vrijdag 18 december 2015
Houdbaarheidsdatum
Op alle verpakkingen van levensmiddelen staat een houdbaarheidsdatum.
Dit staat op twee manieren omschreven. Ten minste
houdbaar tot. Of te gebruiken tot. En daar zit wel een verschil
in. De tweede is een richtlijn die we beter wel kunnen volgen.
Deze staat vaak op vleesproducten, maar ook wel op yoghurtproducten.
De eerste, ten minste houdbaar tot, is een breder begrip.
Ruimer interpretabel.
Ik ben van huis uit gewend dat je vooral je zintuigen gebruikt
als je een product wilt gebruiken. Neem als voorbeeld vlees. Als
dat er grijzig uitziet, eet je het niet op. Uiteraard laat je het ook
staan als het niet lekker ruikt en als ik enige twijfel heb geef ik
altijd een stukje aan de kat. Als die het eet, dan durf ik het met
een gerust hart ook te eten. Maar als de kat het zelfs laat staan,
dan is het niet meer goed. Op dit moment is die theorie enigszins
dubieus, aangezien we een kitten in huis hebben. Aan de ene
kant speelt zij nog het liefst met haar eten en aan de andere kant
eet ze volgens mij ook nog alles op. Dus ik vertrouw nog niet op haar oordeel.
Dat je vooral je zintuigen moet gebruiken is nu ook doorgedrongen tot de mensen die verantwoordelijk
zijn voor alle informatie rondom eten vanuit de overheid. Ook zij vonden dat er toch wel heel veel
eten werd weggegooid. Hele pakken suiker en rijst verdwenen in de prullenbak, omdat de datum was
overschreden. Droge kruiden idem dito. En de appels waar een vlekje op zat mochten ook meteen weg.
Ik heb in huis best een strijd moeten leveren met mijn stiefkinderen. Met name de jongste hield goed
alle data in de gaten. Niet in de laatste plaats omdat hij snel last krijgt van zijn darmen. Ik gaf regelmatig
aan dat producten nog prima te eten waren. Het verhaal van meel zeven op de Antillen deed hem
gruwelen en ik geloof dat het best een tijd heeft geduurd voordat hij weer een plak cake wilde eten
bij ons. Al mijn argumenten werden naarmate hij ouder werd weerlegd. Ik was dus blij dat de overheid
met nieuwe richtlijnen kwam om op bepaalde producten geen houdbaarheidsdatum meer op te
schrijven. De mensen moeten zelf weer hun gezonde verstand gaan gebruiken om te beoordelen of iets
nog goed is of niet. Met dat gezonde verstand zit het bij ons verder wel goed. Hoewel toetjes geen kans
krijgen om over de datum te geraken bij ons in huis kijken we toch elke week de koelkast even na. En
de yoghurt mag dan altijd nog best even blijven staan. Daar is niets mis mee. We kijken regelmatig de
voorraadkast na of er producten in staan die weg moeten. Maar toch niet regelmatig genoeg, zo bleek
pas geleden. We hadden een nieuw record te pakken. Anno 2015 haalde ik een Indisch kruidenpotje
uit 1998 uit de kast. We zouden er niet ziek van zijn geworden, maar ik geloof ook niet dat er nog veel
smaak aan zou zitten. En hoewel ze er 300 jaar geleden niet over dachten om het weg te gooien, heb
ik deze toch maar weggedaan
zondag 29 november 2015
verzamelen
Het verzamelen van spullen is niemand vreemd, denk ik. Zo heb
ik jarenlang verschillende dingen gespaard. Van luciferdoosjes tot
kerstengelen. Aan iemands verzameling kun je vaak de ander goed
leren kennen. Ik hou nog steeds van kerst en dat is ook te zien aan
mijn verzameling kerstspullen, maar die luciferdoosjes heb ik niet
meer. Die zijn samen met mijn sigarettenverslaving jaren geleden
de deur uitgegaan.
Als ik bij andere mensen ben vallen de verzamelingen mij altijd
meteen op. Bij Pirates Bay te Piscadera hangt het boven de bar vol
met briefgeld met daarop de handtekeningen en namen van de afzenders.
Volgens zoonlief doodzonde om boven de bar te hangen,
elke keer bedenkt hij weer opnieuw wat hij er allemaal van zou
kunnen kopen. Maar leer ik hiermee de mens kennen? Nee, deze verzameling is niet uniek en zegt
niets over de eigenaar van de bar. Sterker nog, ik geloof dat deze plek al menig keer van eigenaar is
veranderd, maar de verzameling is gebleven. Ik kwam een tijd geleden in Nederland op bezoek bij
iemand waar ik iets moest ophalen en zag dat hij buiten een hele verzameling nummerborden had
hangen. En de meeste daarvan kwamen uit Curaçao. Ik had geen idee dat deze meneer iets met de
Antillen had, dus ik manoeuvreerde het gesprek algauw die kant uit. En nee, daar had hij ook niets
mee, maar wel met nummerborden en deze had hij gekregen van een kennis die jaren op de Antillen
had gewoond. Ik vroeg of hij het verhaal achter de nummerborden kende, waarom zoveel kleuren,
elk jaar weer een andere, en dat kende hij niet. Beleefd luisterde hij naar mijn verhaal om vervolgens
de rest van zijn verzameling aan mij uit te leggen. De hele wand werd breed uitgemeten en na een
halfuur wist ik precies welke tante en welke oom naar welk land waren geweest om voor hun neef
een nummerbord mee te nemen, want hij spaarde die. Waarom hij ze spaarde wist hij niet. Het was
ontstaan toen hij als klein jongetje twee nummerborden had gekregen van een buurman. En de angst
sloeg mij om het hart. Mijn man had ooit van zijn vader een paar schroevendraaiers gekregen en als
ik in onze schuur kijk kan ik enkel concluderen dat hij een gereedschapsverzamelaar is. Wat zegt dat
over hem, hij is handig en kan alles maken, dus dat heeft goed uitgepakt.
Mijn zoon echter is ook een rasverzamelaar. Elk cadeautje dat ooit uit een piñata is gevallen moet
bewaard blijven, het liefst met de confetti erbij. Stenen die wij ooit zelf goud hebben gespoten voor
een verjaardagsspeurtocht, mogen onder geen beding weg. En de hoeveelheid poppetjes, maskers
en autootjes die wij van de McDonald’s hier in huis hebben liggen is niet meer te tellen. Alles moet
bewaard blijven. Het pleit voor hem dat hij zo trouw is aan zijn spullen, maar er kan geen kast meer
tegenop in zijn kamer. Ik ben bang dat hij het verzamelen niet alleen van zijn vader heeft geërfd. Ook
ik heb verzameld. Ik heb alle prullaria in een grote bak verzameld en deze op zolder gezet. Ik ben een
verzamelaar van opgeruimde dozen en bakken.
zondag 22 november 2015
Keukenfeest
Feestjes waar Antillianen komen kenmerken zich meestal door de wanorde
die dat met zich meebrengt. Al heb je logistiek het geheel nog zo
goed uitgedacht en heb je overal in huis de schaaltjes met chips, nootjes,
kaas en brood staan. Antillianen laten zich niet leiden door de opstelling
van de vrouw of heer des huizes. De Antilliaan staat in de keuken.
Ik kan mij geen feest herinneren met Antillianen waarbij de keuken niet
het centrum was van het feest. Al van kinds af aan. Hadden wij thuis een
feest of een feest bij een oom of tante, het gebeurde altijd in de keuken.
Daar werden de familieruzies uitgevochten, daar werden familieleden
ook weer verzoend met elkaar. Daar werd het eten voorbereid, maar
voordat het de keuken uit kon, ging de schaal eerst daar rond, waarna
deze steevast hervuld moest worden. Als kind renden wij nog door het
hele huis, daarbij de keuken juist vermijdend, aangezien je daar dan altijd
weer handjes en kusjes moest geven aan al die tantes en ooms die
net binnen waren gekomen.
De gewoonte van keukenhangen heb ik pas overgenomen toen ik in Nederland kwam studeren.
Daarvoor vertoefden wij liever op de porch, juist weg van het toeziend oog van de ouders.
In mijn studententijd zat de studentenkamer altijd vol bij feestjes. Daar viel het minder op dat de
Antillianen in de keuken stonden. Er was geen plek om allemaal in de woonkamer te zitten, dus
wij stonden in de keuken. Wij regelden de uitvoer van hapjes en de biertjes gaven we wel door. En
nog steeds vind je ons daar. Zo ontstond er ook altijd een soort van scheiding tussen de Antillianen
die op het feest waren en de Nederlanders die er waren. Zonder iemand daar de schuld van te
geven, maar een vermenging vond er nagenoeg niet plaats. Toch kwam ons dat wel eens op kritiek
te staan, maar veel hebben we ons daar niet van aangetrokken. In ieder geval niet genoeg om het
te veranderen, want we staan nog steeds in de keuken. In de buurt van de koelkast. Daar wordt er
gehangen tegen het aanrecht. Natuurlijk staan we daar iedereen gruwelijk in de weg, maar we doen
rustig even een stap opzij, om ons daarna weer tegen het aanrecht aan te vlijen.
Er is ons wel eens gevraagd of we weer de kamer in wilden komen, maar los van het bekende ‘ja
zo meteen’ zijn we nooit gekomen. Elk feest weer analyseren we ons suf waarom we toch steeds in
die keuken staan. We komen nooit veel verder dan dat de drank dichtbij staat en de hapjes onder
handbereik. Onze partners hebben zich er inmiddels bij neergelegd, sterker nog, ze hebben deze
gewoonte overgenomen. En samen doorstaan we verhitte discussies over vele uiteenlopende zaken
waarna we elkaar met een flinke schouderklop of brasa weer even laten weten blij te zijn elkaar te
kennen. Daarbij af en toe een pas opzij zettend voor de vrouw des huizes of voor de kinderen die
nu tussen ons door rennen, alle uitgestoken handen ontwijkend van ooms en tantes die nog even
gedag willen zeggen.
Vertrouwen wantrouwen
Als ik mensen vraag wat nu het grote verschil is tussen leven op
Curaçao en leven in Nederland, krijg ik regelmatig een antwoord
waar ik niet in eerste instantie aan gedacht zou hebben. Niet de
geijkte kreten als het weer, de kleding, de mentaliteit van de individu,
maar meer gericht op wat het bedrijfsleven, en soms ook de
overheid met je doet als mens.
Toen ik in Nederland kwam om te studeren liep ik de bank binnen
en kon ik een rekening openen. De enige vraag die mij gesteld
werd was of ik meerderjarig was. Ik kon rood staan en mocht zelfs
aangeven tot hoever ik rood zou willen staan elke maand. Hoe
anders is dat op Curaçao waar je voor elke 1000 gulden positief
nog rente aan de bank moet betalen? Pardon, denk ik dan. Het is
mijn eigen zuurverdiende geld en dan moet ik de bank daarvoor
betalen. Ik geloof dat een aantal banken dit inmiddels heeft teruggedraaid,
maar zeker ben ik hier niet van.
Een ander voorbeeld. Toen ik mijn eerste woning wilde huren in Nederland ging dit redelijk makkelijk.
In de particuliere sector heb je volop keus. Het huurcontract was gauw getekend en ik had per
direct stroom, gas en water. Zonder borgsom werd ik aangesloten en mijn eerste rekening volgde aan
het einde van de maand. Zo ook met internet en kabel voor de televisie. Ik hoefde enkel aan te geven
van welk pakket ik gebruik wilde maken en één telefoontje later kon ik televisie kijken. Ook nu, de
rekening krijg je achteraf. Op Curaçao ben je niet per direct aangesloten. Als je de huur van een huis
overneemt van iemand, dan is de vorige bewoner eerst compleet afgesloten, en moet je als nieuwe
huurder eerst borg betalen alvorens je aangesloten wordt. Is deze overdracht in een weekeinde, dan
is de overname pas op maandag – als je geluk hebt. Het kan gebeuren dat het nog enkele dagen duurt.
Een kwestie van de knop omzetten lijkt het niet te zijn.
Ik vermoed dat dit systeem is ontstaan uit ervaringen van wanbetalers, waar helaas de trouwe en
betrouwbare klant nu voor moet boeten. In Nederland heb je ook wanbetalers, maar de bedrijven
rekenen dit de nieuwe klanten niet aan. De grootte van de bedrijven zou uiteraard een rol kunnen
spelen in dezen, ware het niet dat in een groter land, er bij grotere bedrijven ook meer wantoestanden
zijn. Verhoudingsgewijs zal het niet veel van elkaar verschillen. In gesprekken wordt dit veelal
omschreven als dat we in Nederland leven in een land van vertrouwen, waarbij men op Curaçao
het gevoel krijgt te leven in een land van wantrouwen. Ik vertrouw er maar op dat de toekomst een
positieve rol zou kunnen spelen in dit verhaal en dat men door inmiddels opgebouwde positieve
ervaringen het vertrouwen in de consument terug zal kunnen geven. Laat gaan al die borgsommen
en bureaucratie en heb weer vertrouwen in de klant. Met alle rente van de borgsommen zouden er
toch genoeg spaarpotjes moeten zijn om eventuele schade van wanbetalers op te kunnen vangen?
zondag 8 november 2015
reünie MIL
En toen was het zover. De reünie van mijn middelbare school. De reünie
in Nederland van ons examenjaar. De voorbereidingen hadden bijna een
jaar geduurd, maar toen was het ook zover.
Op een zaterdagmorgen typte ik het adres in op het navigatiesysteem in
mijn auto en ging ik op weg naar Rotterdam. Met lichte spanning in mijn
buik kwam ik steeds dichterbij tot ik mijn doel zag. Ik zat volledig op de
verkeerde kant van de weg, maar dat pakte voor mij prettig uit. Bij het
keren van de auto zag ik een oud-klasgenoot en samen kwamen we aan.
Het niet alleen aankomen voelde veilig en het gaf ons de gelegenheid om
alvast wat bij te kletsen.
Bij binnenkomst vielen we allemaal van de ene verbazing in de andere.
Wat waren we veranderd en tegelijkertijd, wat waren we niet veranderd.
Al gauw ontstonden dezelfde groepjes als 25 jaar geleden, met dit verschil
dat ik er nu beschouwend naar kon kijken en van kon genieten.
Wat leuk om te zien dat de gangmakers nog steeds de gangmakers waren en dat de stilleren onder
ons, nu ook stiller waren.
Met genot heb ik geluisterd naar alle mooie verhalen. Onze geschiedenisleraar, meneer Boeldak,
was er ook bij. Hij had een paar mooie line-ups voor ons bedacht en door de vragen die er gesteld
werden kwam ik tot de conclusie dat ik toch heel veel niet geweten heb in die tijd. Is het het egocentrische
dat de puberteit met zich meebrengt dat we niet verder kijken dan ons eigen kleine wereldje?
In mijn beleving was ik de enige die geen Papiaments sprak. Nu bleek dat ik lang niet enige was. Ik
was ook niet de enige die pas op latere leeftijd op Curaçao was komen wonen en ik was zeker niet
de langste uit de klas. Iets dat ik toch mijn hele leven gedacht had. Ik ben lang, maar voor Nederlandse
begrippen valt het best mee. Ik vond mij vooral op de middelbare school zo ontzettend lang
en zeker op Curaçao, maar ik was niet de langste. Zelfs niet het langste meisje. Gek, hoe je beleving
soms de overhand neemt van je geheugen.
Ik herinner mij deze dag vooral als een dag van heel veel lachen en veel respect hebben voor elkaar.
Lachen om alles en iedereen, maar niet ten koste van de anderen. Op een volwassen manier. Respectvol
naar elkaar. Menig bekentenis kwam naar boven, over vroegere jeugdliefdes, maar ook over
geaardheid, waar niet over gesproken durfde te worden door sommigen toentertijd, hoewel het voor
velen zichtbaar was en onuitgesproken al geaccepteerd was. Ik geloof dat we samen tot de conclusie
kwamen dat onze klas het hoogste aantal homo’s en lesbiennes heeft afgeleverd, die de geschiedenis
van het MIL ooit heeft gekend. En daar zijn we trots op.
Dankbaar ben ik dat ik met deze mensen deze dag heb mogen doorbrengen. Dankbaar dat mijn
heimwee vandaag werd omgezet in een gevoel van warmte en geborgenheid. We waren even samen
Caribisch ‘thuis’ in Rotterdam
zondag 1 november 2015
Knuffel Antilliaan
In Nederland hebben we al jaren een knuffel Marokkaan. Kennelijk hadden
we die nodig als tegengeluid van alle negativiteit die er heerst rondom
Marokkanen. Je kunt het woord Marokkaan niet in de mond nemen of
iemand in het gesprek heeft wel iets negatiefs meegemaakt met een Marokkaan.
Soms niet persoonlijk, maar er is altijd wel een buurman, buurvrouw
of familielid te noemen die een minder prettige ervaring heeft met
een Marokkaan.
Dus Nederland had een tegengeluid nodig en die kreeg het in de vorm
van Ali B. Een rapper, maar wel één met een klein hartje die een hoog aaibaarheidsgehalte
had en toen hij ook nog de toenmalige koningin Beatrix
een kus gaf in het openbaar kon hij niets meer fout doen. De eerst knuffel
allochtoon was geboren. Naast Ali B hebben we ook Jörgen Raymann in
de armen gesloten. Hij heeft nooit het predicaat van knuffel Surinamer
gekregen, maar in feite is het wel zo. Hoewel de Surinamers na de komst
van de Marokkanen in Nederland minder als bedreigende bevolkingsgroep werden gezien, kwamen
ze toch nog regelmatig negatief in het nieuws. Het zullen wel Surinamers zijn geweest, werd er nog
regelmatig gezegd. Met zijn alter ego Tante Es heeft hij de weg geopend voor een positieve kijk op
Surinamers. Dat hij daarbij de Antillianen op een zijspoor meeneemt is mooi meegenomen, maar
nog niet genoeg. De Antillianen hebben recht op hun eigen knuffel Antilliaan. Voor de algemene
beeldvorming en zeker om deze een positieve boost te geven. Er komt te vaak negatief nieuws van
de eilanden. Maar wie kan deze rol nu het beste vertolken? Ik vind Jandino Asporaat persoonlijk
een heel goede kanshebber. Geboren op Curaçao, opgegroeid in Buena Vista, doet het goed op de
Nederlandse televisie. Hij presenteert menig programma en is groot geworden door stand-up comedy.
Nu we veel vluchtelingen mogen ontvangen in Nederland zijn de schijnwerpers niet meer zo scherp
gericht op de Marokkanen, Antillianen of Surinamers. De schuldigen van veel ellende zijn nu de
Syriërs. Je kunt geen nieuwskanaal aanzetten of je hoort een Nederlander zijn beklag doen over de
Syriërs of andere vluchtelingen. Dus er is ook een knuffel vluchteling nodig.
Ik ben daar voor, maar eerst die knuffel Antilliaan. Nu vind ik Jandino nog steeds een goede kandidaat,
alleen zijn alter ego Judeska. Ik ben daar eigenlijk een beetje bang van. Natuurlijk heeft ze de
lachers op haar hand, en het is overduidelijk dat het een persiflage is op de werkelijkheid. Maar toch.
Ik zie haar zo bij een snèk staan als ik iets wil bestellen. Ik zou spontaan vergeten waar ik voor kwam.
Ik wil haar liever ‘s nachts niet tegenkomen. Zodra zij gaat praten kruip ik het liefst even weg achter
een boompje. Wellicht kan zij eens praten met al die Nederlanders die de vluchtelingen niet zo zien
zitten. Met haar postuur en voorkomen zal geen mens een tegengeluid durven geven en kan ik mijn
beeldvorming misschien een beetje bijstellen en wat meer van haar gaan houden. In de hoop dat ze
een hoger liefgehalte krijgt, zodat ik Jandino kan omdopen tot knuffel Antilliaan.
zondag 25 oktober 2015
Aftellen
Nog 61 dagen. Ik tel ze niet letterlijk af, maar zo nu en dan zoek ik
even op hoeveel dagen nog. Soms wordt het zoeken voor mij gedaan
en zie ik bij vrienden ook een aftelrijtje voorbij komen. En dan, na die
61 dagen, moeten we weer 364 dagen wachten tot het kerst is. Ik ben
dol op kerst. Altijd al geweest. Ik hou van de geur van de boom, van
de drukte en de gezelligheid die alle feestdagen met zich meebrengen
en de familie om mij heen. Ik hou van de muziek. Van traditionele
kerstliedjes uit Duitsland tot de meezingers uit de twintigste eeuw, die
vanuit Amerika de wereld in zijn geholpen. Ik zing het allemaal mee.
Ik zocht eens een bepaalde versie van een kerstliedje met bells erin.
Onbegonnen werk. Mijn collega maakte een cd voor mij, waarop meer
dan zestig nummers stonden, maar niet de versie van mijn bells liedje.
Uiteindelijk heb ik het gevonden en ik koester de cd, om te voorkomen
dat we ooit in de toekomst weer zo’n zoektocht moeten ondergaan.
Ik koop allang geen cd’s meer, maar ik kan de verleiding niet weerstaan
als ik een kerst-cd zie liggen. Daar staat altijd wel weer een lied op dat ik nog niet had. Zo ben
ik er ook achter gekomen dat het lied Oh Holy Night niet veel vertolkt is door artiesten. Ook die cd
koester ik zou je denken, maar helaas, ik ben hem even tijdelijk een beetje kwijt. Ik gok dat hij in het
hoesje van één van de andere cd’s is terechtgekomen. Tot grote ergernis van mijn man heb ik deze
gewoonte nooit af kunnen leren.
En hoezeer ik de kerstperiode op Curaçao ook mis, er is één ding dat ik in Nederland ongegeneerd
kan doen en op Curaçao eigenlijk niet: heel hard kerstliedjes luisteren.
Ik beluister mijn kerstcollectie het hele jaar door. Voor mij hoeft het niet per se kerst te zijn. De cd’s
hebben een aparte plank in de cd-kast, zodat ik ze altijd makkelijk kan pakken. Om mijn verslaving
nog enigszins te bedwingen staan ze hoog in de kast, zodat ik een kruk erbij moet pakken. Alleen
met de kerstweken verhuis ik ze naar pakhoogte. Zo voorkom ik dat mijn gezin in december geen
kerstliedje meer kan aanhoren.
Ik luister de cd’s het liefst ook alleen. Niet zelden laat ik een traan. Even een moment van heimwee
dat zich van mij meester maakt doorleef ik dan het liefst even alleen. Het voordeel is wel dat met de
kerst alle tranen op zijn en er volop gelachen en gevierd kan worden. Maar dit is niet de hoofdreden
dat ik de muziek graag alleen luister. Ik draai het volume van de stereo open tot maximale hoogte
en zing luidkeels mee met alle koren, popsterren en kindertjes die hun kerstgedachte uitdragen.
En dat kan hier. Hier, in Nederland wel. Alles zit dicht. Potdicht. Dubbele muren en isolatie zorgen
ervoor dat de muziek binnenshuis blijft. En zo kan ik onbeschaamd lekker mee blèren met alle
kerstliedjes, en weet (wist) niemand dat het toch wel een tikkeltje eigenaardig is.
zondag 18 oktober 2015
Nobentitres
Ik schrijf regelmatig over anderen als het over taalverwarringen en
Papiaments gaat. Met name mijn man moet het nogal eens ontgelden.
Maar ik wil mijzelf niet uitvlakken in dezen. Ik was het voorval eigenlijk
alweer vergeten, ware het niet dat ik een foto tegenkwam op Facebook.
Een foto uit één van de rubrieken waarin je aangeeft opgegroeid
te zijn op Curaçao. Daarop staat de Amstel-fabriek, in al zijn glorie.
Het hoge rood-witte gebouw, met daarachter de grote stalen kolossen
waar het bier in werd gebrouwen. Bijzonder verhaal vond ik altijd dat
hier het enige bier ter wereld werd gebrouwen uit zeewater. Zo is mij
althans verteld.
Minder prettig vond ik de stank die dit met zich meebracht. Dagelijks
stonden wij bij de verkeerslichten om van huis naar school te rijden
en terug. En elke dag vroeg ik of de ramen alsjeblieft dicht konden. De
weeë geur die de wind met zich meedroeg vond ik dermate verschrikkelijk,
dat ik denk dat dat ertoe heeft bijgedragen dat ik tot op heden
nog steeds geen bier lust.
Het gebouw was ondanks de stank een goed ankerpunt om de weg te wijzen aan mensen die net
op het eiland waren. Ik heb er dan ook aan moeten wennen dat het weg was. Nu, na zoveel jaren,
kijkend naar het braakliggende terrein, ben ik er wel aan gewend. En toch kan ik mij niet voorstellen
dat hier iets anders komt te staan. De bouw van het nieuwe ziekenhuis heeft nog even een rol
gespeeld. Zou dat hier komen of niet? Een nieuwe generatie zal over een paar jaar nieuwe herinneringen
opbouwen aan deze plek. Voor mij blijft hij verbonden met de Amstel-fabriek.
Maar wat heeft dit nu met de taalverwarring te maken? Ik ga een aantal jaren terug. Ik studeerde
al een paar jaar in Nederland en was overgekomen voor de kerstdagen en oud en nieuw. Op het
hoge deel van de fabriek, komende vanaf de Schottegatweg-Oost, stond altijd wel een kerstwens of
Nieuwjaarsspreuk. Zo ook dat jaar. Ik weet het nog goed: Bon Pasku i un felis nobentitres. Nu, na
ruim twintig jaar weet ik het nog. Ik zag dat beeld niet meer elke dag, maar wel regelmatig en elke
keer weer vroeg ik me af: wat bedoelen ze nou met dat laatste woord, nobentitres?
Noo-ben-tie-tres. Zo registreerde mijn brein dit woord. Heel fonetisch, heel Nederlands. Met de
klemtoon op de oo en de ie. Was mijn Papiaments zo achteruit gegaan in die paar jaar? Dat kon ik
mij toch niet voorstellen. Ik vond het tegelijkertijd ook zo suf dat ik het niemand durfde te vragen.
Het was duidelijk een heel bekend en normaal woord, alleen ik kwam er niet uit. Pas aan het eind
van die vakantie durfde ik het te vragen: wat betekent nou toch nobentitres? Ik denk dat ik het aan
mijn vader vroeg. Ik zie hem nog ineen duiken van schrik. Maakte ik nu een grapje? Helaas, het was
de bittere waarheid, ik had geen idee. Het jaar 1993 zal ik niet gauw vergeten.
zondag 11 oktober 2015
Nostalgie MIL
In navolging van mijn zus ben ik op bezoek gegaan bij het MIL. Ik ben
daar sinds begin jaren negentig niet meer geweest. Ik heb er wel regelmatig
aan gedacht om weer eens langs te gaan, maar om verschillende redenen
lukte dit steeds niet. Dit jaar kon ik er niet omheen. Ik was op het eiland,
de school was weer begonnen en de verhalen van mijn zus maakten dat
ik er graag heen wilde. De herinneringen waar zij mee thuiskwam, waren
herinneringen die ik voor een deel alweer vergeten was. Ik was benieuwd
of het bij mij nieuwe herinneringen zou oproepen.
De binnenkomst was anders dan wat ik gewend was. Wij kwamen vroeger
binnen door de eerste grote poort. Nu namen we de tweede poort.
We hebben ons even aangemeld en waren welkom om door te lopen. Dat
was gelukkig niet veranderd. Het welkome gevoel bleef. Met man en kind
doorliep ik de school. “Kijk”, vertelde ik, “hier had ik Nederlands en hier
handvaardigheid. En oh ja, hier had ik godsdienstles waarbij de broek van
de pater een keer afzakte toen zijn riem knapte.” Dat was natuurlijk voer voor het kind om nader uit
te leggen. De overdekte die er nu is, is een walhalla vergeleken met de pergola die wij eigenhandig
hebben opgebouwd. Er stond toentertijd niets op het grote plein. Er moest een pergola komen, zo werd
besloten. Menig strafmiddag hebben wij geschuurd en geschaafd, maar na dat jaar stond er één. Nu
is die pergola omgebouwd tot een ware overdekte met snèk en lokalen erbovenop. Chapeau. Ook het
gymveldje heb ik even laten zien. Er staan nu grote netten bij de lokalen boven het veldje. En terecht.
In onze tijd was het de sport om tijdens de honkballessen de bal zo ver te slaan, met een curve, dat
hij in het lokaal boven het veldje zou uitkomen. Het muzieklokaal van meneer Williams. Ook van dat
verhaal kon die kleine geen genoeg krijgen. Of het mij wel eens gelukt was. Waarschijnlijk niet, maar
we hadden er wel altijd wel lol om als het lukte. Niet in de laatste plaats om het getier en gevloek van
de leerkracht in kwestie dat ermee gepaard ging
Het grote verschil met toen – en daar schrok ik van – was de hoeveelheid rotzooi die ik zag liggen op
de grond. De school was nog geen week begonnen en overal lag vuil. Bekertjes, papieren broodzakjes,
blikjes, van alles zwierf er rond. En niemand leek het vreemd te vinden. Het leek bijna normaal. Ik kan
mij niet herinneren dat het er in mijn tijd zo uitzag. Ze hadden waarschijnlijk, net als bij de pergola,
vast een strafmiddag bedacht om de rotzooi op te ruimen, om de school netjes en schoon te houden.
In plaats van de leerlingen buiten de poort te houden, omdat de kleur van de spijkerbroek niet blauw
genoeg is, was het in mijn ogen zinvoller geweest om deze groep kinderen een prikker en vuilniszak
te geven en ze het schoolplein te laten schoonmaken. Gelukkig was ik ook aangenaam verrast om te
zien dat er nog een oud-leraar werkte. Toen het jonkie van de school, nu de nestor. Meneer De Windt,
nog altijd even bedaard en vriendelijk. En mijzelf kennend heeft hij mij – terecht – ook wel eens laten
schuren aan die pergola. Dat moet een zeker voortschrijdend inzicht zijn geweest van hem, aangezien
hij nu zijn drankje bij de inpandige snèk ging halen.
zondag 4 oktober 2015
Reglement
Ik loop bij Copymiri, de zaak van mijn vader naar binnen en zie
daar het vademecum van het Radulphus liggen. Dat wordt in een
grote oplage gedrukt om vervolgens onder de leerlingen verspreid
te kunnen worden. Dit brengt acuut herinneringen bij mij naar boven
van het reglement van het MIL.
Ik heb nog gezocht of ik het kon vinden, maar helaas. Als ik het mij
goed herinner bestond dit uit een achttal A4’tjes, aan beide zijden
bedrukt. Wat dus zestien pagina’s inhoudt. In het reglement stonden
uiteraard alle regels van de school waar wij, als leerlingen, ons
aan dienden te houden.
En daar ging het wel eens mis. Ik vond dat een deel van die regels
die erin stonden discutabel waren. De directie van de school vond
dat niet. En als ik mij weer eens niet aan de regels had gehouden
kreeg ik een strafmiddag. Gelukkig hadden meerdere leerlingen op
dezelfde momenten moeite met de regels die er golden, dus de strafmiddag
zat ik nooit alleen uit. De strafmiddag kende vele vormen
in mijn tijd. Zo heb ik regelmatig staan schuren en schaven aan een
pergola die gebouwd moest worden. Maar ik heb ook wel eens met prikstokken rondgelopen over
het terrein, om dat weer schoon te maken. Het vaakst heb ik het reglement moeten overschrijven.
Waarschijnlijk in de hoop dat ik dan eindelijk de regels zou navolgen. Helaas, zolang deze discutabel
bleven in mijn ogen, zag ik een reden om mij er niet aan te houden. Het overschrijven was uiteraard
een zeer saaie bezigheid en ik zie ons nog zitten. Met een man of tien zaten wij, na schooltijd, in een
warm lokaal het reglement over te schrijven. Daar zat niet altijd een surveillant bij, maar dat gaf ook
niet. Je mocht gaan als je klaar was met schrijven. Dat hadden wij natuurlijk snel door. We gingen er
niet sneller van schrijven, maar we werkten wel vooruit.
Iedereen had zo’n reglement thuis en dat werd je geacht door te lezen. Mijn zus en ik, wij kenden
het redelijk uit ons hoofd na zoveel jaar. En op middagen dat wij ons echt verveelden schreven wij
het thuis alvast over. Soms alleen, soms met vriendinnen. Altijd in meerdere kleuren en in verschillende
handschriften, zodat het niet zou opvallen. Een exemplaar hiervan hadden wij altijd bij ons.
Dus als die strafmiddag zich onverwacht aandiende, dan konden wij na een relatief korte tijd toch
weer vertrekken. Eén keer heb ik de strafmiddag bewust uitgelokt. Op het Radulphus College werd
gespoten tegen witte mieren en daarom mocht daar geen les gegeven worden. Alle lessen werden in
de middag op het MIL gegeven. En dat was gezellig. Ik kende redelijk veel mensen op het Radulphus,
dat wilde ik wel meemaken, maar daarvoor zou ik in de middag op school moeten zijn. Ik weet niet
meer bij welke leraar ik heel vervelend was, maar die middag heb ik mijn vooraf gemaakte werk niet
ingeleverd en heb ik braaf zitten schrijven terwijl mijn vriendin in het lokaal ernaast wiskunde kreeg
vrijdag 2 oktober 2015
jaloezie
Wat is jaloezie toch een vervelende en nare eigenschap. Zo’n eigenschap
die je helemaal niet wilt hebben. De laatste jaren gaat het
best goed, hoor. Ik gun de ander heel veel, maar op een enkel vlak
kan ik dat boosaardige duiveltje dat de jaloezie met zich meebrengt
niet negeren. Lang dacht ik ook de enige te zijn die dit voelde, en ik
voelde mij er schuldig om, ik schaamde me er zelfs voor dat ik dat
gevoel had. Ik sprak er met niemand over. Tot mijn zus, vriendinnen
en een collega mij erover bevroegen. Het gesprek begon met de
mededeling van mijn kant dat een collega van mij naar Curaçao op
vakantie gaat. In de herfstvakantie. Ik zeg nog: “Leuk hè voor haar.”
En van binnen denk ik, ja, dat wil ik graag zo voelen, maar eigenlijk
denk ik, rotmens, dat wil ik ook. Ik weet niet meer wie het het eerst
uitsprak, maar gezamenlijk kwamen we tot de conclusie dat we het
helemaal niet leuk vinden voor haar. We vinden het prima dat ze op
vakantie gaat. Lekker naar de zon in de herfstvakantie, maar dan wel
naar Ibiza of naar Turkije. Geen probleem, maar niet naar Curaçao.
En dat is vreemd, het is en blijft een prachtig eiland en ik raad het
iedereen aan. Maar dan wel op een moment dat ik er ook ben. Niet om nou de hele dag samen
op te trekken, liever niet zeg. Een paar dagen oké, maar ga daarna vooral lekker je eigen gang.
Nee, het is meer het idee dat als ik er ben, dan mag de ander er ook zijn. Maar niet als ik er
niet ben. Het is mijn eiland en daar mag je niet heen als ik er niet ben. Heel kinderachtig en
bezitterig en daarom heb ik er ook nooit over gepraat tot deze zomer. En wat bleek, dit gevoel
werd gedeeld en herkend. Ik ben niet de enige die dit voelt.
Nu gaat er niet alleen een collega op vakantie deze herfstvakantie. Er gaat zelfs een collega
emigreren dit najaar. Dat geeft weer een hele andere dimensie aan de jaloezie. Op vakantie
gaan is nog tot daar aan toe, maar emigreren, dat is echt een brug te ver voor mij. Ik hoor haar
verhalen aan over kinderkleding kopen in de zomeruitverkoop, want straks hebben ze enkel
zomerkleren nodig. En ik luister naar de verhalen over het zoeken naar een gepaste school.
Maar dan komt de vraag over huisvesting. “In welke buurt kunnen we nu het beste naar huizen
zoeken?” Op dat moment schud ik mijn schouders recht. Niet alleen om boven mijn jaloezie
te gaan staan, maar vooral om dat duiveltje van me af te schudden dat nu de meest slechte
buurten roept die je maar kunt bedenken om met een jong gezin uit Nederland te gaan wonen.
Natuurlijk ben ik fatsoenlijk opgevoed en geef haar de juiste namen door. Ze weet nu waar ze
het beste kan wonen. Maar en passant geef ik toch het advies om vooral ook wat dikke truien
en maillots aan te schaffen, want als de kinderen les krijgen in de airco wil je toch niet dat ze
het koud krijgen.
zondag 20 september 2015
zakken ijs
Zomaar een middag rond een uur of vijf.
Ik sta bij een minimarket op Montaña om houtskool voor de
barbecue te kopen en wat zakken ijs. Ik sta te wachten bij de
kassa als daar een duidelijk ogende Nederlandse man aan
komt lopen. Hij is nogal bezweet en lijkt gehaast. Zijn blik
is enkel bedoeld voor het jonge Chinese meisje dat achter de
kassa werkt. Hij wacht niet of hij aan de beurt is, maar begint
gelijk zijn verhaal. Pas later begrijp ik zijn haast. In zijn beste
boeren-Papiaments begint hij een verhaal over ijs. In haar
beste Mandarijn-Papiaments geeft ze antwoord. Ik zal er mijn
beste Nederlandse vertaling op loslaten.
“Mevrouw, ik heb ijs voor u.”
“Ja meneer, wij hebben ijs.”
“Nee, ik heb ijs voor u, veertig zakken.”
“Ja, veel zakken, in vriezer van Kortijn.”
“Wilt u nog meer zakken kopen?”
“Mag niet meneer, mag niet van Kortijn.”
“We hebben een goede prijs.”
“Ja meneer.”
“En veel zakken, veertig zakken.”
“Past niet in vriezer meneer.”
“Zeker weten mevrouw, wij hebben goede prijs, kost maar 2 gulden per zak.”
“Ja meneer, mag niet meneer, fijne dag meneer.”
En weg was hij weer. Al met al heeft het hele gesprek nog geen vijf minuten geduurd. De vertaling
van het boeren-Papiaments en het Mandarijn-Papiaments in mijn hoofd duurde langer.
Hij zwaait vriendelijk gedag en stapt in zijn open pick-up. Ook zijn bijrijder zwaait vriendelijk
naar de andere klanten die voor de minimarket buiten de dagelijkse politiek doornemen onder
het genot van een drankje en sigaretje, die je hier overigens nog per stuk kunt kopen.
De pick-up rijdt met gierende banden weg, waarbij ze een spoor van water achterlaten. Ik realiseer
mij op dat moment dat de veertig zakken ijs in de open laadbak van de pick-up liggen.
Open en bloot, niet in koelboxen, laat staan in een vriezer die op de accu van stroom wordt
voorzien. Ik vermoed dat de bulkprijs per minimarket of snèk aanzienlijk vermindert en gezien
de richting die ze opreden denk ik dat tegen de tijd dat ze bij Alaska snèk zijn aangekomen, ze
enkel een whisky-cola vragen zonder ijs, omdat ze dit drankje met hun laatste klontjes uit de
laadbak zelf kunnen koelen.
zondag 13 september 2015
Parfum
Ik loop door het huis en hoor ineens, tjé, wat stinkt het
hier naar Baygon. Ik loop terug naar de ruimte waar de vermeende
stank zich moet bevinden en ruik geen verdelgingsmiddel.
Wat ik wil ruik is mijn parfum. Mijn parfum dat ik
al dertig jaar gebruik. Soms maak ik wel eens een uitstapje
naar een ander geurtje, maar uiteindelijk kom ik altijd terug
bij mijn vertrouwde geur: First.
Een geur waar ik mee begonnen ben op Curaçao en die ik
zowel in Nederland als op Curaçao graag draag. Bij parfums
is het maar net de vraag hoe hij geurt op de huid. Bij de een
kan hij hemels zijn, terwijl hij bij de ander als duur alternatief
voor muggenspray gebruikt kan worden.
Bij mijn weten draag ik deze geur in beide landen op een
positieve manier. Ik heb immers nooit gehoord dat het anders
is. Ik doe gelijk navraag bij mijn man. Misschien niet
geheel objectief, maar wel bruut eerlijk. Hij vindt het nog
steeds een lekkere geur.
Dus, hoe kan het dat mijn lekkere parfum bij sommigen
ruikt alsof er flink is gespoten met Baygon? Aan de geur
zelf ligt het niet. Bij navraag ligt het ook niet aan mijn lichaam in combinatie met de geur. Dan
blijft enkel het reukvermogen van de ruiker over.
Maar daar blijkt ook niets mis mee te zijn. Die ruikt of iets bedorven is op afstand. Die ruikt
wanneer het brood in de oven te hard gaat. Die ruikt een poepluier toen de kinderen nog heel
klein waren al voordat de kinderen binnen waren, bij wijze van spreken. Maar die herkent ook
de lucht van Baygon als geen ander, mede doordat dat voor algehele malaise zorgt.
Het enige wat ik dan nog kan bedenken is de combinatie van luchtjes die ervoor gezorgd hebben
dat dit mij nu al enige tijd bezig houdt. First is het parfum dat ik nu al jaren gebruik en dat
ik nu wel mijn huisgeur mag noemen. Maar in de weken dat ik op het eiland ben wordt deze
enigszins verdrongen door een andere geur die zich tot huisgeur wil opvoeren. Het flesje is
niets bijzonders. Wel een spuitfles, maar geen mooi uitgevoerd glazen flesje. De prijs wint het
wel. Deze nieuwe geur is beduidend beter geprijsd. Deze geur kan ik ook overal krijgen op het
eiland. Nadeel is weer dat ik hem in Nederland niet kan krijgen, hoewel ik hem daar ook niet
nodig heb. Deze geur komt in verschillende uitvoeringen. Hij dient een ander doel dan lekker
ruiken, dat blijkt, als men het vergelijkt met Baygon. De muggentegenhouder, in de vorm van
Off, mag zich nog even laten ruiken, als hij maar weet dat het van tijdelijke aard is.
vrijdag 11 september 2015
Pasa palu
Na vijftien jaar dacht ik dat mijn man inmiddels gewend was
aan ons partois van taal. Vanaf het moment dat wij weer in de
buurt van Curaçao komen veranderen de woorden waarmee
ik spreek. Ik heb het niet meer over het vuilnis, maar over
sushi.
Het begon dit keer al in het vliegtuig. We zaten met zijn drieen
op een rij van vier. En de vierde stoel bleef heel lang leeg.
Nu ken ik niemand die dan niet denkt: ‘oh please, laat de
stoel leeg blijven’ en ik heb toch al vaak het geluk gehad dat
de stoel ook leeg bleef. Altijd weer die inschatting van mensen
om je heen wie de stoel zou willen claimen. In dit geval
was het duidelijk dat ik dat zou gaan doen. Ik zou een plek
opschuiven, zodat er een stoel in het midden vrij zou komen
en die claimt nooit iemand, want daar wil niemand zitten.
Ik zag mijn man ook kijken. Hij zegt ook: het zou fijn als die
stoel leeg blijft, dan hebben we iets meer ruimte. Ik reageer
met: stends er maar niet te veel op. En toen raakte ik hem
kwijt, zag ik. Hij keek mij twijfelend aan. Stends? Daar had
hij nog nooit van gehoord. Dus ik leg uit wat stendsen betekent
en ben verbaasd over mijzelf dat dit nooit eerder ter sprake is gekomen. Als enkel ik het
vergeten zou zijn, dan hadden we het nog kunnen wijten aan een acuut geval van Alzheimer,
maar helaas, ook mijn zwager kent het niet en twee tegelijk is geen toeval meer. Ik spreek op
Curaçao dus echt een andere taal dan in Nederland.
Ik doe dit blijkbaar niet alleen met Papiamentstalige woorden. Ook het Nederlands wil ik nog
wel eens naar mijn hand zetten. Ik leg mijn zwager uit dat ik een paar jaar geleden geholpen ben
door een hele grote, zeer donker gekleurde man in de the middle of nowhere, ergens op Koraal
Tabak, en hij sprak plat Rotterdams. Hij sprak mij aan met vrouwke. Maar dat is dan weer Brabants,
helemaal geen Rotterdams. Dus het verhaal begon goed, maar de clue mislukte door mijn
eigen partois.
Terwijl we hierover in gesprek zijn met elkaar maakten wij een lijstje met daarop wat pasapalu’s
die we willen kopen of klaar maken voor de verjaardag van mijn vader. En ook nu keek mijn man
mij vragend aan. Pasapalu’s? En voordat ik kon uitleggen wat het betekende, was mijn zus mij
voor met de beste vertaling die er voor is: wandelende stokjes. En ik zie hem denken: ze nemen
me in de maling. Of dat nou door het antwoord kwam of door onze schaterlach durf ik niet te
zeggen. Ik geef hem wel een extra pikabal die avond om het goed te maken. Of ik loop naar hem
toe met een sateetje, dat ligt meer in de lijn der verwachting.
dinsdag 1 september 2015
Happy Hour
Mijn idee van een Happy Hour is dat de drankjes voor de helft van
de prijs geserveerd worden. Ik heb menig Happy Hour bezocht en
mijn theorie werd altijd bewaarheid. Sommige Happy Hours hebben
naast halve drankprijzen ook nog pasapalu’s die rond gaan.
Service van de zaak en reden voor ons om er vaker naar terug te
gaan. Dat anderen dat ook doen is heel gezellig. Wel houden we er
rekening mee dat we behalve die halve bitterbal geen hapje meer
vinden. De toeloop van bezoekers en het aantal hapjes gaan ergens
niet gelijk op.
Recentelijk ben ik op een maandagavond bij een Happy Hour op het
eiland geweest aan het water in de buurt van Jan Thiel. Heel gezellig,
veel vrienden bij elkaar, dus we bestelden flink wat drinken.
Cocktails, soda’s, bier en wijnen. Ik kreeg de rekening en bekeek
deze, ik had geen idee wat het zou moeten kosten dus ik dacht,
het zal wel kloppen. En terwijl ik naar de rekening kijk hoor ik
de mevrouw achter de bar zeggen: “Ja, cocktails en blikjes horen
niet in het Happy Hour.” Eh… pardon? Ik keek haar vragend aan.
Ik begreep er helemaal niets van. Ik zeg haar dat ze dat wel even
van tevoren had mogen zeggen. Niet dat het iets had uitgemaakt voor ons, want de bestelling
zou ongewijzigd zijn geweest, maar het was wel netjes geweest vond ik als ze het even had
vermeld.
Of ben ik dan te Hollands geworden hierin? Daar twijfel ik dan altijd over. Wat is nou typisch
Hollands denken en wat niet. Ik vond overigens dat zij (de bar) zeer Hollands dachten door
niet alle drankjes in het Happy Hour te doen. Ik ben natuurlijk maar een leek, maar wat zal
de winst zijn op een soda of op een cocktail? Ik denk dat van de 7 gulden die we betalen, 5
gulden winst is. Dus als het halve prijs is, maken ze nog winst. Het enige wat zij bereikt hebben
hiermee, is dat ik op deze plek niet meer naar het Happy Hour ga. Op mijn opmerking/
vraag dat zij dit wel van tevoren had mogen zeggen kreeg ik als antwoord: “Ja , dat klopt.” En
daarmee was de kous af. Nada. Zo was het.
Ondertussen vraag ik mij ook af waar ik mij druk over maak. Ik kan het mij veroorloven, anders
zou ik niet eens naar het Happy Hour gaan. Ik heb het gezellig met mijn vrienden en het gaat
in totaal om een paar gulden meer. Het gaat ook niet om het geld. Het gaat mij om het principe.
Play the game by the rules.
De regels die ik ken. Inmiddels ben ik er wel achter dat dit principe bij menig bar wordt gehanteerd.
Ergens heb ik dus de instructies van de nieuwe spelregels gemist. Iemand nog een kopie?
H
donderdag 27 augustus 2015
Solliciteren
De wens om weer op Curaçao te komen wonen heb ik allang. Eigenlijk
al vanaf het moment dat ik ging studeren in Nederland. We
riepen toen al tegen elkaar, tot over vier jaar, want dan ben ik weer
terug. Hoe anders is het gelopen. Die vier jaar zijn er inmiddels veel
meer geworden. Door omstandigheden kwam het er steeds niet van
om terug te komen. Redenen genoeg, studeren, werkervaring opdoen,
een Nederlandse man ontmoeten met twee opgroeiende kinderen.
Maar nu is dan toch het moment dat we zeggen: “We willen zeker
terug.”
Vorig jaar hebben we ons georiënteerd op het eiland over mogelijkheden
die er zijn. En mogelijkheden waren er, dus we zijn in de pen
geklommen en zijn gaan solliciteren. In oktober al de eerste brief de
deur uit naar een grote onderwijsinstelling. In februari kregen wij
daar een positieve reactie op. Een gesprek volgde. En nog één. Eerst in Nederland, het tweede via Skype.
Groot was de teleurstelling toen we hoorden dat het niet doorging vanwege het feit dat mijn man geen
Papiaments sprak. Helaas was dat in oktober ook al bekend en hebben we wel de hele procedure, vol
hoop moeten doorlopen. Ook op Bonaire liepen de sollicitaties niet op een baan uit. En nog een sollicitatie
op Curaçao hebben wij helaas, met pijn in ons hart, moeten afblazen vanwege de spelregels die
gaandeweg de rit van overheidswege zijn veranderd op het eiland.
Wij gingen ervan uit dat wij gebruik konden maken van de uitzendregeling die het eiland hanteerde
voor onder andere onderwijzend personeel. Die overheidsregeling houdt een tegemoetkoming in om te
voorzien in eerste kosten die gemaakt moeten worden, zoals het verschepen van inboedel/auto en tickets
om naar het eiland te komen. En gezien ons te dure huis in Nederland moesten wij daar wel gebruik van
maken. Vanuit die gedachte konden wij solliciteren, dus toen wij hoorden dat die regeling niet meer van
kracht is voor onderwijzend personeel in het basisonderwijs waren we even flink uit het veld geslagen.
Onduidelijkheid alom. Het Curaçaohuis in Den Haag zegt: “Jazeker is de regeling nog van kracht.” En
DOS op Curaçao zegt: “Nee, dat is enkel van kracht voor docenten in het middelbaar onderwijs.” Ondertussen
zijn we druk bezig met cursussen Papiaments, netwerken op het eiland en dat alles met het
behouden van een positief gevoel. Wat is wijsheid? Economisch gezien is het wijs om in Nederland te
blijven, fiscaal gezien waarschijnlijk ook. Carrièretechnisch is het ook beter om in Nederland te blijven.
Toch wil mijn man graag het avontuur aangaan met mij, ondanks dat zijn kinderen daar wonen. Onze
zoon roept dagelijks: “Zullen we maar hier blijven”, met de kanttekening erbij dat zijn vriendjes uit Nederland
dan ook hier moeten komen wonen. Mijn zus gunt het ons enorm, maar hoopt ergens ook dat
we in Nederland blijven, een beetje in de buurt het liefst.
En ik? Mijn hart roept al heel lang dat ik hier weer wil wonen. Maar soms, heel soms, als de demonen
van de nacht even de overhand nemen van mijn denkvermogen, dan verdenk ik het eiland ervan dat
het ons niet wil hebben.
woensdag 25 februari 2015
Carnaval 2015
Terwijl we staan te kijken naar de optocht van het carnaval
dit jaar valt het mij ineens op. Ik weet het grote verschil tussen carnaval in
Nederland en Curaçao. Los van het weer en de dikkere kleding zie je hier mensen weinig tot niet
lachen in de stoet. Ze lopen wat verloren rond. Ik zie kleine loopgroepen van
zo’n tien personen die een act opvoeren, wat vooral voor veel vertraging zorgt.
Ze oogsten een mager applaus en vooral bekenden van diegene die optreden slaan
hen even op de schouders. Ik zie een enkeling met een politieke boodschap die
zo sterk gelooft in zijn boodschap dat het lachen ons allemaal vergaat. Ik zie
grote groepen jongeren, op grote wagens met heel veel herrie die alleen oog
voor elkaar hebben en helaas door het vele bier dat al gedronken is kan er daar
ook geen lachje meer vanaf. Het is een beetje een sneue bedoening.
Komt het door de kou dat men niet vrolijk kijkt? Komt het
omdat ze aan het einde van de stoet wel klaar zijn met vriendelijk lachen? Ik
zou het niet kunnen zeggen.
Die avond zit ik thuis op de bank en via een livestream
kanaal kan ik rechtstreeks de Gran Marcha volgen. De eerste groep die ik zie is
een kleine loopgroep van zo’n tien mensen. Ze lopen wat verloren rond, ze
kijken niet echt vrolijk en zijn vooral bezig om hun kleine groepje staande te
houden in het grote geweld voor en achter hen. Niet veel later zie ik een
kleiner groepje. Twee mensen die een wagentje voortduwen. Horen zij nu bij die
grote groep achter hen, denk ik nog, maar het lijkt er niet op. Deze twee
mensen hebben enkel oog voor elkaar en zien het publiek niet. Ook hier geen
blijdschap. Daar gaat mijn theorie. Helemaal als ik tussendoor journaalbeelden
voorbij zie komen van de carnavalsoptocht in Maastricht en Den Bosch. Blije
mensen, de een nog vrolijker dan de ander. Ligt het dan aan ons dorp? Dat kan
ik mij haast niet voorstellen.
Ik denk dat het ligt aan de grote van de groep. De grootte
in combinatie met een mooi kostuum. De groepen die vanuit Maastricht onze
woonkamers binnenkomen zijn groot en bontgekleurd. Mensen hebben veel tijd en
geld gestoken in de kostuums en dragen deze met trots. Ze zijn blij om ze te
kunnen tonen aan de buitenwereld. De jeugd bij ons was er in grote getale, maar
van een gedeeld kostuum hadden zij niet gehoord. Het enige dat zij deelden
waren de blikjes bier. Ook via livestream zie ik nu grote groepen voorbij komen
op Curaçao. Blije mensen, dansend, zingend en drinkend maken ze er een feestje
van. Maar de mooiste van allen is toch wel die dame op leeftijd die gehuld in
kostuum in de stoet mee kon doen met de Gran Marcha. Ze hoefde het hele eind
niet te lopen, ze werd voortgeduwd door twee knappe mannen. Zij stond daar
majestueus. Niet breed uit lachend, maar zo zichtbaar genietend dat iedereen om
haar heen alleen nog maar kon lachen.
zondag 18 januari 2015
Chikungunya
Het is begin november en ik lig met de grootse verbazing te
luisteren in bed. Hoe is dit mogelijk. Ik hoor gezoem en dat gezoem ken ik. Dat ken ik heel goed, maar
niet in november. Ik hoor een mug. Ik zeg het nog een keer, ik hoor een mug, in
november. Het is ongehoord. Ik doe het licht aan en ga op jacht. Ik ben iemand
die overal kan slapen. Naast harde muziek, op de grond zonder matras,
opgevouwen drie hoog achter. Geef mij een kussen en ik slaap. Maar niet als ik
gezoem hoor om mijn oren. Muggen en vliegen hebben een verbod in mijn
slaapkamer. Ik kan niet slapen voordat deze gevangen zijn. Dat is met vliegen
wel iets makkelijker dan met muggen. Vliegen zijn zo dom dat ze zich altijd
laten zien. Menig vlieg heeft de binnenkant van mijn vliegenmepper gevoeld en
kan dit niet meer navertellen. Muggen is lastiger. Die hoor je wel, maar zie je
nauwelijks. En op een afstand dicht bij mijn oor zie ik sowieso niet veel meer
zonder bril, en aangezien ik die niet op heb ’s-nachts is muggen vangen best
moeilijk. Gelukkig heb ik ook hier autan
staan en spuit ik mij voor het slapen gaan in. Alleen niet in november. Dat is
geen moment bij mij opgekomen. Dus ik deed het licht aan en warempel. Deze mug
liet zich zien. Sterker nog, hij zat op de muur en bewoog niet. Ik kon hem met
één vinger om zeep helpen. Het kostte geen centje pijn.
Hoe anders is het op Curaçao nu. Het woord mug neem je niet zomaar meer in de mond. Het zeggen is vragen om een uiteenzetting van de ander over de mug, over Chikungunya, over zijn eigen ziektebeeld en als hij of zij de ziekte nog niet heeft, dan op zijn minst het ziektebeeld van een ieder die hij kent. De mug voert een waar schrikbewind uit in het Caribisch gebied, en voor zover ik het heb begrepen is dit gebied al uitgebreid met zuid- en midden Amerika en zelfs Noord-Amerika. Als dat zo is, dan is het dus een kwestie van tijd voordat deze mug ook hier in Nederland zijn intrede doet. In november.
Toeristen worden gewaarschuwd voordat ze naar de eilanden
afreizen. Neem Deet producten mee, want er is een run op de flessen en de
schappen raken leeg. Ik wil wel wat komen brengen. Zo ruim van hart ben ik wel.
Ik laat mij graag sponsoren om een koffer vol Deet te brengen. Enkel kostprijs,
ik zal geen rente rekenen en eventuele winst draag ik af aan een
liefdadigheidsinstelling. Ik neem vrijwillig het risico om ook gestoken te
worden door deze mug, hoewel met al die Deet die ik meeneem zal geen mug zich
in mijn buurt durven wagen. Daar komt bij dat ik in muggenland inmiddels bekend
sta als de eenhandige bandiet. Eén druk met de duim en ik win het gevecht. In
november.
Kerstkrant 2014
Al mijn schrijfsel zijn ooit ontstaan uit een gevoel van
heimwee. En vaak is dat nog steeds aanleiding om iets op te schrijven.
Schrijven is altijd een uitlaatklep voor mij geweest. Door mijn gevoel en
ervaringen weer te geven op papier maakt het voor mij dragelijk om ermee om te
gaan. Dat anderen dit ook herkenden sterkte mij om ermee door te gaan. Dit
klinkt heel zwaar en zo voelt het soms ook, maar lang niet altijd hoor. Ik ben ook wel van het aanpakken en niet bij
de pakken neerzitten. Tenzij het cadeaupakken zijn, daar ga ik graag bij
zitten. Of maatpakken, die zie ik ook graag naast me zitten.
Heimwee, is zo’n gevoel dat je het liefst overvalt. Op een
moment dat het helemaal niet uitkomt. Dan sta je in de supermarkt te bedenken
wat je die week wil eten en zie je op de plank naast je een blikje Coco Rico
staan. Terwijl ik dat op Curaçao dus echt nooit drink. Of als je thuis een
kerst-cd opzet, in augustus wil het gevoel zich ook nog wel eens opdringen.
Facebook is een dubbele in dit verhaal. Aan de ene kant geniet ik zo ontzettend
van het contact met vrienden aan de andere kant van de wereld, de afstand is
door de computer zo vereenvoudigd, maar ik word er tegelijk ook constant aan
herinnerd dat ik in Nederland woon en niet op Curaçao. Mijn gevoel wordt door
velen gedeeld. En het zegt niets over mijn Nederlandse contacten, want ook die
zijn mij dierbaar. Wat is dat toch, dat heimwee.
Het woordenboek omschrijft het als een verlangen naar huis,
naar geborgenheid, naar zekerheden, waarop mijn man, terecht zegt, dat ik dat
ook allemaal in Nederland heb. Het woordenboek omschrijft verder dat heimwee
sterk overeen komt met melancholie, en bij die laatste gaat het om een
verlangen naar situaties in het verleden. Dus ben ik nu melancholisch of heb ik
gewoon heimwee?
Het maakt mij niet zoveel uit. Geef het beestje een naam. Ik
weet dat ik in de aanloop naar kerst steeds meer last krijg van dit gevoel, en
met mij blijkbaar nog veel meer mensen. Vrienden die ik spreek, wonende in
Nederland, Amerika, Zwitserland, en verder weg herkennen het gevoel. Ik ben
afwezig, dwaal af met mijn gedachten. Ik zie mijn man af en toe kijken of het
wel goed gaat. Ik heb inmiddels geleerd om te benoemen wat mij dan bezig houdt,
aangezien gedachten raden niet het beste
in onze relatie naar boven haalt.
Hij snapt goed dat ik last heb van dit gevoel , maar zegt
ook heel terecht. Mo, tel je zegeningen. Denk in mogelijkheden. We zijn gezond,
hebben gezonde kinderen, we lijken redelijk ongeschonden door de crisis heen te
komen, hebben een leuk dak boven ons hoofd en veel familie die van ons houdt en
die we met de feestdagen heel veel zullen zien.
Rationeel heeft hij helemaal gelijk. Alleen dat voelt niet
zo en ik kan het niet uitgelegd krijgen. Kerst en oud en nieuw zijn voor mij zo
verbonden met Curaçao dat ik er maar met moeite aan kan wennen dat het in
Nederland ook gevierd kan worden. En dat het dan nog leuk is ook. De laatste
jaren vieren we het steeds meer in Nederland. Financieel is het niet meer
haalbaar om te vliegen in de kerstperiode. Je betaalt de hoofdprijs. En
aangezien we toch dat huis, die auto, die kerstboom, kerstham en vuurwerk
willen, houden we niet genoeg over voor nog een paar tickets.
We hebben de Caribische kerst allang geleden hierheen
gehaald. De ham, de ayaka’s, José Feliciano, familie, ponche crema, en met oud
en nieuw een echte pagara. Wat wil ik dan nog meer? Ik wil de geur van
dennennaalden. In Nederland is het zo koud dat je de kerstboom pas na vier
weken ruikt, tot die tijd spuit je er een geurtje over heen. Op Curaçao is het
(te) warm voor de bomen, dus die vallen sneller uit, en gaan dus al veel eerder
ruiken. Ik mis het samen zijn met vrienden. Van borrels en get togethers bij de
één, tot een kerstdiner bij de ander. Buiten, in de open lucht. Ik mis de
nachtmis, waar de vrouwen in hun mooie galajurk zitten en de mannen in pak.
Niet weggestopt onder een dikke winterjas, in een te koude kerk. Het gezamenlijk nachtontbijt voordat je naar
een feest ging, waar je tot diep in de nacht danste. Samen kerstontbijten
waarna je nog even ging zwemmen om je moeheid van de avond tevoren eruit te
zwemmen. Vrienden die spontaan langs
komen, aangezien afstand geen issue is. Is
het dan toch melancholiek? Het
terugverlangen naar vroeger.
Om niet bij de pakken neer te zitten herpak ik mijzelf en
geniet ik van onze mooie boom. Ik geniet van een worstenbroodje, aangezien ik
dit jaar niet makkelijk aan bananenbladeren kan komen om zelf ayaka’s te maken.
Ik pak mijn momenten en koester deze. Ik doe er een zilveren lintje omheen en
leg hem onder de boom en iedere keer als ik word bevangen door het
melancholische gevoel van heimwee, rammel ik vast aan mijn pakje. Ik schud het
in gedachten leeg, en op kerstochtend mag ik dit pakje als laatste openmaken.
Helemaal alleen voor mijzelf. Ik hoef het met niemand te delen en mag het
gebruiken wanneer ik het wil. Bon Pasku en alvast een Bon Aña Nobo.
Abonneren op:
Posts (Atom)