woensdag 29 oktober 2014

reunie


Ik zie een oproep tot een reünie voorbij komen op Facebook. Snel kijk ik wie er heengaan, ken ik mensen, ken ik ze goed. Goed genoeg om een avond kletsen mee te vullen? Soms sluit ik aan, soms laat ik hem aan me voorbij gaan. Maar ik word altijd blij als ik het zie. Wat fijn, en wat goed, dat mensen contact houden.

Ik heb een zeer uitgebreide, diverse vriendengroep uit Curaçao. Ik hoorde nooit bij één clubje. Ik fladderde rond. Ik had met iedereen contact en dat vind ik nog steeds heel waardevol. Ik spreek wel eens mensen die enkel hun eigen vriendengroepje hebben en niemand meer. Ik krijg het benauwd bij het idee. Het is mij ooit, lang geleden wel eens voor de voeten geworpen. Ik had een vriendje, die niet binnen onze vriendengroep hoorde. Van één van deze vrienden kreeg ik te horen dat ik het maar uit moest maken, want hij was niet één van ons. Ik heb het inderdaad uitgemaakt. Met die zogenaamde vriend dan wel te verstaan. Ik heb onze vriendschap in de ijskast gezet en ben voor de relatie gegaan.  Ik hou van al die verschillende mensen, met hun meningen en gewoontes.


Eén groepje is speciaal. Met hen zijn we de eerste jaren in Nederland doorgekomen. Samen, met zorg voor elkaar denken we toch nog nette, gelukkige volwassen mensen geworden te zijn. Door de jaren heen zijn we ieder ons eigen weg gegaan, maar we proberen toch minstens één keer per jaar samen te komen.

Vorig jaar moesten we bekennen dat we enkelen in heel 2013 niet gezien hadden. Gedurende 2013 had ik daar geen last van. Toen het uitgesproken was wel. Ik heb ons toen beloofd dat dat niet meer zou gebeuren. We spreken elkaar jaarlijks met pasen, waar aanhang en kinderen ook welkom zijn. Tijd om echt even bij te kletsen lukt vaak niet. We zijn met teveel mensen en je wil toch even iedereen spreken, bovendien vragen de kinderen veel aandacht.

We hebben afgesproken dat we elkaar ook een keer moeten zien zonder aanhang en kinderen. Dat lukt soms. Dan gaan we uit eten en kletsen we heerlijk bij. Aan een half woord hebben we genoeg en we hoeven niets uit te leggen aan onze partners over die mensen van vroeger, of over die gebeurtenissen waar we allemaal bij betrokken waren. Ook kunnen we  ongegeneerd ons ongenoegen uiten over alles wat we niet fijn vinden van Curaçao. Want wij mogen dat vinden. Als onze partners commentaar hebben op het eiland dan kunnen we dat slecht verdragen. Al hebben ze nog zoveel gelijk, ze krijgen het niet. Enkel omdat ze er niet bij waren toen het anders was.

Door het gefladder heb ik met meerdere groepen mensen reünie momenten, en de gezamenlijke deler blijft het even thuisvoelen bij elkaar. Mijmeren over vroeger, maar zeker ook stilstaan bij het heden en vooruit kijken en dromen over de toekomst. Leren van elkaar. Net als toen. Nette volwassenen zijn we al geworden, nu nog respectabele bejaarden.

automatiek


Toen ik net in Nederland woonde om te studeren waren wij natuurlijk arme studenten. Geld voor exclusieve diners hadden we niet.  Een avondje uit eten was bij ons steevast een pizza bij een leuk en gezellig pizza restaurantje met studentenprijzen. Omgerekend in euro’s betaalden we denk ik vijf euro voor een pizza. En op dinsdag zelfs maar drie euro.

Zo’n pizza geeft een paar uur lang een goed gevuld gevoel, maar na de nodige drankje, zo tegen het einde van de nacht kwam de honger toch weer opzetten. Keus voor exclusiviteit was er nu niet meer op dit tijdstip. We waren overgeleverd aan de automatiek van de FEBO.  Ik zal de automatiek uitleggen, aangezien ik er op Curaçao nog nooit één heb gezien. De officiële uitleg van Wikipedia is als volgt:  Een automatiek is een verkoopautomaat. In een automatiek ligt bereid voedsel op een servetje of kartonnetje achter glazen deurtjes, waar het warm wordt gehouden. De consument kan zo'n deurtje na inworp van muntgeld openen en het product zo meenemen. Het voedsel uit de automatiek wordt vaak op straat opgegeten, al zijn er meestal ook enkele zitplaatsen voorzien.  Naast de friet die wel vers werd gebakken had je niet veel keus bij de automatiek. Kroketten, kipcorn, frikadellen en kaassoufflés waren wel zo’n beetje de keus op het menu. Maar als je  honger hebt dan smaakt een kroket zalig.

Mijn ervaringen met automatieken hielden niet op bij het stappen. Elk gerenommeerd treinstation in Nederland had ze ook. Deze werden ’s-Avonds gevuld voor diegene die bij het nemen van de laatste nachttrein nog wel zin hadden in iets lekkers. Die nachttrein nam ik nooit. Wel de eerste ochtendtrein. Als we naar Curaçao vlogen bijvoorbeeld. De KLM vloog in die tijd op voor ons onchristelijke tijden, waardoor wij om zes uur in de ochtend in de eerste trein zaten op weg naar Schiphol. Ik kan uit ervaring vertellen dat een frikadel, van de vorige avond, uit de automatiek nog best smaakt. Inmiddels vraag ik mij af wat er dan in hemelsnaam in die frikadellen moet zitten, als die na zoveel uur, gelegen in de warmte nog smaken en goed zijn.

Ik was het fenomeen automatiek een beetje ontgroeid vond ik van mijzelf. Ik kan mij inmiddels meer veroorloven dan de kroket uit de automaat, bovendien smaakt hij me niet meer zo. Toch is de automatiek weer helemaal hot bij ons in het dorp. Geen kroketten of frikadellen worden verkocht, maar aardappelen, eieren en tomaten. Vers van het land, vers van de kip, zo de automaat in. Vierentwintig uur per dag beschikbaar. Goedkoper dan in de supermarkt, een eerlijker product e, maar vooral heel erg lollig. We gaan terug naar de basis. Eerst was het friet, nu de aardappel. Toen de kipcorn,  nu de eieren, straks de kip?

zondag 12 oktober 2014

halen en brengen


Op Curacao kreeg ik vaak te horen, fijn hè om in Nederland te wonen, dan kan je zoon zelf met de fiets overal naar toe.

Dat zou je wel denken ja. Alleen hebben wij ervoor gekozen om net buiten het dorp te wonen, langs een hele drukke weg. Daar komt bij dat ons kind een grote interesse heeft in de wereld om zich heen, en op de fiets nog wel eens vergeet dat uitkijken daar deel van uitmaakt.

Met andere woorden, het is in onze ogen vragen om problemen om hem alleen te laten fietsen. De reden om hierover te praten kwam voort uit het feit dat wij spraken of op Curaçao of Bonaire wonen een optie voor ons zou zijn. En hoe onze zoon zich dan zou gaan voelen, want hij zou wel beperkt worden in zijn doen en laten op de eilanden.

Nou, niet dus. Er zal voor hem niet veel veranderen. Als hij zou willen afspreken met klasgenootjes dan zouden wij moeten rijden daarheen. Maar dat moeten we hier ook. Als hij wil sporten zal hij gebracht moeten worden. Helaas, wij rijden hier ook naar het sportveld. En aangezien het sportveld aan de andere kant van het dorp ligt, rijden wij niet op en neer, maar kijken we altijd naar de trainingen.

Mijn moeder was vroeger ook vaak de pineut als wij ergens heen wilden. De muzieklessen duurden nooit zo lang dat op en neer rijden zin had, dus met een goed boek zat zij altijd of in de auto of onder de boom te wachten. Naar school brengen en halen was een minder groot probleem, aangezien we in hetzelfde gebouw zaten.

Afspreken met vrienden kon altijd en als je was gebracht was het hopen dat de andere ouder je dan thuis kon brengen. Maar vaak werd ook gezegd, ga maar lopen. Zeker, in de buurt waar wij woonden, woonden ook veel vrienden in de buurt. Op loopafstand dus. Dit was in de leeftijd dat het geen spelen meer heette, maar dat het meer hangen was. Hangen op de porch, niets doen, of het jongere broertje vervelen of bedenken wat we in het weekend wilden gaan doen. Dat hangen wilden we wel samen doen, maar wie ging nou lopen. Daar strandden de afspraken wel eens op. Geen van beide partijen had zin om op te staan, schoenen aan te trekken en de zon in te gaan om te gaan lopen.

Tegen de tijd dat onze zoon de leeftijd heeft om te gaan hangen is hij ook oud genoeg om zelf met de fiets te gaan. We gaan er vanuit dat hij dan genoeg van het verkeer heeft gezien om daaraan deel te kunnen nemen. Je zou dus kunnen stellen dat ik tegen die tijd veel vrije tijd zou moeten hebben.

Maar gezien onze dromen en idealen hoop ik toch in de voetsporen van mijn moeder te kunnen treden. Ik blijf dus vooralsnog goed oefenen met heen en weer rijden. Als ook met mijn voet stijf houden door te zeggen dat af en toe lopen best kan. Ook in de zon. Of hier: in de regen/wind/sneeuw/hagel/ijzel/mist.

Mondi jongen (vorige week)


In onze tuin leeft heel veel. Vooral heel veel spinnen, pissebedden en duizendpoten. Bij de Nederlandse duizendpoten moet je vooral denken aan kleine kriebelbeestjes van nog geen twee centimeter groot en nog geen halve centimeter dik. Ik heb ze bij Scherpenheuvel gezien van twintig centimeter groot, dus om deze jongens in onze tuin lach ik en met mijn blote handen duw ik ze aan de kant als ze in de weg zitten. Ook de pissebedden schuif ik opzij, de spinnen is een ander verhaal. Er zat er één binnen, bungelend voor het raam en die was groot. Heel groot. Wel zeker zeven centimeter met zijn poten wijd. Nu is mijn zoon inmiddels net zo’n held als ik met spinnen, en mijn man was niet thuis. Doodslaan durfde ik niet, dus volgens goed gebruik met glas en papier hebben we deze spin toch buiten weten te krijgen.

Nu wonen er nog meer beesten in onze tuin. Heel veel muizen en regelmatig konijnen. Maar deze wonen er vaak maar heel kort, aangezien onze kat zijn brokken graag aanvult met zelf gevangen wild.

Onder de trampoline hebben we ook nog een familie pad wonen. Ze zeggen dat deze altijd blijven terugkomen naar hun geboortegrond. En toen wij dit huis kochten zat er een vijver in de tuin, waar ook veel padden leefden, dus ik vermoed dat ze, na het bergen van de vijver, zijn verhuisd naar de diepte onder de trampoline. Donker, vochtig en meestal beschermd.

Ik zeg meestal, want zo af en toe, worden ze gevangen door zoonlief. Languit op zijn buik hengelt hij dan met schep en net onder de trampoline door. Hij pakt ze met zijn blote handen vast en stopt ze in een emmer. Hij heeft inmiddels geleerd dat daar niet alleen water in moet zitten, maar ook iets waar de padden op kunnen zitten als ze dat willen. Ook moet er iets over de emmer heen, want de padden willen maar één ding, zo snel mogelijk weer naar huis. En dat strookt niet met wat zoonlief wil. Die wil ze in de emmer.

Meestal weet hij zo’n vijf tot zes padden te vangen. En met zijn emmer loopt hij trots naar ons. Na veel aah’s en ooh’s moet hij ze van ons weer terugbrengen en het ritueel herhaald zich in omgekeerde volgorde.

De kinderen van mijn zus aanschouwen dit schouwspel met redelijk afgrijzen. Die padden in de emmer zijn nog wel leuk, maar vasthouden met je blote handen gaan ze toch echt niet doen.  Haar kinderen groeien op in een wijk zonder veel kriebelbeestjes. Ik vraag mij af hoe dat op Curaçao is. Alle kinderen krijgen daar immers te maken met kriebelbeestjes. Het maakt niet uit waar je woont. Ik noem haar kinderen wel eens gekscherend stadskinderen en de mijne een mondi jongen, maar hoe zit dat dan op Curaçao? Zijn alle kinderen daar dan mondi kinderen?