maandag 14 mei 2018


Lieve Maxima,

Het is alweer een aantal jaar geleden dat ik u schreef, maar ik klim toch weer in de pen. U weet het waarschijnlijk niet eens, maar u heeft een geweldig feest gemist. Ik weet dat Groningen ook leuk is, maar als u dan toch de moeite neemt om zoveel kilometers te reizen voor de verjaardag van uw man, dan zou ik zeggen, reis nog even door. In uw vliegtuig, van alle gemakken voorzien komt u uitgerust en energiek aan op ons prachtige eiland. En wat een feest staat u te wachten. Ook hier is iedereen in het oranje gekleed, dat moet toch een thuis gevoel geven.
U zult bij ons ontvangen worden door de gouverneur en ik beloof u, zij zal niet beginnen over aardbevingen of andere ellende. Die bewaren we wel voor later als uw man in de dagen erna een werkbezoek kan plannen. De muziek en temperatuur voelen voor u als een thuis. Lekker op slippers en koele zomerjurk kunt u door de straten wandelen. Geen dikke jas die gaat knellen en die op het eind toch even uit moet om die mooie jurk te laten zien, die u anders voor niets heeft gekocht. Een kekke zomerhoed als fashion statement en u bent klaar om te gaan.
Ook voor uw dochters is het in deze contreien goed vertoeven. Uw oudste heeft in Nederland nog niet de leeftijd dat ze alcohol mag drinken, maar een kleine cocktail kan hier al wel. Geen oranje bitter, dat slecht weg te drinken is, maar een koele versnapering die in dezelfde kleur komt als uw mans familienaam mag zeker niet ontbreken. En hoewel de middelste, zoals zo vaak er een beetje tussen invalt qua leeftijd, is er voor uw jongste volop vertier. Ik raad u aan om zwemkleding mee te nemen. Er zijn op verschillende plaatsen waterattracties, dus droog zullen ze niet naar huis gaan.
Meerdere chaperonnes is wel een pré. Uw dochters zijn prachtige meiden om te zien, dus de mogelijkheid bestaat dat er een vriendje aan blijft plakken die graag mee terug wil naar Nederland. Je weet nooit waar een dansje op uit kan draaien. En gedanst zal er zeker worden. Kan uw man dansen? Een paar lessen vooraf doen wonderen.
Dus lieve Maxima, hierbij nodig ik u uit, om volgend jaar uw mans verjaardag bij ons op Curaçao te komen vieren. Ik verzeker u van mooi weer, genoeg te drinken en te beleven op straat. Met op iedere hoek iets lekkers te snacken. We kunnen u bedienen met een bitterbal, maar liever serveer ik u een kaasbal. En ook die dient u voorzichtig te eten, tenzij u een hittebestendige slokdarm heeft. Het wc-potten gooien laten wij liever over aan de onverlaten die een stukje mondi zoeken. Het spijkerbroekhangen is meer iets voor uw dochters. Of dat toekomstige vriendje.
En mocht u een paar jongetjes tegenkomen in ontbloot bovenlijf en op slippers, dan is de kans groot dat één daarvan mijn zoon is. Hij heeft niets kwaads in zijn zin. Hij is ten slotte net zo oud als uw jongste. Jong en onbezonnen met een gouden hart.

maandag 25 september 2017

Zomaar een dinsdagmiddag

De hitte wil niet uit het huis, de hitte wil niet uit mij. Ik pak de tassen die altijd klaar staan en sjouw ons in de hete auto. Niet veel later staan we met onze voeten in het zand en ploffen neer op een strandstoel. Even wat drinken, een potje backgammon en dadelijk een frisse duik in het water.
Als ik aan mijn strandburen vraag of ze even op mijn tas willen letten kijken drie mannen en een vrouw mij even stil aan. Net wanneer ik verwacht dat ze gaan vertellen dat ze zo weg moeten of erger nog, dat ze heel direct zullen zeggen dat ze daar niet aan beginnen, zegt een van de mannen dat het goed is. Niet heel enthousiast, maar ik hap meteen toe. Ik vertel een warrig , maar waargebeurd verhaal dat we meemaakten op Caracasbaai, nog niet zolang geleden. Daar werd een tas voor de ogen van de zwemster meegenomen door een paar gasten die duidelijk geen relatie met haar hadden. Zij lag in het water en zou  nooit op tijd eruit gekomen zijn en lijdzaam keek ze toe naar deze diefstal. Op dat moment kreeg ik veel aanwijzingen van het gezelschap. Dat ik mijn tas beter bij hun stoelen neer kon zetten en de backgammon die ik mee had moest goed afgedekt worden, want vanaf dat moment was niemand meer te vertrouwen als ik hun verhalen mocht geloven.
Ik kijk rond en zie dat dat wel mee zal vallen. Ik wordt afgeleid door twee roze opblaasflamingo’s die op hun rug liggen en twee blauwe bikini-meiden. Duidelijk vriendinnen, dezelfde bikini. Verder wat toeristen en andere eilandbewoners die verkoeling zoeken.
Eenmaal in  het water zag ik alleen de hoofden nog van de strandburen. Ze wandelden met mijn tas. Toch voorzichtig geworden, enigszins twijfelend aan mijn mensenkennis ga ik het water weer uit. Niets aan de hand. Ze zijn in de zon gaan liggen en hebben behalve hun hele eigen hebben en houden ook mijn tas meeverhuisd. De backgammon, waar ik achteloos de handdoek half op had gegooid, ligt nu hermetisch afgesloten onder mijn handdoek op een tafeltje naast de strandburen. Ik bedank ze vriendelijk en kijk het strand rond. Met mijn mensenkennis zit het dus nog wel goed. Mijn incasseringsvermogen wordt echter danig op de proef gesteld als ik flink wordt ingemaakt met backgammon. De roze flamingo’s liggen nog even roerloos, de blauwe bikini’s hebben gezelschap gekregen van het manvolk. De strandburen zoeken nu zelf verkoeling terwijl er één op wacht zit bij hun tassen. Zomaar een dinsdagmiddag. Wat een rijkdom. Zomaar, omdat het kan.

Orkaan Irma

Er zijn geen woorden voor om goed te kunnen beschrijven wat er in Sint Maarten en omringende eilanden is gebeurd met de orkaan Irma en tegelijkertijd zijn er heel veel woorden voor. Dat blijkt wel uit al die verschillende meningen die rond gaan over deze ramp, maar meer nog over de gevolgen van de ramp. Op voorhand was het vooral heel spannend voor iedereen. Er werd veel voorlichting gegeven en mensen bereidden zich zo goed mogelijk voor. Lang leven sociaal media. Voor ons als bijstander, die op veilige afstand meekeken was het afwachten hoe vrienden en familie de orkaan hadden doorstaan. Van sommigen hoorden we redelijk snel dat het goed ging, van anderen duurde het wat langer. Nadat de eerste uren waren verstreken en de eerste beelden naar buiten kwamen werd pas goed duidelijk hoe groot de ramp is. Wat een ravage. Overal liggen auto’s, boten, huizen, bedrijven. Alles ligt in puin. Sommige mensen zijn alles kwijt, anderen doen verwoede pogingen om datgene dat ze nog hebben bij elkaar te houden.  Je hoort en leest schrijnende verhalen van mensen die bang zijn.
Ondertussen krijgen wij berichten uit Nederland of wij wel oke zijn. Ik neem het ze niet kwalijk dat ze niet weten dat de eilanden zo’n 900 kilometer uit elkaar liggen. Een afstand even ver als Amsterdam en Zwitserland. Ik lees het als meeleven en begaan zijn met anderen. Toch roept dit wrevel op bij sommigen die het niet kunnen laten om via sociaal media meteen snerende opmerkingen te moeten maken over de domheid van sommigen  . Zo ook die groep mensen die in Nederland, wederom via sociaal media, roepen dat elke vorm van hulp niet nodig is en dat Nederland eerst maar eens aan hen moet gaan betalen. Geen hulp dus nodig voor diegenen die niets meer hebben, helemaal niets meer. In dit geval kan ik het niet opbrengen om te denken dat onwetendheid bij deze mensen hen het recht geeft om dit soort uitspraken te doen. Ik gun dit soort mensen een eigen orkaan, zodat ze zelf kunnen ervaren en voelen wat het is om echt niets meer te hebben. En niet te roepen vanaf de bank, kijkend naar de tv, met een mobiel in de hand, terwijl het eten op het fornuis staat, dat je zelf ook niets hebt. 
Een ramp haalt het beste en het slechtste naar boven bij mensen. Niet alleen bij ons, die aan de zijlijn staan of bij hen die voor de tv luid roepen. Ook voor de slachtoffers. Ik zie ze ook lopen met die tv op hun schouder, en die koelkast op een steekwagen. Het enige dat ik dan denk is, waar ga je het laten als je helemaal geen huis meer hebt. En hoe wil je je weer vertonen in de gemeenschap als straks iedereen de beelden heeft gezien waar jij met je boevengezicht duidelijk zichtbaar in beeld bent. Dat je eten en kleding onbetaald meeneemt, daar kan ik alle begrip voor opbrengen, maar dat je hotels binnen loopt om de toeristen te beroven, is een brug te ver. Het is een ramp in vele opzichten en ik ben bang dat het nog jaren gaat duren voordat iedereen deze klap te boven is. 

Onsportief

Ik had er nooit aan moeten beginnen. Ik wist het de eerste keer al. En nu voor de vierde keer trapte ik er toch weer in. Ik liet mij overhalen. De voornaamste reden was dat mijn man niet mee kon en ik ons kind niet mee wilde geven met anderen. Dit was onze eigen verantwoordelijkheid. Een van ons zou erbij moeten zijn , dus was ik de gene die dit keer mee zou gaan. Tot de avond ervoor heb ik smoesjes verzonnen. Hoofdpijn, buikpijn, achterstallig werk, maar ik moest toch gaan. De eerste twee keren riep ik na afloop ook dat ik het nooit meer zou doen. Maar dat was dertig jaar geleden. Het eerste bankje was ons doel, die tweede keer. Maar ook toen, onder druk van de groep, zijn we toch verder gegaan. En de beloning moet gezegd worden is meestal overweldigend mooi. Zoals die ene keer dat de helikopter zou dichtbij was dat we oog in oog stonden met de piloot. Of die keer dat we hertjes zagen die in een plas water stonden te drinken. En dat koele water achteraf op één van de baaien is ultiem.
Maar nu is het toch echt klaar. Ik ga niet meer. Nooit meer. Ik geef mij gewonnen. Mijn man mag deze taak overnemen tot zoonlief groot genoeg is om alleen te gaan. Dan mag hij het verder zelf doen. Hoewel ik mij afvraag of hij dat nog wil. Astma en hoogtevrees zijn geen goede combinatie voor deze sport bleek dit keer. Want een sport wil ik het wel noemen. Het is een work-out waar ik u tegen zeg.  Ik ken mensen die er twintig minuten over doen. Ik ben die iemand niet. Ik ploeter vanaf de eerste meters tot de laatste. Het is geen sportieve sport. Ik sta constant op achterstand en kan het op geen enkel moment inlopen. En dat met goede schoenen, genoeg water en een gedegen mentale voorbereiding.
Toen ik al een tijdje gestopt was met roken ondernam ik mijn derde poging. In de veronderstelling dat dit het verschil zou maken en inderdaad, het ging makkelijker. Inmiddels rook ik al heel lang niet meer, maar het verschil voel ik niet meer. Dat was enkel die ene keer.

Onderweg heb ik meerdere keren een goed gesprek gehad met mijzelf en de tegenpartij. De tegenpartij vroeg uiteindelijk of ik alsjeblieft niet weer terug wilde komen. Al dat gezeur, gepuf, gehijg en gemopper waren geen reclame voor hem. Het schrok mensen af. Ik heb goed geluisterd en ben het helemaal met hem eens. Ik zal anderen aanraden om erheen te gaan, ik zal het altijd blijven promoten, maar zelf zal ik geen stap meer zetten op deze berg. Heer Christoffel, u heeft gewonnen. Ik kwam, ik zag, hij overwon. 

Komkommertijd

In Nederland gingen wij regelmatig naar het bos. Klein, groot, dennenbos, loofbomen, het maakte niets uit. Mijn man is een bosfan. Ik minder. Ik raak volledig gedesoriënteerd in een bos. Kan de weg nooit vinden en vind elke boom op elkaar lijken. Mijn man daarentegen weet blindelings de weg te vinden. Zet hem in een willekeurig bos en hij vindt de weg. Zet hem daarentegen in de stad en hij kan geen straat vinden. Het leuke aan het bos vind ik dat je er altijd wel iets kan vinden. Het zij om te knutselen, het zij om te eten. Het liefst liep ik in de bramentijd door het bos. En bij de rijpe bramenstruiken streken we neer om ons te goed te doen aan een paar bramen. Nu zijn er blijkbaar mensen die daar meteen een handel in hebben gezien en met meerdere volle emmers tegelijk het bos uit zijn gelopen, met het idee om deze onderhands te verkopen. Dat dit meteen gevolgen heeft gehad voor ieder zoals wij,  die op zondagmiddag een handje bramen kwamen eten, zomaar, omdat het kon, werd al snel duidelijk .
Met grote kop stond het in de kranten: bramen plukken in het bos is strafbaar. Je kan er een boete voor krijgen. Ik zucht en ben blij dat ik niet in Nederland woon. Zelfs op afstand kan ik mij erover opwinden. Zo ook dat een vijfjarig kind wordt beboet, omdat het limonade verkoopt voor zijn huis. Ik vermoed dat zijn totale dagopbrengst nog geen drie euro zal zijn, maar dat bestraffende en betuttelende vingertje van de overheid moet en zal opgeheven worden.
Onze kenepa- en mangobomen droegen zoveel vrucht dit jaar dat we menigeen blij hebben kunnen maken met een zakje fruit. Wat we ervoor wilden hebben is vaak gevraagd. Nou, niets, eigen teelt, niets voor hoeven doen, enkel  plukken uit de boom. Ik zie ze hier al staan, oom agent, heeft u wel een vergunning om deze kenepa’s en mango’s uit te delen? Zijn ze wel door de voedings-en warendienst heen gekomen? Als u mij twee zakken geeft, dan zal ik er niets van zeggen.
Het zal wel aan de tijd van het jaar liggen dat er nu aandacht is voor deze kwesties. De politiek is met reces. De media kan zich daar niet op afgeven en is op zoek naar ander nieuws. Met recht komkommertijd. Het zou wel passen in deze tijd als de kranten hier bericht van zouden maken. Ik zie de koppen al voor me: vergunning nodig voor uitdelen fruit uit eigen tuin. Weggeven mag niet meer. Laat staan verkopen.
En net als dat mijn vader zijn zelfgekweekte papaja’s op de tuinmuur legt om mee te nemen, legden onze buren in Nederland de stoofperen buiten aan de weg. Zij hadden er een potje bij staan waar men een euro in kon doen ter donatie. Het vertrouwen dat het kan en dat je anderen blij kan maken  hiermee zou genoeg moeten zijn voor de overheid om niet bestraffend op te treden.

En hoewel het dan kommertijd heet, maakt men zich toch te druk over de bramen, al dan niet verkocht door een vijfjarig kind die ze net zelf heeft geplukt bij zijn moeder in de tuin. 

Chikikunya

Al jaren loop ik bij de arts. Al jaren heb ik last van pijnlijke gewrichten. Toen ik in Nederland, na een vakantie op Curaçao, aangaf daar minder last gehad te hebben van mijn kwalen, kwam ik bij de reumatoloog terecht. Het hele traject bij de reumatoloog heeft een paar maanden geduurd. De eindconclusie van de arts was dat ik geen reuma had. Mijn conclusie was dat deze arts veel te dik was en het enige waar ik eigenlijk naar kon kijken was zijn blouse die bol over zijn veel te dikke buik gespannen zat en waarvan ik verwachte elk moment een knoopje op te moeten vangen.
Op mijn werk kreeg ik het advies om mijn bureau en stoel ergonomisch, arbo technisch verantwoord af te stellen. Dat niemand daarbij hielp was een beetje jammer. Het grote bureau op zijn kant krijgen, poten afstellen en weer terug zetten zou een hele opgave zijn voor een gezond iemand, laat staan voor iemand met de reumatische klachten die ik dagelijks had. De reden was dat ik mogelijk RSi had. Dat ik deze RSI klachten ook in mijn tenen en rug had werd opzij geschoven.
De klachten bleven. Niet elke dag even erg. Sommige dagen voelde ik niets en net als ik dacht, ik ben er vanaf, kwam het in alle hevigheid terug. Ondertussen was ik soort van uitbehandeld. De huisarts in Nederland wist het ook niet meer. Eenmaal op Curaçao had ik nog steeds last van mijn klachten. En toen las ik een artikel over chronisch chikikunya. Maar bij mijn weten had ik dat  nooit gehad. Zika had ik zekere gehad. Wij alle drie. Daar konden we niet omheen. In december zagen we er om de beurt alle drie uit als een soort van krentenbol. Overal hadden we uitslag. En dengue wist ik ook dat ik gehad had. Twee keer al. Dat was een grote misvatting van mijn kant. Ik wist zeker dat je dat maar één keer kon krijgen, tot ik het voor de tweede keer kreeg. Maar chikikunya niet. Ik kon mij niet herinneren dat ik met hoge koorts en pijnlijke botten in bed had gelegen. En toch liet de bloedtest iets anders zien. Ik had het wel gehad.
Inmiddels heb ik meerdere mensen gesproken met dezelfde klachten. Een pot groente open draaien is bij tijd en wijle onmogelijk. Elke ochtend sta ik open met verkrampte vingers, soms ook met verkrampte tenen. Soms heb ik zo’n rugpijn dat ik krom door het huis heen loop. En altijd als ik denk, nu duurt het te lang, verdwijnt het weer voor even. Maar nooit helemaal. Het zal er altijd blijven. Een medicijn is er niet. Het weerhoudt mij ook nergens van, hoewel ik het denk ik wel als smoes ga gebruiken voor de Christoffel.

Het is ongemakkelijk, hinderlijk en ik kan niet altijd eten wat ik wil, maar sois, er zijn ergere dingen. En toen zei de huisarts: dit is wel zo, maar dat je toen geen reuma had, wil niet zeggen dat je nu geen reuma hebt. Dat kan op een ander moment zich wel openbaren. Het enige dat ik toen zag openbaren, was die enorme dikke buik van die reumatoloog waar zijn blouse overheen bolde. Ik hou het we op  chronische chikikunya. Tot het te erg wordt, en dan is waarschijnlijk weer even over voor een poosje.

rust

Ik was het vergeten. Had er zelfs nooit meer aan gedacht. Dit gevoel. Maar toen het er was herkende ik het meteen. Dat gevoel dat ergens in de vakantie ontstaat. Dan is het druk op het eiland. Druk met vakantiegangers. Druk met familie, vrienden en bekenden die uit Nederland of elders hierheen komen om vakantie te vieren. Elke dag is er ergens wel iets te doen. Barbecue, happy hour, zwemmen, even naar Punda, veel uit eten en ga zo maar door. Tussendoor hebben wij thuis onze rustmomentjes gevonden en gepakt, maar druk bleef het. En ik genoot van elk moment. Ik koester elk moment en toch ben ik blij als het dadelijk weer rustig wordt. Dat iedereen weer naar huis gaat. Het klinkt zo ondankbaar en zo is het zeker niet bedoeld. Ik heb lang uitgekeken naar iedereen die hier nu nog is, maar heb behoefte aan mijn eigen regelmaat en eigen gewoontes. We passen ons nu vaak aan, aan iedereen die hier nu is. Gaan graag naar al die feestjes. Doen gezellig mee en genieten van iedereen die er is.
Straks is het weer stil. Is alles weer aan het werk, of naar school. Zijn de vakantiegangers allemaal weer naar hun eigen huis en haard. En dat is ook goed. Ik was dit gevoel helemaal vergeten en ineens was dat er weer. Gelukkig kende de familie dit gevoel nog van vroeger, dus ik kon het ook uitspreken zonder dat de ander zich aangesproken voelde. Het mocht er zijn. Ik heb mij ook afgevraagd of het anders kon. Dus niet bij al die gezellige feestjes en samenkomsten zijn. Maar die wilde ik ook niet missen. Laat staan zoonlief. Die genoot van al zijn neefjes en nichtjes om hem heen. Manlief dook af en toe onder water en zocht daar de stilte op.
Ik bedenk mij alvast dat als wij straks een keer in Nederland zijn, dit voor de familie daar hetzelfde kan voelen. Ik maak een mentale aantekening om daar rekening mee te houden. We zullen veel ons eigen ding gaan doen.
Het hoort er allemaal bij. Je kijkt maanden, weken en dagen uit naar iedereen die gaat komen. En hoe verdrietig  het ook is dat ze weer gaan, fijn is het ook. Niet alleen voor de rust, ook voor de portemonnee, want eerlijk is eerlijk. Best leuk al die happy hours en etentjes, maar samen slurpen ze toch mijn bankrekening leeg.

Ik weet dat het gevoel van rust snel over is. Het werkleven, de sportclubs, de bijlessen, de boodschappen en al die andere dagelijkse bijkomstigheden die de dagen vullen, nemen dadelijk al snel weer de overhand. En tegen die tijd dat de bankrekening weer op adem is gekomen kijk ik alweer uit naar de familie die over een paar maanden, weken of dagen weer langs zal komen.