zondag 31 januari 2016
Curasu
Elke week krijgen wij hier een huis-aan-huis krantje. Dat is gratis
en gaat over het dorp. Er staan allerhande dingen in. Van informatie
over kerkdiensten tot een knutselpagina van scholen. Vaak
ook wel een soort diepte-interview met een plaatselijke bekendheid
en nieuwtjes worden besproken. Ik blader het krantje altijd
even door. Ik kijk bij de vergunningen die worden aangevraagd
en waarvoor, om te voorkomen dat ik ineens verrast word door
een bouwlustige buurman die een boom wil kappen waar wij
schaduw van ontvangen. En zo viel mijn oog op de naam Curasu.
Even lezen. Een jonge ondernemer begon een eettentje met
snacks en maaltijden uit Curaçao en Suriname. Mijn hart maakt
een sprongetje en ik spring letterlijk op van mijn stoel. YES, roep
ik, dat scheelt weer werk. Ik kan mijn lekkernijen nu hier kopen.
Ik hoef er niet voor naar Rotterdam te rijden. Ik hoef niet te zwoegen
in de keuken. Mijn zoon kijkt me aan alsof ik gek ben, tot ik
hem uitleg waar mijn enthousiasme vandaan komt en hij springt
vervolgens met mij mee. Ik hoefde niet lang te zoeken om te zien
waar het was. Vlakbij, nog geen vijf minuten rijden met de fiets, laat staan met de auto. Parkeergelegenheid
genoeg voor de deur. Verkoop aan bentana. En dat is wel even wennen voor de gemiddelde
Nederlander. Hoezo aan het raam kopen? Kunnen we niet ergens zitten? Dat heeft de vorige eigenaar
ook genekt, nu moet je buiten wachten op je eten. Helaas meestal in de kou. Op Curaçao en ik neem aan
in Suriname ook, is buiten wachten op je eten nooit een probleem. Sterker nog, het is er heel gewoon.
Bij de truk’i pan sta je buiten op straat.
Het eten wint het van de kou voor mij. De wind en kou trotserend ben ik aanwezig bij de opening. De
partytent die ons enigszins droog kan houden wordt ondersteund door zware zandzakken, om niet de
lucht in te vliegen. Ik bekijk het aanbod en maak een praatje met de jonge verkoper. Ja, ook ik kom van
de Antillen, en nee, dat zou je niet snel aan mij zien. Ik doe mijn bestelling en krijg wat extra kaasballen
cadeau, als Antillianen onder elkaar. Met mijn tasje gevuld kom ik thuis. Ik maak de zakjes open.
De pastechi’s waren nog niet klaar, en empana willen ze nog wel gaan maken, dus die zou ik op een
later moment moeten bestellen. Mijn broodje bakijouw was lekker, maar die kaasballen waren zo groot
als kleine knikkers. Om niet meteen af te haken bestel ik de avond erna drie porties saté ku batata. Ik
betaal voor mijn gevoel de hoofdprijs. Per portie 8,50 euro, omgerekend toch zo’n 16 gulden. En als ik
daar nou twee dagen van zou kunnen eten... Maar helaas, aan het einde van de maaltijd nam ik nog
een boterham. En nog wil ik niet opgeven, ik wil ook die pastechi’s proeven en kijken of ze al empana’s
hebben, maar helaas na vier weken is de zaak dicht. Er is iemand de pui binnen gereden. Misschien
had deze binnenrijder het toch te koud buiten? Ik sta inmiddels weer te zwoegen in de keuken thuis
en eet mijn lekker smakende, maar onooglijke empana’s.
Nederland klaagland
Nederland is een klaagland. Er is een klaagcultuur die er niet
om liegt. Het gras is altijd groener bij de buren. Het glas is altijd
halfleeg. Als de zon al een keer schijnt, dan schijnt hij te
fel. En als je tegenwind hebt op de heenweg, dan weet je bij
voorbaat al zeker dat je die ook op de terugweg zult hebben.
Ook op de werkvloer merkte ik die klaagzang van collega’s.
Niets was goed. Er ging geen dag voorbij of het hele team had
last van elkaar, van de kinderen, van de organisatie, van alles,
maar nooit van zichzelf. Want bij die klaagcultuur hoort ook
dat het nooit aan de klager ligt. Enige zelfreflectie is nog ver
te zoeken. Op mijn werk ontdekte ik dat ik een tegengeluid
wilde geven. Dus, heel bewust, ben ik voor elk beklag een positief
tegengeluid gaan geven. “Omar kan weer niet stil zitten,
ik word er gek van”, waarop ik zei: “Wat fijn dat je iemand
in de klas hebt die af en toe even een glaasje water voor je
kan halen.” Na twee jaar tegengeluid kwam ik voor de keus
te staan. Of meegaan met het klaagteam of kiezen voor een
andere werkplek. Ik heb voor het laatste gekozen en dat was
een hele goede beslissing.
Sommige mensen in het dorp mijd ik liever. Ik weet dat als ik hen spreek, ik gedeprimeerd weer
naar huis ga. Er is dan niets meer goed in de wereld. Ook de televisie of de radio zet ik minder
vaak aan. De manier van journalistiek is door de jaren heen zo veranderd. Van puur observeren
en verslag doen van enkel feiten, lijkt het tegenwoordig wel nodig om bij voorbaat al een mening
bij de ander op te dringen. Door de manier van vragen word je een bepaalde richting in geduwd,
en helaas trappen er veel mensen in. De berichtgeving is negatief van aard en altijd in de klagende
tijd. Ik geef de Nederlandse taal nog een jaar of vijftig en we hebben er een nieuwe tijd bij.
Tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooide tijd en klagende tijd.
Als ik dan zie hoe verwend wij zijn in Nederland. Hoe goed we het allemaal hebben met elkaar,
dan is er geen reden tot klagen. Als ik dat dan vergelijk met Curaçao, waar veel mensen het echt
minder goed hebben. Ik hoor hen niet klagen. Ze dealen ermee en gaan door. Daar zou menig
Nederlander nog van kunnen leren. Helaas hoor ik ook steeds vaker het klaaggeluid vanuit de
Antillen komen. Niet van de Antillianen, als wel van enkele Nederlanders die ook daar vinden
te moeten klagen. Mensen, geniet van het leven, kijk om je heen en besef hoe goed je het hebt.
Diegenen die echt reden tot klagen hebben, die hoor je niet.
En als je dan echt wilt klagen en je vindt dat het gras bij de buren altijd groener is, dan is daar
wel een redelijk simpele oplossing voor te vinden. Neem kunstgras.
zaterdag 23 januari 2016
stilte
Ik heb erg moeten wennen aan het binnenleven in Nederland. Ik was het
zo gewend dat je buiten leeft. Op de porch rondom je huis. Binnen was
je om te slapen, te douchen en om te koken. Soms zaten we binnen voor
de televisie. Hoewel ik ook veel gezinnen ken die de televisie ook buiten
hadden staan. Tegenwoordig met alle inbraken zie je dat helaas steeds
minder. Door het buitenleven had je ook altijd een soort van indirect
contact met de buren. Je hoorde hen op hun porch praten met elkaar.
Niet woordelijk, maar wel dat er gepraat werd. Ik voelde me nooit alleen
en had altijd een veilig gevoel. Je hoorde het gerammel van serviesgoed
dat werd opgeruimd als het eten klaar was of je hoorde dat er samen
muziek werd gemaakt. Ik had er nooit zo bij stilgestaan dat je altijd wel
iets hoort. Als het de buren niet zijn, dan is het wel de wind die altijd
waait of het ruisen van de bomen rondom je huis. Een hond die blaft in
de verte of een auto die door de straat rijdt. En sinds een aantal jaren ook
‘s nachts het geluid van de airco of fan.
Mijn eerste maanden in Nederland waren zo stil in huis. En nog steeds kan het mij overvallen. De
huizen zijn dusdanig goed geïsoleerd dat je weinig tot niets hoort van de buren of van welk geluid
dan ook buiten. Daarbij kwam dat ik in het begin in een flat woonde. Wel veel buren, maar geen
tuin waar je nog wat zou kunnen horen. Nu hebben we een tuin en in de zomer, als het weer het
toelaat, hoor je de buren ook. Op de flat hoorde je geen conversaties van de buren. Er kwam niets
door de betonnen muren heen. Al gauw stond de televisie de hele dag aan bij mij. Niet dat ik er
naar keek, maar als achtergrondgeluid zodat ik niet alleen de stilte hoefde te horen.
In een later huis met buren en tuin hoorde ik af en toe de buren wel eens. Meestal in de zomer als
de deuren open stonden. De buurvrouw zat graag in de tuin en ze zat er nog liever met de telefoon
in haar hand. Nu vermoed ik dat ze regelmatig met anderen sprak die hardhorend waren, want elk
gesprek kon ik woordelijk volgen. En dat was niet het geluid dat ik zo miste. Het gevolg was dat ik
de deuren sloot en weer bevangen werd door de stilte in huis. Lang leve de televisie die ik zacht
op de achtergrond kon aanzetten.
In ons huidige huis hebben we een goed contact met de buren aan de ene kant en summier met die
aan de andere kant. Vanwege verbouwingen van onze kant hebben wij wel voor wat geluidsoverlast
gezorgd ben ik bang. Met vertraging geven zij nu antwoord op dezelfde manier. Dus ook nu gaat de
televisie aan, maar dat is nu meer om dat geluid te overstemmen.
Aan de stilte ben ik geleidelijk aan gewend. De enige momenten dat ik steevast overvallen word
van de stilte is als wij met vakantie zijn geweest op Curaçao en we komen terug in Nederland. Die
eerste nacht kan ik niet slapen van de stilte. Je hoort niets, geen airco, geen auto’s, geen honden. Ik
ken mensen die de stofzuiger aanzetten om maar iets van geluid te hebben. Ik zet de televisie uit
na de zoveelste herhaling van het journaal, om te wennen aan de stilte.
Houdbaarheidsdatum
Op alle verpakkingen van levensmiddelen staat een houdbaarheidsdatum.
Dit staat op twee manieren omschreven. Ten minste
houdbaar tot. Of te gebruiken tot. En daar zit wel een verschil
in. De tweede is een richtlijn die we beter wel kunnen volgen.
Deze staat vaak op vleesproducten, maar ook wel op yoghurtproducten.
De eerste, ten minste houdbaar tot, is een breder begrip.
Ruimer interpretabel.
Ik ben van huis uit gewend dat je vooral je zintuigen gebruikt
als je een product wilt gebruiken. Neem als voorbeeld vlees. Als
dat er grijzig uitziet, eet je het niet op. Uiteraard laat je het ook
staan als het niet lekker ruikt en als ik enige twijfel heb geef ik
altijd een stukje aan de kat. Als die het eet, dan durf ik het met
een gerust hart ook te eten. Maar als de kat het zelfs laat staan,
dan is het niet meer goed. Op dit moment is die theorie enigszins
dubieus, aangezien we een kitten in huis hebben. Aan de ene
kant speelt zij nog het liefst met haar eten en aan de andere kant
eet ze volgens mij ook nog alles op. Dus ik vertrouw nog niet op haar oordeel.
Dat je vooral je zintuigen moet gebruiken is nu ook doorgedrongen tot de mensen die verantwoordelijk
zijn voor alle informatie rondom eten vanuit de overheid. Ook zij vonden dat er toch wel heel veel
eten werd weggegooid. Hele pakken suiker en rijst verdwenen in de prullenbak, omdat de datum was
overschreden. Droge kruiden idem dito. En de appels waar een vlekje op zat mochten ook meteen weg.
Ik heb in huis best een strijd moeten leveren met mijn stiefkinderen. Met name de jongste hield goed
alle data in de gaten. Niet in de laatste plaats omdat hij snel last krijgt van zijn darmen. Ik gaf regelmatig
aan dat producten nog prima te eten waren. Het verhaal van meel zeven op de Antillen deed hem
gruwelen en ik geloof dat het best een tijd heeft geduurd voordat hij weer een plak cake wilde eten
bij ons. Al mijn argumenten werden naarmate hij ouder werd weerlegd. Ik was dus blij dat de overheid
met nieuwe richtlijnen kwam om op bepaalde producten geen houdbaarheidsdatum meer op te
schrijven. De mensen moeten zelf weer hun gezonde verstand gaan gebruiken om te beoordelen of iets
nog goed is of niet. Met dat gezonde verstand zit het bij ons verder wel goed. Hoewel toetjes geen kans
krijgen om over de datum te geraken bij ons in huis kijken we toch elke week de koelkast even na. En
de yoghurt mag dan altijd nog best even blijven staan. Daar is niets mis mee. We kijken regelmatig de
voorraadkast na of er producten in staan die weg moeten. Maar toch niet regelmatig genoeg, zo bleek
pas geleden. We hadden een nieuw record te pakken. Anno 2015 haalde ik een Indisch kruidenpotje
uit 1998 uit de kast. We zouden er niet ziek van zijn geworden, maar ik geloof ook niet dat er nog veel
smaak aan zou zitten. En hoewel ze er 300 jaar geleden niet over dachten om het weg te gooien, heb
ik deze toch maar weggedaan.
Abonneren op:
Posts (Atom)