Of meneer X, ken ik nog van het uitgaan, had toen een relatie  met mevrouw Y, maar is nu gescheiden. Dat helpt me wel. Mijn man kan me er niet bij helpen. Voor hem is iedereen nieuw. Hij haakt al gauw af tijdens gesprekken als we het hebben over die ene, je weet wel, die zus van de buurman, die vroeger op Mahaai woonde, ja, met die grote honden in de tuin, en waar toen die boom om was gevallen. Hij volgt het niet en ik snap het wel.
Ik probeer in gesprekken zo min mogelijk te vervallen in het verleden, maar soms is het zo fijn, maar vooral ook zo makkelijk. Voordat ik mijn man heb uitgelegd wie iemand is zijn we een dag verder. Familieverbanden zijn sowieso ondoorgrondelijk hier op het eiland. Op de een of andere manier is iedereen wel met elkaar verbonden met een verre achterneef- of achternicht. Mijn man heeft de moed allang opgegeven door te vragen wie wie is, maar zoonlief vraagt iedere keer wie die mevrouw of meneer is met wie ik in gesprek ben. Meestal antwoord ik met een vriend of vriendin van vroeger en dat is voor hem voldoende. En dat zou het voor mij ook moeten zijn. Maar die ene keer dat ik het dan even niet weet, dan laat het mij niet los. Ik pieker me suf en probeer in het achterste van mijn brein te bedenken met wie ik dus het genoegen had. En dan zijn al die verbanden heel handig. Ik bel een vriendin of mijn zus en samen pluizen we het raadsel net zolang uit tot we weten over wie ik het heb. Facebook is daarbij een dankbare hulp. Even checken thuis naar de naam en voilà.  Want het is alleen de naam, alle ins en outs weet ik wel te vertellen. Net zo als men dat ook van mij weet, je weet wel, die mevrouw die voor de krant schrijft, met die zoon en man en die kat met drie poten, haar naam weet ik niet meer, maar volgens mij zit ze ook op facebook, even googelen. Woonde ze nou hier of toch niet?

remigreren part 5

Voor ons was het heel fijn dat onze inboedel  verscheept zou worden door een bedrijf. Een bedrijf dat opereert vanuit Curaçao en Nederland. We hadden opdracht gekregen om niets zelf in te pakken, alles zou geregeld worden. Vooraf is er bezoek geweest van een verhuisbedrijf, zij hebben onze inboedel opgemeten en kwamen uit op ongeveer 23 kuub. Dat vonden wij te veel, dus wij zijn drastisch gaan schiften in onze inboedel. De piano staat nu bij mijn schoonzus, de matrassen kopen we hier, de boekenkasten maken we hier zelf, bovendien hebben we de kringloopwinkels blij gemaakt met meer dan de helft van de boeken die wij hadden. Mijn  zwager en stiefzoon kunnen voorlopig even vooruit met allerlei gereedschap en toebehoren. Niet alles was weg te geven of verkoopbaar, dus er is ook veel weggegooid.
Op de dag van verhuizing stonden we te wachten op het verhuisbedrijf, maar tot onze verbazing stond het vervoersbedrijf voor de deur. Twee jonge jongens stapten uit wilden onze spullen gaan inladen. Toen wij aangaven dat er nog ingepakt moest worden stonden ze vreemd te kijken. Inpakken hadden ze duidelijk nog niet eerder gedaan. Ze hadden wel geteld één maat doos bij zich, een kleine schroefboormachine om mogelijk iets te demonteren en heel veel plakband. Ik denk dat ze zo’n tien kilometer tape bij zich hadden. Eén van de jongens begon in de kledingkast. Hij pakte een vijftal hangjurken in zijn hand, wikkelde deze om de kledinghanger die er nog aan zat en legde deze onder in de doos. Toen gingen bij ons alle alarmbellen klinken. Inpakken zou niet naar behoren gebeuren en alle afspraken ten spijt zijn wij zelf heel hard gaan inpakken, met alle gevolgen van dien. Er zijn dingen niet mee gegaan die we wel graag mee hadden willen nemen en het overzicht was er niet meer. Omdat er maar één maat doos was, extra large, zijn spullen niet zorgvuldig ingepakt. Een printer in een te grote doos, die de trap af moest, werd tree voor tree butsend de trap af getrokken, om maar een voorbeeld te noemen. Een antieke hutkoffer werd over de stenen buitenstoep gesleept met schade tot gevolg, wat nooit meer te herstellen is. En dan dat plakband, alles werd vastgezet met plakband, kilometers rollen plakband zijn er doorheen gegaan. Ik ben benieuwd hoe dat er uit zal zien als we het gaan verwijderen. Beschermingsmateriaal was er niet, het idee was om schilderijen bij elkaar te binden, met ook nu, plakband. Daar hebben wij een stokje voor gestoken door zelf verpakkingsmateriaal te kopen bij een lokale bouwmarkt. Verder werd er een vierkant van inboedel op een wegwerppallet gebouwd waar voor ons waardevolle materialen tussen werden gezet. zonder bescherming en maar stapelen.
De belofte om alle kasten te demonteren werd niet nagekomen en om te voorkomen dat wij met heel veel kuub richting Curaçao zouden gaan hebben wij de kasten zelf uit elkaar gehaald. Ook nu weer bijeen gebonden met plakband. Toen er een derde inpakker zich aandiende aan het einde van de middag en ons de les ging lezen over wat wij allemaal verkeerd hadden gedaan tot dan toe had ik maar één gedachte. Geef mij een rol tape en mag ik dan aub deze man de mond snoeren.

zondag 25 september 2016

Remigreren - part 4
Na welgeteld één dag acclimatiseren storten we ons in het bureaucratisch geweld van inschrijven op het eiland. Geheel onwetend zitten we bij Kranshi om ons in te schrijven. Ik kom immers van de Antillen, die sedula is vast snel aangevraagd. Ik weet zelfs mijn nummer nog van toen. Maar daar zat toch een kleine kink in de kabel. En die kink heet het land Curaçao. Ik ben dan wel geboren op de Nederlandse Antillen, op Bonaire en sinds 2010 zijn dat toch echt twee verschillende landen. In ieder geval wel voor de immigratiedienst. Dus we togen richting Punda, naar de immigratiedienst. Daar werden we zeer vriendelijk geholpen door het personeel terwijl we moesten wachten op onze beurt en ook tijdens het officiële overhandigen van documenten werden we goed geholpen. Tijdens het wachten voor ons nummer stond ik in de rij voor de balie. Voor mij stonden zo’n acht mensen. Buiten was het een drukte van belang met Isla medewerkers die in staking waren voor een betere CAO en  manlief en zoon zaten in het dichtstbijzijnde koffiehuis een drankje te nemen.
Wachtend in de rij, genietend van de drukte van buiten stapte de mevrouw voor mij uit de rij en ging zitten. Ik schoof een plekje door naar voren. Op deze manier ging het vast sneller dacht ik nog in mijn blanco brein. Nadat we allemaal een paar plaatsen waren doorgeschoven en ik bijna aan de beurt was schoof de mevrouw die eerder uit de rij was gestapt weer terug de rij in. Ik weet zeker dat ik heel erg verbaasd heb gekeken. Op de eerste plaats naar de mevrouw die dit deed, maar niet minder naar alle andere mensen. Niemand zei er iets van. Niemand. Als deze mevrouw nou slecht ter been geweest zou zijn of zwanger of heel oud, dan zou ik daar alle begrip voor kunnen hebben, maar het was een jonge meid. Nu kan ik natuurlijk niet in haar lijf kijken, dus ik weet niet of ze onzichtbaar iets onder de leden heeft, maar ik was te verbouwereerd om er zelf iets van te zeggen. Bovendien wilde ik niet meteen op dag twee mijn ongenoegen uiten over zoiets. Misschien was dit wel de gewoonte hier geworden en was ik er niet van op de hoogte.
Van vrienden hoorde ik later dat dit inderdaad vaker gebeurt. Men vindt het vreemd, maar blijkbaar wordt het wel geaccepteerd. Zo ook bij de bank. Ik zit te wachten op mijn nummer, net als mijn medezitters op de bank. Mijn buurvrouw haar nummer is aan de beurt en net als ze op wil staan loopt er een mevrouw naar voren. Deze mevrouw zat ook op de bank toen ze besloot om tijdens haar wachttijd een deposit te doen. Het gevolg was dat haar nummer voorbij was toen ze klaar was met haar storting, maar dat maakt niets uit ben ik nu achter, want als je dan alsnog naar voren stapt en bij de balie uitlegt dat je nummer voorbij is, dan mag je toch nog voor.

Ik merk dat ik niet hoef te wennen aan de bureaucratie van de instanties zelf. Het egoïsme van de klanten en mede rijwachters valt mij zwaar. Het ikke ikke ikke gevoel dat ik met veel liefde heb achter gelaten in Nederland blijkt ook hier zijn intree gedaan te hebben. 
Remigreren – part 3

En toen kwam het verlossende woord. We hadden een baan op Curaçao. Zoals eerder gezegd, we hadden twee banen. Na een paar goede nachten slapen werd de keus gemaakt. Ik zou gaan werken bij het VPCO. Een baan als leerkracht voor de klas. Het speciale kind. Terug naar mijn oude doelgroep. Het was nog best eng om het te delen met familie, vrienden en collega’s. Stel je voor dat het misschien toch niet echt was, maar al gauw werden de contracten gemaild en handtekeningen gezet. Het was echt. De actie modus waar we al in waren gekomen werd verdrievoudigd. Want wat komt er een hoop bij kijken als je gaat remigreren. Dan besef je pas hoeveel abonnementen er stilzwijgend doorlopen. Dan besef je pas wat er allemaal bij komt  kijken. Al snel werd duidelijk dat het huis verkocht was, dat de kittens die geboren waren een goed onderkomen zouden gaan krijgen en dat de volwassen katten gezond genoeg waren om mee te mogen gaan. Ons medisch dossier werd gehaald bij de huisarts en tandarts en toen wilden wij ons uitschrijven uit de gemeente. Helaas ging dat niet heel soepel. Er was een nieuw computersysteem en de mevrouw achter de balie had waarschijnlijk haar dag niet, want meewerken zat niet in haar vocabulaire die ochtend.  Op een donderdag kwamen wij ons uitschrijven per de dinsdag die daarop zou volgen.
‘U kunt zich niet vooruit uitschrijven mevrouw, dat laat het systeem niet toe’. ‘Wij kunnen ons verzekeringstechnisch niet eerder uitschrijven mevrouw en op de dag dat wij vertrekken zijn wij om vier uur in de ochtend uit huis’. Tja, de mevrouw ging wat verzitten, trok haar rok recht en herhaalde haar boodschap. Inmiddels hadden wij geleerd dat blijven staan de beste oplossing is en hen vragen hoe dit op te lossen is voor ons. Mevrouw achter balie twee had duidelijk haar dag wel en dacht in oplossingen waardoor het een en ander toch geregeld kon worden. En zo onze eerste kennismaking met bureaucratie en instanties. Wij hadden ons echter voorbereid dat dit op Curaçao aan de orde zou zijn. Nee hoor, gewoon in Schijndel, gewoon in Nederland, overgeregeld land dat zo dichtgetimmerd zit dat er geen ruimte meer is voor de uitzondering. Het vertrek vond plaats in Duitsland, aangezien wij met Air Berlin vlogen. En ook daar, bureaucratie. “Nee meneer, u kind mag niet mee vliegen, dat moet in het paspoort van moeder of vader staan. Overigens mag u ook niet mee meneer, we hebben van u geen retourdatum op uw ticket staan. Mevrouw mag weg, die komt van de Antillen’. ‘Mevrouw van de balie, ons kind mag niet in ons paspoort staan, dat staat de Nederlandse wet niet toe’. Ook hier zijn we blijven staan. En na wat heen en weer gebel, en consulatie van collega’s op de werkvloer mochten we vertrekken. Het kind was ineens geen probleem meer, daar hij onder de twaalf is en manlief werd geloofd op zijn mooie ogen dat hij te vertrouwen was. Met een lach en een traan zeggen wij Europa gedag en gaan het nieuwe avontuur aan. 

maandag 12 september 2016

Een lang gekoesterde wens ging in vervulling dit weekend. Twee eigenlijk. We zijn naar het Curaçao North Sea Jazz Festival geweest. En dan nog wel op de avond met voor mij de mooiste line-up. De avond dat zowel Kasav optrad als Juan Luis Guerra.
Al vanaf de eerste keer dat het festival haar deuren openden riep ik vanuit Nederland, ooh, als ik daar toch eens bij zou kunnen zijn. En nu was het zover. Wat een happening en wat goed georganiseerd. De auto bij het Rif, met de bus naar boven. Gezamenlijk liepen we de berg af naar beneden richting ingang van het terrein. Kleine tuktuks reden af en aan om gasten van de bus naar de ingang te brengen. Ik wilde lopen, ik wilde voelen, ik wil het allemaal meemaken. Mijn voeten daarentegen protesteerden een klein beetje.
Omdat ik geen idee had wat de dresscode was ben ik op veilig gegaan met een zwart jurkje. Een zwart jurkje kan altijd, bij elke gelegenheid. En bij dat zwarte jurkje stonden die zwarte hakken ook zo leuk. En dat ging een hele tijd goed.
Bij de ingang werden de tassen van de dames keurig gecontroleerd. Er ging geen wenkbrauw omhoog toen de vrouw mijn tas inspecteerde. Maar mijn schatten lagen daar. Geduldig naast elkaar. Open en bloot te wachten tot later op de avond.
De optredens waren bij een groot podium, op een hoger gelegen deel van het terrein. Daar aangekomen zag ik tribunes en aangezien we vroeg waren zijn we eerst even gaan zitten om te genieten van alles en iedereen om ons heen. Mijn voeten waren blij met deze pauze. Ze gaven nu duidelijke signalen dat de zwarte hakken niet het beste idee van de avond vonden.

We stonden bijna vooraan bij het optreden van Kasav. Het was een goede plek om het optreden goed te kunnen volgen. Ware het niet dat mijn voeten nu duidelijk aangaven geen minuut langer op de hakken te willen staan. De tribune vond ik geen optie, maar ik was gelukkig voorbereid op dit moment. Met mijn tas onder mijn arm liep ik even naar de zijkant van het terrein om niet geheel in de kijker te staan om daar mijn schatten uit de tas te pakken. Een paar platte, makkelijke schoenen lagen op mij te wachten en werden groots onthaald door mijn voeten. Ook Kasav was blij met deze wissel, want ik heb kunnen swingen. En hoe, ik stond niet stil. Ook bij Juan Luis Guerra konden mijn voeten goed vooruit. Ook hier stond ik niet stil.

Al met al een hele goede keus om deze schatten mee te nemen deze avond. Hierdoor heb ik enorm kunnen genieten van de optredens. Doordat de hakken nu in de tas moesten was mijn tas iets gegroeid in omvang wat met zich meebracht dat ik bij het passeren van mensen soms vergat dat ik wat breder was dan aan het begin van de avond. Mijn tas heeft menigeen uit balans gebracht, wat weer goed gemaakt werd door de opzwepende klanken vanaf het podium. De mensen stonden niet stil. Een beweging meer of minder viel gelukkig niet zo heel erg op. En voor diegene die mogelijk een kleine blauwe plek heeft opgelopen door mijn tas, mea culpa, mijn voeten zijn u dankbaar voor uw begrip. 

maandag 5 september 2016

Remigreren part 2

Ik vergelijk het hele emigratieproces als een soort van kind-krijgen verhaal. Nadat je maanden, en soms jaren, in een soort van wachtstand zit in afwachting van een kindje, kom je na de bevalling terecht in een acuut chronisch slaaptekort. Emigreren doet hetzelfde met je als mens. Ik ben inmiddels ervaringsdeskundige van beiden. Het heeft jaren, maanden, weken geduurd voor het duidelijk werd dat ik een baan had op Curaçao. Al die tijd vooraf zaten we vooral in een permanente wachtstand. Onzekere tijden waren het ook. Zullen we het huis al te koop zetten of heeft het geen zin? Straks is het verkocht en gaat de emigratie niet door. Waar willen we dan gaan wonen? Of willen we sowieso gaan verhuizen? Zullen we vast een schifting maken in inboedel wat we mee zouden willen nemen? Stel dat het niet doorgaat en we willen ons huis verbouwen, dan grijpen we mis op alles wat we nu al weg hebben gedaan. Al die schroeven kunnen toch nog van pas komen? En die veertig rieten mandjes zullen toch ooit nog wel een bestemming gaan krijgen, dus weg doen is toch zonde. En hoeveel zullen we mee mogen nemen? Straks doen we van alles weg wat we nodig hebben. Moeten we nu wel of niet een fiets kopen voor onze zoon? Ik weet dat er niet gefietst wordt op Curaçao om naar school te gaan, maar hij is uit zijn fiets gegroeid in Nederland en hier fietst hij wel naar school. Keuzes, keuzes, keuzes. Om gek van te worden.
Het afwachten viel ons zwaar. We wilden zo graag in actie komen, het gevoel hebben dat we ergens grip op hadden.
Na verloop van tijd werd het duidelijk dat de kans op een baan wel heel groot werd wat ons deed besluiten om ieder geval alvast toch het huis te koop te zetten. En vanaf dat moment hebben we geen drie tellen meer stil gezeten. Er braken hele drukke tijden aan. Een huis te koop zetten is niet mijn favoriete bezigheid. De makelaar komt mee kijken en besluit dat we veel te veel meubels in huis hebben staan. Met andere woorden, haal die veertig rieten manden eruit om het ruimtelijker te maken, en dus beter verkoopbaar. Een groot deel van onze inboedel heeft weken in de schuur gestaan. Uit het zicht van kijkers en eerlijk is eerlijk, ik heb nergens op mis gegrepen, dus zo hard hadden we het niet nodig. Het huis moest op uur en tijd brandschoon zijn. De tuin bijgewerkt, het gras gemaaid, het onkruid weggestoken en hier en daar wat bloemen om het geheel wat op te lukken. Dit alles samen met beiden een zeer drukke en verantwoordelijke baan, Skype gesprekken in de avonduren met verschillende partijen, een zoon met afsluitende sportmomenten, kinderfeestjes en een school waarbij we als hulpouder ook ons steentje aan bij wilden dragen. Tel daar nog bij op een poes die na een, ik hoop voor haar plezierige nacht,  zwanger thuis kwam en in deze periode een nest jongen wierp.

We wilden actie, we kregen actie. En hoe. 

woensdag 31 augustus 2016

Remigreren part 1

Al heel lang had ik de wens om terug te keren naar Curaçao. Door de jaren heen werden manlief en zoon ook enthousiast. Na de nodige teleurstellingen leek het dan dit jaar toch echt te lukken. In februari hadden wij beiden een eerste sollicitatiegesprek in Den Haag. Een gesprek met het onderwijs in Bonaire. Ondertussen had ik mijn team op mijn werk moeten vertellen dat we bezig waren met solliciteren overzees. Iets wat door velen altijd wordt afgeraden, maar het voelde goed om dit toch te doen. Daarnaast had ik geen keus. Het toeval wilde dat dit eerste gesprek op de dag viel dat ik een studiedag moest voorzitten. Ik heb de opening en de afsluiting kunnen doen en tussendoor reed ik richting Den Haag. Anderhalf uur heen, gesprek van een uur, anderhalf uur terug. Op de snelweg symbolisch naar mijn man gezwaaid die twee uur later zijn gesprek had. Een positief gesprek en vol energie reed ik terug, maar toen werd het stil. Heel stil. Heel lang. We hoorden niets. Na een week of zeven kregen we telefoon. Er was een wisseling in directie geweest op de school in Bonaire waardoor alles vertraging had opgelopen, maar of we nog even geduld wilden hebben. Weer een week later had ik een tweede gesprek. Zoveel energie als ik had gekregen van het eerste gesprek, zo moeizaam verliep dit tweede gesprek. Het begon al met de slecht Skype verbinding. Ik hoorde de personen vooraan goed, de personen achter in de ruimte waren bijna niet te verstaan en het beeld was korrelig. Als ik deze mensen diezelfde avond nog tegen zou zijn gekomen op straat zou ik er geen één herkend hebben. Ik was kapot.
Mijn man stond ondertussen in een soort van wachtstand. Bij mijn gesprekken hoorde ik dat hij nog even geduld moest hebben, maar verder dan die informatie kwam er niets. Na dit tweede gesprek kreeg ik te horen dat ik was aangenomen. Alleen deze baan was niet mijn droombaan. Verre van dat zelfs. Na drie slapeloze nachten en heel veel piekeren durfde ik aan mijn man op te biechten dat ik deze baan niet wilde. Sterker nog, ik wilde niet meer naar Bonaire. En zo stonden onze plannen weer helemaal op zijn kop. Nu door onze eigen keuze. Want wat nu? Ik ben gaan bellen naar Curaçao en we waren nog op tijd om bij twee grote schoolbesturen aan te geven dat we interesse hadden in banen bij hen. Nu ging de procedure vlot. Al snel volgden gesprekken . Via Skype. Nu waren de mensen herkenbaar en het gesprek goed volgbaar.
Na een paar weken, op een maandagavond, kwam het verlossende woord. Men was voornemens om mij aan te nemen. En diezelfde avond hoorden we van het andere schoolbestuur dat ook zij voornemens waren om mij aan te nemen. En zo kwamen we in een soort van luxe positie terecht dat ik kon kiezen uit twee banen.

Tot ook Bonaire ging bellen, want ze hadden nog steeds een baan voor mijn man.  Drie banen in de wacht. 

zondag 14 februari 2016

Gran marcha

Vrolijk en uitgeslapen sta ik naast mijn bed. Carnavalszondag. De dag van de Gran Marcha. Ik ben er helemaal klaar voor. Het is weer even wennen. Wat nemen we mee en hoe nemen we alles mee? We zijn door vrienden uitgenodigd om bij hen aan de Roodeweg te komen staan. Als vanouds. Dit keer niet bij de santana, maar een klein stukje verderop. Samen met mijn zus pakken we een tas in met lekkers en drinken en we besluiten dat wat we missen ook op straat gekocht kan worden. Bij het besluit om naar de Gran Marcha te gaan hadden we met het thuisfront al afgesproken dat we gebracht en gehaald zouden worden. De auto’s ergens parkeren zagen we niet zitten, bovendien zouden we hem niet nodig hebben overdag. Om twaalf uur zouden we weggebracht worden, want het zou om elf uur beginnen. Maar dat moment werd later en later. Ons vervoer was er nog niet, en niemand leek haast te hebben. Het werd niet eens heel veel later. Het werd half één dat we de auto in konden pakken om te vertrekken. Ik wilde zo snel mogelijk naar Otrobanda, want stel je voor dat we te laat zouden zijn. Dan waren we eindelijk, na jaren, weer eens met carnaval op het eiland, en dan zouden we het nog missen. Dat wilde ik niet laten gebeuren. In alle kalmte en rust werd er gereden en zonder problemen kwamen we aan in Otrobanda. We konden tot aan de Roodeweg komen waar ik al meteen zag dat er nog weinig leven in zat. We waren veel te vroeg. Heel veel te vroeg. De mensen bij wie wij zouden staan waren er zelf nog niet eens. Op dat moment wist ik het, ik was vermakambadiseerd. En hoe. Hoezo op tijd beginnen? De stoet begon al te laat hoorden we en zou onderweg ongetwijfeld de nodige opstoppingen hebben gehad alvorens hij maar in de buurt van de Roodeweg zou zijn. Uiteraard werd ik flink uitgelachen door mijn zus en vrienden, en terecht. En langzaamaan begon het allemaal weer te dagen. Natuurlijk duurt het altijd langer dan je denkt en een volgende keer zijn we zeker niet voor drie uur in de buurt van de Roodeweg. Voor nu was het niet erg. We zijn gaan lopen richting Welgelegen om de ambiente vast te voelen. Vele bekenden kwamen we tegen. Mensen die we al jaren niet meer gezien hadden. De warme zon op ons nog te witte lijf. De geur van barbecue vermengd met hier en daar een vleugje alcohol. We zijn weer thuis. De stoet was geweldig. Al die kleuren, al die mensen, vele bekenden die meeliepen. Geuren van diesel die overstemd werden door de luide klanken schalmend uit alle muziekboxen. Ik kan er geen genoeg van krijgen. Met plezier kijk ik terug naar de foto’s die gemaakt zijn en mentaal bereid ik me voor op de dinsdagavond. Even checken hoe laat die begint, zodat ik zeker weet dat ik op tijd zal zijn.

Carnaval 1

Al jaren schrijf ik rond carnaval mijn frustratie en verbazing van mij af door het carnaval tussen Nederland en Curaçao te vergelijken. Met jaloezie denk ik aan diegenen die daar zijn en blauwbekkend sta ik de enigszins beschamende optocht van het dorp te bekijken. Ik kan er niet te negatief over zijn, aangezien zoonlief helemaal losgaat en alles één groot feest vindt. Dit jaar kan ik uit eerste hand gaan ervaren of mijn herinneringen inderdaad zo mooi zijn als in mijn hoofd. Samen met mijn zus ben ik sinds jaren weer eens op Curaçao met carnaval. De aanleiding had niets met carnaval te maken. Mijn moeder bereikt een memorabele leeftijd en dat vonden wij toch echt een goede aanleiding om tussendoor naar haar toe te gaan. Dat carnaval in diezelfde periode valt is mooi meegenomen. De voorpret is geweldig. Ik krijg van vrienden de nieuwe tumba door via internet: kun je vast oefenen Mo. Ik doe mijn best. Hij swingt goed en het went snel. De nieuwe route wordt nog eens bekeken en er worden al afspraken gemaakt waar we met wie gaan staan. En hoe we er komen en wat we meenemen. Ik verheug me erop om het niet koud te hebben. Ik verheug me op de kleurenpracht die aan ons voorbij zal trekken. Ik verheug me op de geuren en geluiden die bij me binnen komen. Maar het meest verheug ik me, denk ik, op het feit dat ik zelf niet verkleed hoef te gaan. Ik kan in mijn gewone kleren gaan kijken. Het koeienpak dat voor mij al jaren trouw dienst doet mag in de kast blijven liggen. Ik was nog even bang hoe zoonlief zou reageren op mijn nieuws. Dat ik naar Curaçao zou gaan en hij niet mee zou mogen. Maar ik had me voor niets druk gemaakt. Het eerste wat hij zei was: oh geeft niet hoor, als papa maar met mij gaat carnavallen. Opgelost dus, ware het niet dat zijn vader niet van het carnaval is. Helaas zal hij er dit jaar aan moeten geloven. Er wordt al druk besproken wat wel of niet geschikt is om aan te trekken, want dat favoriete voetbalpakje is natuurlijk helemaal te gek, maar die blote benen zijn in februari toch wel koud. Het compromis van een legging is er nog niet door, dus het blijft nog even spannend wat er hier wordt aangetrokken. De plek waar de optocht gekeken gaat worden was eigenlijk al bekend. Al jaren staan we op dezelfde plek. En toen hoorden we dat de route gewijzigd is. Hij komt nu langs het café waar grote broer werkt. Dat is al veel gezelliger. En werkelijk waar, het ene jaar dat ik er niet bij ben staat daar dus een verwarmde tribune. Een VERWARMDE tribune. Ik ben benieuwd of ik de column vanuit een ander gevoel geschreven zou hebben. We zullen het nooit weten.

zondag 31 januari 2016

Curasu

Elke week krijgen wij hier een huis-aan-huis krantje. Dat is gratis en gaat over het dorp. Er staan allerhande dingen in. Van informatie over kerkdiensten tot een knutselpagina van scholen. Vaak ook wel een soort diepte-interview met een plaatselijke bekendheid en nieuwtjes worden besproken. Ik blader het krantje altijd even door. Ik kijk bij de vergunningen die worden aangevraagd en waarvoor, om te voorkomen dat ik ineens verrast word door een bouwlustige buurman die een boom wil kappen waar wij schaduw van ontvangen. En zo viel mijn oog op de naam Curasu. Even lezen. Een jonge ondernemer begon een eettentje met snacks en maaltijden uit Curaçao en Suriname. Mijn hart maakt een sprongetje en ik spring letterlijk op van mijn stoel. YES, roep ik, dat scheelt weer werk. Ik kan mijn lekkernijen nu hier kopen. Ik hoef er niet voor naar Rotterdam te rijden. Ik hoef niet te zwoegen in de keuken. Mijn zoon kijkt me aan alsof ik gek ben, tot ik hem uitleg waar mijn enthousiasme vandaan komt en hij springt vervolgens met mij mee. Ik hoefde niet lang te zoeken om te zien waar het was. Vlakbij, nog geen vijf minuten rijden met de fiets, laat staan met de auto. Parkeergelegenheid genoeg voor de deur. Verkoop aan bentana. En dat is wel even wennen voor de gemiddelde Nederlander. Hoezo aan het raam kopen? Kunnen we niet ergens zitten? Dat heeft de vorige eigenaar ook genekt, nu moet je buiten wachten op je eten. Helaas meestal in de kou. Op Curaçao en ik neem aan in Suriname ook, is buiten wachten op je eten nooit een probleem. Sterker nog, het is er heel gewoon. Bij de truk’i pan sta je buiten op straat. Het eten wint het van de kou voor mij. De wind en kou trotserend ben ik aanwezig bij de opening. De partytent die ons enigszins droog kan houden wordt ondersteund door zware zandzakken, om niet de lucht in te vliegen. Ik bekijk het aanbod en maak een praatje met de jonge verkoper. Ja, ook ik kom van de Antillen, en nee, dat zou je niet snel aan mij zien. Ik doe mijn bestelling en krijg wat extra kaasballen cadeau, als Antillianen onder elkaar. Met mijn tasje gevuld kom ik thuis. Ik maak de zakjes open. De pastechi’s waren nog niet klaar, en empana willen ze nog wel gaan maken, dus die zou ik op een later moment moeten bestellen. Mijn broodje bakijouw was lekker, maar die kaasballen waren zo groot als kleine knikkers. Om niet meteen af te haken bestel ik de avond erna drie porties saté ku batata. Ik betaal voor mijn gevoel de hoofdprijs. Per portie 8,50 euro, omgerekend toch zo’n 16 gulden. En als ik daar nou twee dagen van zou kunnen eten... Maar helaas, aan het einde van de maaltijd nam ik nog een boterham. En nog wil ik niet opgeven, ik wil ook die pastechi’s proeven en kijken of ze al empana’s hebben, maar helaas na vier weken is de zaak dicht. Er is iemand de pui binnen gereden. Misschien had deze binnenrijder het toch te koud buiten? Ik sta inmiddels weer te zwoegen in de keuken thuis en eet mijn lekker smakende, maar onooglijke empana’s.

Nederland klaagland

Nederland is een klaagland. Er is een klaagcultuur die er niet om liegt. Het gras is altijd groener bij de buren. Het glas is altijd halfleeg. Als de zon al een keer schijnt, dan schijnt hij te fel. En als je tegenwind hebt op de heenweg, dan weet je bij voorbaat al zeker dat je die ook op de terugweg zult hebben. Ook op de werkvloer merkte ik die klaagzang van collega’s. Niets was goed. Er ging geen dag voorbij of het hele team had last van elkaar, van de kinderen, van de organisatie, van alles, maar nooit van zichzelf. Want bij die klaagcultuur hoort ook dat het nooit aan de klager ligt. Enige zelfreflectie is nog ver te zoeken. Op mijn werk ontdekte ik dat ik een tegengeluid wilde geven. Dus, heel bewust, ben ik voor elk beklag een positief tegengeluid gaan geven. “Omar kan weer niet stil zitten, ik word er gek van”, waarop ik zei: “Wat fijn dat je iemand in de klas hebt die af en toe even een glaasje water voor je kan halen.” Na twee jaar tegengeluid kwam ik voor de keus te staan. Of meegaan met het klaagteam of kiezen voor een andere werkplek. Ik heb voor het laatste gekozen en dat was een hele goede beslissing. Sommige mensen in het dorp mijd ik liever. Ik weet dat als ik hen spreek, ik gedeprimeerd weer naar huis ga. Er is dan niets meer goed in de wereld. Ook de televisie of de radio zet ik minder vaak aan. De manier van journalistiek is door de jaren heen zo veranderd. Van puur observeren en verslag doen van enkel feiten, lijkt het tegenwoordig wel nodig om bij voorbaat al een mening bij de ander op te dringen. Door de manier van vragen word je een bepaalde richting in geduwd, en helaas trappen er veel mensen in. De berichtgeving is negatief van aard en altijd in de klagende tijd. Ik geef de Nederlandse taal nog een jaar of vijftig en we hebben er een nieuwe tijd bij. Tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooide tijd en klagende tijd. Als ik dan zie hoe verwend wij zijn in Nederland. Hoe goed we het allemaal hebben met elkaar, dan is er geen reden tot klagen. Als ik dat dan vergelijk met Curaçao, waar veel mensen het echt minder goed hebben. Ik hoor hen niet klagen. Ze dealen ermee en gaan door. Daar zou menig Nederlander nog van kunnen leren. Helaas hoor ik ook steeds vaker het klaaggeluid vanuit de Antillen komen. Niet van de Antillianen, als wel van enkele Nederlanders die ook daar vinden te moeten klagen. Mensen, geniet van het leven, kijk om je heen en besef hoe goed je het hebt. Diegenen die echt reden tot klagen hebben, die hoor je niet. En als je dan echt wilt klagen en je vindt dat het gras bij de buren altijd groener is, dan is daar wel een redelijk simpele oplossing voor te vinden. Neem kunstgras.

zaterdag 23 januari 2016

stilte

Ik heb erg moeten wennen aan het binnenleven in Nederland. Ik was het zo gewend dat je buiten leeft. Op de porch rondom je huis. Binnen was je om te slapen, te douchen en om te koken. Soms zaten we binnen voor de televisie. Hoewel ik ook veel gezinnen ken die de televisie ook buiten hadden staan. Tegenwoordig met alle inbraken zie je dat helaas steeds minder. Door het buitenleven had je ook altijd een soort van indirect contact met de buren. Je hoorde hen op hun porch praten met elkaar. Niet woordelijk, maar wel dat er gepraat werd. Ik voelde me nooit alleen en had altijd een veilig gevoel. Je hoorde het gerammel van serviesgoed dat werd opgeruimd als het eten klaar was of je hoorde dat er samen muziek werd gemaakt. Ik had er nooit zo bij stilgestaan dat je altijd wel iets hoort. Als het de buren niet zijn, dan is het wel de wind die altijd waait of het ruisen van de bomen rondom je huis. Een hond die blaft in de verte of een auto die door de straat rijdt. En sinds een aantal jaren ook ‘s nachts het geluid van de airco of fan. Mijn eerste maanden in Nederland waren zo stil in huis. En nog steeds kan het mij overvallen. De huizen zijn dusdanig goed geïsoleerd dat je weinig tot niets hoort van de buren of van welk geluid dan ook buiten. Daarbij kwam dat ik in het begin in een flat woonde. Wel veel buren, maar geen tuin waar je nog wat zou kunnen horen. Nu hebben we een tuin en in de zomer, als het weer het toelaat, hoor je de buren ook. Op de flat hoorde je geen conversaties van de buren. Er kwam niets door de betonnen muren heen. Al gauw stond de televisie de hele dag aan bij mij. Niet dat ik er naar keek, maar als achtergrondgeluid zodat ik niet alleen de stilte hoefde te horen. In een later huis met buren en tuin hoorde ik af en toe de buren wel eens. Meestal in de zomer als de deuren open stonden. De buurvrouw zat graag in de tuin en ze zat er nog liever met de telefoon in haar hand. Nu vermoed ik dat ze regelmatig met anderen sprak die hardhorend waren, want elk gesprek kon ik woordelijk volgen. En dat was niet het geluid dat ik zo miste. Het gevolg was dat ik de deuren sloot en weer bevangen werd door de stilte in huis. Lang leve de televisie die ik zacht op de achtergrond kon aanzetten. In ons huidige huis hebben we een goed contact met de buren aan de ene kant en summier met die aan de andere kant. Vanwege verbouwingen van onze kant hebben wij wel voor wat geluidsoverlast gezorgd ben ik bang. Met vertraging geven zij nu antwoord op dezelfde manier. Dus ook nu gaat de televisie aan, maar dat is nu meer om dat geluid te overstemmen. Aan de stilte ben ik geleidelijk aan gewend. De enige momenten dat ik steevast overvallen word van de stilte is als wij met vakantie zijn geweest op Curaçao en we komen terug in Nederland. Die eerste nacht kan ik niet slapen van de stilte. Je hoort niets, geen airco, geen auto’s, geen honden. Ik ken mensen die de stofzuiger aanzetten om maar iets van geluid te hebben. Ik zet de televisie uit na de zoveelste herhaling van het journaal, om te wennen aan de stilte.

Houdbaarheidsdatum

Op alle verpakkingen van levensmiddelen staat een houdbaarheidsdatum. Dit staat op twee manieren omschreven. Ten minste houdbaar tot. Of te gebruiken tot. En daar zit wel een verschil in. De tweede is een richtlijn die we beter wel kunnen volgen. Deze staat vaak op vleesproducten, maar ook wel op yoghurtproducten. De eerste, ten minste houdbaar tot, is een breder begrip. Ruimer interpretabel. Ik ben van huis uit gewend dat je vooral je zintuigen gebruikt als je een product wilt gebruiken. Neem als voorbeeld vlees. Als dat er grijzig uitziet, eet je het niet op. Uiteraard laat je het ook staan als het niet lekker ruikt en als ik enige twijfel heb geef ik altijd een stukje aan de kat. Als die het eet, dan durf ik het met een gerust hart ook te eten. Maar als de kat het zelfs laat staan, dan is het niet meer goed. Op dit moment is die theorie enigszins dubieus, aangezien we een kitten in huis hebben. Aan de ene kant speelt zij nog het liefst met haar eten en aan de andere kant eet ze volgens mij ook nog alles op. Dus ik vertrouw nog niet op haar oordeel. Dat je vooral je zintuigen moet gebruiken is nu ook doorgedrongen tot de mensen die verantwoordelijk zijn voor alle informatie rondom eten vanuit de overheid. Ook zij vonden dat er toch wel heel veel eten werd weggegooid. Hele pakken suiker en rijst verdwenen in de prullenbak, omdat de datum was overschreden. Droge kruiden idem dito. En de appels waar een vlekje op zat mochten ook meteen weg. Ik heb in huis best een strijd moeten leveren met mijn stiefkinderen. Met name de jongste hield goed alle data in de gaten. Niet in de laatste plaats omdat hij snel last krijgt van zijn darmen. Ik gaf regelmatig aan dat producten nog prima te eten waren. Het verhaal van meel zeven op de Antillen deed hem gruwelen en ik geloof dat het best een tijd heeft geduurd voordat hij weer een plak cake wilde eten bij ons. Al mijn argumenten werden naarmate hij ouder werd weerlegd. Ik was dus blij dat de overheid met nieuwe richtlijnen kwam om op bepaalde producten geen houdbaarheidsdatum meer op te schrijven. De mensen moeten zelf weer hun gezonde verstand gaan gebruiken om te beoordelen of iets nog goed is of niet. Met dat gezonde verstand zit het bij ons verder wel goed. Hoewel toetjes geen kans krijgen om over de datum te geraken bij ons in huis kijken we toch elke week de koelkast even na. En de yoghurt mag dan altijd nog best even blijven staan. Daar is niets mis mee. We kijken regelmatig de voorraadkast na of er producten in staan die weg moeten. Maar toch niet regelmatig genoeg, zo bleek pas geleden. We hadden een nieuw record te pakken. Anno 2015 haalde ik een Indisch kruidenpotje uit 1998 uit de kast. We zouden er niet ziek van zijn geworden, maar ik geloof ook niet dat er nog veel smaak aan zou zitten. En hoewel ze er 300 jaar geleden niet over dachten om het weg te gooien, heb ik deze toch maar weggedaan.