Naarmate ik ouder word, merk ik dat ik melancholischer word.
En niet alleen ik, ook mijn vrienden om mij heen. Alsof we nu pas doorhebben
dat het leven eindig is. We maken bewust en onbewust de balans op. Wat hebben
we tot nu toe gedaan, wat willen we nog doen. Gaat dat nog lukken? Doen we dat
hier of gaan we terug? Ik heb jarenlang geroepen dat ik hartchirurg zou willen
worden. Kijk, dat is zoiets, dat gaat niet meer lukken. Dat moet ik niet
willen. Niet voor mijzelf, om nog zoveel jaren te moeten gaan studeren voor
zoveel geld, maar ik moet dat zeker niet willen voor die arme mensen die een
hart operatie nodig zouden hebben. Ik zou geen beste arts zijn. Als ik de opleiding
medicijnen al zou halen, dan zou dat met magere zesjes zijn. Niet genoeg voor
een nieuw hart.
De balans opmaken hoor ik veel vrienden doen. Curaçaose vrienden
in Nederland spreek ik daarover. Een terugkerend ding is altijd weer: blijven
we in Nederland wonen of gaan we terug. Eigenlijk zegt iedereen dat ze terug
willen. En toch blijven we hier. We kiezen voor veiligheid en zekerheid.
Maar ondertussen luisteren we steeds vaker naar de muziek
van de Antillen, niet alleen de merengue’s van welleer, we kunnen nu ook de
walsen, mazurka’s en danza’s waarderen. We lezen de kranten online, we lezen de
boeken van bekende auteurs van de Antillen. Boeken die we op de middelbare
school moesten lezen. Toen wilden we niet, maar moest het. Nu hoeft het niet en
willen we het.
We kijken naar foto’s van vroeger en halen herinneringen op.
We hebben het over vrienden van vroeger waar we al in geen vijfentwintig jaar
contact mee hebben gehad, alsof het nog steeds beste vrienden zijn. We organiseren reünies met vrienden van toen.
We koken de heerlijkste gerechten met kruiden die we bij de toko halen. Steeds
vaker en steeds meer.
Bij elke mijmering, of dat nu onder het eten is, of bij een
gezellig samenkomen van vrienden, maak ik toch steeds weer de balans op. Wat heb
ik tot nu toe gedaan? Wat wil ik nog doen? Moet dat hier? Of kan dat ook op
Curaçao?
Ik vind dat alles kan op Curaçao. Zolang je er maar in
gelooft. Mijn vrienden geloven dat niet allemaal, dat levert leuke gesprekken
op, waarbij we aan het eind van de avond allemaal voor ons uit staren.
Luisteren we naar de Caribische klanken uit de stereo, de schaal met pasa palu’s die komt nog eens
voorbij. Totdat de stilte doorbroken wordt met een: Ken je die en die nog? Van
je weet wel. Die zat ook bij ons op school. Die haalde in de pauze altijd een
johny cake bij de snèk. En zo kabbelt de avond voort, zo gaat het leven verder
en tellen we er al gauw weer een paar jaar bij op, voordat we ons de vraag
stellen: wat hebben we tot nu toe gedaan? Wat willen we nog doen? Doen we dat
hier of gaan we terug?