vrijdag 18 december 2015

Houdbaarheidsdatum

Op alle verpakkingen van levensmiddelen staat een houdbaarheidsdatum. Dit staat op twee manieren omschreven. Ten minste houdbaar tot. Of te gebruiken tot. En daar zit wel een verschil in. De tweede is een richtlijn die we beter wel kunnen volgen. Deze staat vaak op vleesproducten, maar ook wel op yoghurtproducten. De eerste, ten minste houdbaar tot, is een breder begrip. Ruimer interpretabel. Ik ben van huis uit gewend dat je vooral je zintuigen gebruikt als je een product wilt gebruiken. Neem als voorbeeld vlees. Als dat er grijzig uitziet, eet je het niet op. Uiteraard laat je het ook staan als het niet lekker ruikt en als ik enige twijfel heb geef ik altijd een stukje aan de kat. Als die het eet, dan durf ik het met een gerust hart ook te eten. Maar als de kat het zelfs laat staan, dan is het niet meer goed. Op dit moment is die theorie enigszins dubieus, aangezien we een kitten in huis hebben. Aan de ene kant speelt zij nog het liefst met haar eten en aan de andere kant eet ze volgens mij ook nog alles op. Dus ik vertrouw nog niet op haar oordeel. Dat je vooral je zintuigen moet gebruiken is nu ook doorgedrongen tot de mensen die verantwoordelijk zijn voor alle informatie rondom eten vanuit de overheid. Ook zij vonden dat er toch wel heel veel eten werd weggegooid. Hele pakken suiker en rijst verdwenen in de prullenbak, omdat de datum was overschreden. Droge kruiden idem dito. En de appels waar een vlekje op zat mochten ook meteen weg. Ik heb in huis best een strijd moeten leveren met mijn stiefkinderen. Met name de jongste hield goed alle data in de gaten. Niet in de laatste plaats omdat hij snel last krijgt van zijn darmen. Ik gaf regelmatig aan dat producten nog prima te eten waren. Het verhaal van meel zeven op de Antillen deed hem gruwelen en ik geloof dat het best een tijd heeft geduurd voordat hij weer een plak cake wilde eten bij ons. Al mijn argumenten werden naarmate hij ouder werd weerlegd. Ik was dus blij dat de overheid met nieuwe richtlijnen kwam om op bepaalde producten geen houdbaarheidsdatum meer op te schrijven. De mensen moeten zelf weer hun gezonde verstand gaan gebruiken om te beoordelen of iets nog goed is of niet. Met dat gezonde verstand zit het bij ons verder wel goed. Hoewel toetjes geen kans krijgen om over de datum te geraken bij ons in huis kijken we toch elke week de koelkast even na. En de yoghurt mag dan altijd nog best even blijven staan. Daar is niets mis mee. We kijken regelmatig de voorraadkast na of er producten in staan die weg moeten. Maar toch niet regelmatig genoeg, zo bleek pas geleden. We hadden een nieuw record te pakken. Anno 2015 haalde ik een Indisch kruidenpotje uit 1998 uit de kast. We zouden er niet ziek van zijn geworden, maar ik geloof ook niet dat er nog veel smaak aan zou zitten. En hoewel ze er 300 jaar geleden niet over dachten om het weg te gooien, heb ik deze toch maar weggedaan

zondag 29 november 2015

verzamelen

Het verzamelen van spullen is niemand vreemd, denk ik. Zo heb ik jarenlang verschillende dingen gespaard. Van luciferdoosjes tot kerstengelen. Aan iemands verzameling kun je vaak de ander goed leren kennen. Ik hou nog steeds van kerst en dat is ook te zien aan mijn verzameling kerstspullen, maar die luciferdoosjes heb ik niet meer. Die zijn samen met mijn sigarettenverslaving jaren geleden de deur uitgegaan. Als ik bij andere mensen ben vallen de verzamelingen mij altijd meteen op. Bij Pirates Bay te Piscadera hangt het boven de bar vol met briefgeld met daarop de handtekeningen en namen van de afzenders. Volgens zoonlief doodzonde om boven de bar te hangen, elke keer bedenkt hij weer opnieuw wat hij er allemaal van zou kunnen kopen. Maar leer ik hiermee de mens kennen? Nee, deze verzameling is niet uniek en zegt niets over de eigenaar van de bar. Sterker nog, ik geloof dat deze plek al menig keer van eigenaar is veranderd, maar de verzameling is gebleven. Ik kwam een tijd geleden in Nederland op bezoek bij iemand waar ik iets moest ophalen en zag dat hij buiten een hele verzameling nummerborden had hangen. En de meeste daarvan kwamen uit Curaçao. Ik had geen idee dat deze meneer iets met de Antillen had, dus ik manoeuvreerde het gesprek algauw die kant uit. En nee, daar had hij ook niets mee, maar wel met nummerborden en deze had hij gekregen van een kennis die jaren op de Antillen had gewoond. Ik vroeg of hij het verhaal achter de nummerborden kende, waarom zoveel kleuren, elk jaar weer een andere, en dat kende hij niet. Beleefd luisterde hij naar mijn verhaal om vervolgens de rest van zijn verzameling aan mij uit te leggen. De hele wand werd breed uitgemeten en na een halfuur wist ik precies welke tante en welke oom naar welk land waren geweest om voor hun neef een nummerbord mee te nemen, want hij spaarde die. Waarom hij ze spaarde wist hij niet. Het was ontstaan toen hij als klein jongetje twee nummerborden had gekregen van een buurman. En de angst sloeg mij om het hart. Mijn man had ooit van zijn vader een paar schroevendraaiers gekregen en als ik in onze schuur kijk kan ik enkel concluderen dat hij een gereedschapsverzamelaar is. Wat zegt dat over hem, hij is handig en kan alles maken, dus dat heeft goed uitgepakt. Mijn zoon echter is ook een rasverzamelaar. Elk cadeautje dat ooit uit een piñata is gevallen moet bewaard blijven, het liefst met de confetti erbij. Stenen die wij ooit zelf goud hebben gespoten voor een verjaardagsspeurtocht, mogen onder geen beding weg. En de hoeveelheid poppetjes, maskers en autootjes die wij van de McDonald’s hier in huis hebben liggen is niet meer te tellen. Alles moet bewaard blijven. Het pleit voor hem dat hij zo trouw is aan zijn spullen, maar er kan geen kast meer tegenop in zijn kamer. Ik ben bang dat hij het verzamelen niet alleen van zijn vader heeft geërfd. Ook ik heb verzameld. Ik heb alle prullaria in een grote bak verzameld en deze op zolder gezet. Ik ben een verzamelaar van opgeruimde dozen en bakken.

zondag 22 november 2015

Keukenfeest

Feestjes waar Antillianen komen kenmerken zich meestal door de wanorde die dat met zich meebrengt. Al heb je logistiek het geheel nog zo goed uitgedacht en heb je overal in huis de schaaltjes met chips, nootjes, kaas en brood staan. Antillianen laten zich niet leiden door de opstelling van de vrouw of heer des huizes. De Antilliaan staat in de keuken. Ik kan mij geen feest herinneren met Antillianen waarbij de keuken niet het centrum was van het feest. Al van kinds af aan. Hadden wij thuis een feest of een feest bij een oom of tante, het gebeurde altijd in de keuken. Daar werden de familieruzies uitgevochten, daar werden familieleden ook weer verzoend met elkaar. Daar werd het eten voorbereid, maar voordat het de keuken uit kon, ging de schaal eerst daar rond, waarna deze steevast hervuld moest worden. Als kind renden wij nog door het hele huis, daarbij de keuken juist vermijdend, aangezien je daar dan altijd weer handjes en kusjes moest geven aan al die tantes en ooms die net binnen waren gekomen. De gewoonte van keukenhangen heb ik pas overgenomen toen ik in Nederland kwam studeren. Daarvoor vertoefden wij liever op de porch, juist weg van het toeziend oog van de ouders. In mijn studententijd zat de studentenkamer altijd vol bij feestjes. Daar viel het minder op dat de Antillianen in de keuken stonden. Er was geen plek om allemaal in de woonkamer te zitten, dus wij stonden in de keuken. Wij regelden de uitvoer van hapjes en de biertjes gaven we wel door. En nog steeds vind je ons daar. Zo ontstond er ook altijd een soort van scheiding tussen de Antillianen die op het feest waren en de Nederlanders die er waren. Zonder iemand daar de schuld van te geven, maar een vermenging vond er nagenoeg niet plaats. Toch kwam ons dat wel eens op kritiek te staan, maar veel hebben we ons daar niet van aangetrokken. In ieder geval niet genoeg om het te veranderen, want we staan nog steeds in de keuken. In de buurt van de koelkast. Daar wordt er gehangen tegen het aanrecht. Natuurlijk staan we daar iedereen gruwelijk in de weg, maar we doen rustig even een stap opzij, om ons daarna weer tegen het aanrecht aan te vlijen. Er is ons wel eens gevraagd of we weer de kamer in wilden komen, maar los van het bekende ‘ja zo meteen’ zijn we nooit gekomen. Elk feest weer analyseren we ons suf waarom we toch steeds in die keuken staan. We komen nooit veel verder dan dat de drank dichtbij staat en de hapjes onder handbereik. Onze partners hebben zich er inmiddels bij neergelegd, sterker nog, ze hebben deze gewoonte overgenomen. En samen doorstaan we verhitte discussies over vele uiteenlopende zaken waarna we elkaar met een flinke schouderklop of brasa weer even laten weten blij te zijn elkaar te kennen. Daarbij af en toe een pas opzij zettend voor de vrouw des huizes of voor de kinderen die nu tussen ons door rennen, alle uitgestoken handen ontwijkend van ooms en tantes die nog even gedag willen zeggen.

Vertrouwen wantrouwen

Als ik mensen vraag wat nu het grote verschil is tussen leven op Curaçao en leven in Nederland, krijg ik regelmatig een antwoord waar ik niet in eerste instantie aan gedacht zou hebben. Niet de geijkte kreten als het weer, de kleding, de mentaliteit van de individu, maar meer gericht op wat het bedrijfsleven, en soms ook de overheid met je doet als mens. Toen ik in Nederland kwam om te studeren liep ik de bank binnen en kon ik een rekening openen. De enige vraag die mij gesteld werd was of ik meerderjarig was. Ik kon rood staan en mocht zelfs aangeven tot hoever ik rood zou willen staan elke maand. Hoe anders is dat op Curaçao waar je voor elke 1000 gulden positief nog rente aan de bank moet betalen? Pardon, denk ik dan. Het is mijn eigen zuurverdiende geld en dan moet ik de bank daarvoor betalen. Ik geloof dat een aantal banken dit inmiddels heeft teruggedraaid, maar zeker ben ik hier niet van. Een ander voorbeeld. Toen ik mijn eerste woning wilde huren in Nederland ging dit redelijk makkelijk. In de particuliere sector heb je volop keus. Het huurcontract was gauw getekend en ik had per direct stroom, gas en water. Zonder borgsom werd ik aangesloten en mijn eerste rekening volgde aan het einde van de maand. Zo ook met internet en kabel voor de televisie. Ik hoefde enkel aan te geven van welk pakket ik gebruik wilde maken en één telefoontje later kon ik televisie kijken. Ook nu, de rekening krijg je achteraf. Op Curaçao ben je niet per direct aangesloten. Als je de huur van een huis overneemt van iemand, dan is de vorige bewoner eerst compleet afgesloten, en moet je als nieuwe huurder eerst borg betalen alvorens je aangesloten wordt. Is deze overdracht in een weekeinde, dan is de overname pas op maandag – als je geluk hebt. Het kan gebeuren dat het nog enkele dagen duurt. Een kwestie van de knop omzetten lijkt het niet te zijn. Ik vermoed dat dit systeem is ontstaan uit ervaringen van wanbetalers, waar helaas de trouwe en betrouwbare klant nu voor moet boeten. In Nederland heb je ook wanbetalers, maar de bedrijven rekenen dit de nieuwe klanten niet aan. De grootte van de bedrijven zou uiteraard een rol kunnen spelen in dezen, ware het niet dat in een groter land, er bij grotere bedrijven ook meer wantoestanden zijn. Verhoudingsgewijs zal het niet veel van elkaar verschillen. In gesprekken wordt dit veelal omschreven als dat we in Nederland leven in een land van vertrouwen, waarbij men op Curaçao het gevoel krijgt te leven in een land van wantrouwen. Ik vertrouw er maar op dat de toekomst een positieve rol zou kunnen spelen in dit verhaal en dat men door inmiddels opgebouwde positieve ervaringen het vertrouwen in de consument terug zal kunnen geven. Laat gaan al die borgsommen en bureaucratie en heb weer vertrouwen in de klant. Met alle rente van de borgsommen zouden er toch genoeg spaarpotjes moeten zijn om eventuele schade van wanbetalers op te kunnen vangen?

zondag 8 november 2015

reünie MIL

En toen was het zover. De reünie van mijn middelbare school. De reünie in Nederland van ons examenjaar. De voorbereidingen hadden bijna een jaar geduurd, maar toen was het ook zover. Op een zaterdagmorgen typte ik het adres in op het navigatiesysteem in mijn auto en ging ik op weg naar Rotterdam. Met lichte spanning in mijn buik kwam ik steeds dichterbij tot ik mijn doel zag. Ik zat volledig op de verkeerde kant van de weg, maar dat pakte voor mij prettig uit. Bij het keren van de auto zag ik een oud-klasgenoot en samen kwamen we aan. Het niet alleen aankomen voelde veilig en het gaf ons de gelegenheid om alvast wat bij te kletsen. Bij binnenkomst vielen we allemaal van de ene verbazing in de andere. Wat waren we veranderd en tegelijkertijd, wat waren we niet veranderd. Al gauw ontstonden dezelfde groepjes als 25 jaar geleden, met dit verschil dat ik er nu beschouwend naar kon kijken en van kon genieten. Wat leuk om te zien dat de gangmakers nog steeds de gangmakers waren en dat de stilleren onder ons, nu ook stiller waren. Met genot heb ik geluisterd naar alle mooie verhalen. Onze geschiedenisleraar, meneer Boeldak, was er ook bij. Hij had een paar mooie line-ups voor ons bedacht en door de vragen die er gesteld werden kwam ik tot de conclusie dat ik toch heel veel niet geweten heb in die tijd. Is het het egocentrische dat de puberteit met zich meebrengt dat we niet verder kijken dan ons eigen kleine wereldje? In mijn beleving was ik de enige die geen Papiaments sprak. Nu bleek dat ik lang niet enige was. Ik was ook niet de enige die pas op latere leeftijd op Curaçao was komen wonen en ik was zeker niet de langste uit de klas. Iets dat ik toch mijn hele leven gedacht had. Ik ben lang, maar voor Nederlandse begrippen valt het best mee. Ik vond mij vooral op de middelbare school zo ontzettend lang en zeker op Curaçao, maar ik was niet de langste. Zelfs niet het langste meisje. Gek, hoe je beleving soms de overhand neemt van je geheugen. Ik herinner mij deze dag vooral als een dag van heel veel lachen en veel respect hebben voor elkaar. Lachen om alles en iedereen, maar niet ten koste van de anderen. Op een volwassen manier. Respectvol naar elkaar. Menig bekentenis kwam naar boven, over vroegere jeugdliefdes, maar ook over geaardheid, waar niet over gesproken durfde te worden door sommigen toentertijd, hoewel het voor velen zichtbaar was en onuitgesproken al geaccepteerd was. Ik geloof dat we samen tot de conclusie kwamen dat onze klas het hoogste aantal homo’s en lesbiennes heeft afgeleverd, die de geschiedenis van het MIL ooit heeft gekend. En daar zijn we trots op. Dankbaar ben ik dat ik met deze mensen deze dag heb mogen doorbrengen. Dankbaar dat mijn heimwee vandaag werd omgezet in een gevoel van warmte en geborgenheid. We waren even samen Caribisch ‘thuis’ in Rotterdam

zondag 1 november 2015

Knuffel Antilliaan

In Nederland hebben we al jaren een knuffel Marokkaan. Kennelijk hadden we die nodig als tegengeluid van alle negativiteit die er heerst rondom Marokkanen. Je kunt het woord Marokkaan niet in de mond nemen of iemand in het gesprek heeft wel iets negatiefs meegemaakt met een Marokkaan. Soms niet persoonlijk, maar er is altijd wel een buurman, buurvrouw of familielid te noemen die een minder prettige ervaring heeft met een Marokkaan. Dus Nederland had een tegengeluid nodig en die kreeg het in de vorm van Ali B. Een rapper, maar wel één met een klein hartje die een hoog aaibaarheidsgehalte had en toen hij ook nog de toenmalige koningin Beatrix een kus gaf in het openbaar kon hij niets meer fout doen. De eerst knuffel allochtoon was geboren. Naast Ali B hebben we ook Jörgen Raymann in de armen gesloten. Hij heeft nooit het predicaat van knuffel Surinamer gekregen, maar in feite is het wel zo. Hoewel de Surinamers na de komst van de Marokkanen in Nederland minder als bedreigende bevolkingsgroep werden gezien, kwamen ze toch nog regelmatig negatief in het nieuws. Het zullen wel Surinamers zijn geweest, werd er nog regelmatig gezegd. Met zijn alter ego Tante Es heeft hij de weg geopend voor een positieve kijk op Surinamers. Dat hij daarbij de Antillianen op een zijspoor meeneemt is mooi meegenomen, maar nog niet genoeg. De Antillianen hebben recht op hun eigen knuffel Antilliaan. Voor de algemene beeldvorming en zeker om deze een positieve boost te geven. Er komt te vaak negatief nieuws van de eilanden. Maar wie kan deze rol nu het beste vertolken? Ik vind Jandino Asporaat persoonlijk een heel goede kanshebber. Geboren op Curaçao, opgegroeid in Buena Vista, doet het goed op de Nederlandse televisie. Hij presenteert menig programma en is groot geworden door stand-up comedy. Nu we veel vluchtelingen mogen ontvangen in Nederland zijn de schijnwerpers niet meer zo scherp gericht op de Marokkanen, Antillianen of Surinamers. De schuldigen van veel ellende zijn nu de Syriërs. Je kunt geen nieuwskanaal aanzetten of je hoort een Nederlander zijn beklag doen over de Syriërs of andere vluchtelingen. Dus er is ook een knuffel vluchteling nodig. Ik ben daar voor, maar eerst die knuffel Antilliaan. Nu vind ik Jandino nog steeds een goede kandidaat, alleen zijn alter ego Judeska. Ik ben daar eigenlijk een beetje bang van. Natuurlijk heeft ze de lachers op haar hand, en het is overduidelijk dat het een persiflage is op de werkelijkheid. Maar toch. Ik zie haar zo bij een snèk staan als ik iets wil bestellen. Ik zou spontaan vergeten waar ik voor kwam. Ik wil haar liever ‘s nachts niet tegenkomen. Zodra zij gaat praten kruip ik het liefst even weg achter een boompje. Wellicht kan zij eens praten met al die Nederlanders die de vluchtelingen niet zo zien zitten. Met haar postuur en voorkomen zal geen mens een tegengeluid durven geven en kan ik mijn beeldvorming misschien een beetje bijstellen en wat meer van haar gaan houden. In de hoop dat ze een hoger liefgehalte krijgt, zodat ik Jandino kan omdopen tot knuffel Antilliaan.

zondag 25 oktober 2015

Aftellen

Nog 61 dagen. Ik tel ze niet letterlijk af, maar zo nu en dan zoek ik even op hoeveel dagen nog. Soms wordt het zoeken voor mij gedaan en zie ik bij vrienden ook een aftelrijtje voorbij komen. En dan, na die 61 dagen, moeten we weer 364 dagen wachten tot het kerst is. Ik ben dol op kerst. Altijd al geweest. Ik hou van de geur van de boom, van de drukte en de gezelligheid die alle feestdagen met zich meebrengen en de familie om mij heen. Ik hou van de muziek. Van traditionele kerstliedjes uit Duitsland tot de meezingers uit de twintigste eeuw, die vanuit Amerika de wereld in zijn geholpen. Ik zing het allemaal mee. Ik zocht eens een bepaalde versie van een kerstliedje met bells erin. Onbegonnen werk. Mijn collega maakte een cd voor mij, waarop meer dan zestig nummers stonden, maar niet de versie van mijn bells liedje. Uiteindelijk heb ik het gevonden en ik koester de cd, om te voorkomen dat we ooit in de toekomst weer zo’n zoektocht moeten ondergaan. Ik koop allang geen cd’s meer, maar ik kan de verleiding niet weerstaan als ik een kerst-cd zie liggen. Daar staat altijd wel weer een lied op dat ik nog niet had. Zo ben ik er ook achter gekomen dat het lied Oh Holy Night niet veel vertolkt is door artiesten. Ook die cd koester ik zou je denken, maar helaas, ik ben hem even tijdelijk een beetje kwijt. Ik gok dat hij in het hoesje van één van de andere cd’s is terechtgekomen. Tot grote ergernis van mijn man heb ik deze gewoonte nooit af kunnen leren. En hoezeer ik de kerstperiode op Curaçao ook mis, er is één ding dat ik in Nederland ongegeneerd kan doen en op Curaçao eigenlijk niet: heel hard kerstliedjes luisteren. Ik beluister mijn kerstcollectie het hele jaar door. Voor mij hoeft het niet per se kerst te zijn. De cd’s hebben een aparte plank in de cd-kast, zodat ik ze altijd makkelijk kan pakken. Om mijn verslaving nog enigszins te bedwingen staan ze hoog in de kast, zodat ik een kruk erbij moet pakken. Alleen met de kerstweken verhuis ik ze naar pakhoogte. Zo voorkom ik dat mijn gezin in december geen kerstliedje meer kan aanhoren. Ik luister de cd’s het liefst ook alleen. Niet zelden laat ik een traan. Even een moment van heimwee dat zich van mij meester maakt doorleef ik dan het liefst even alleen. Het voordeel is wel dat met de kerst alle tranen op zijn en er volop gelachen en gevierd kan worden. Maar dit is niet de hoofdreden dat ik de muziek graag alleen luister. Ik draai het volume van de stereo open tot maximale hoogte en zing luidkeels mee met alle koren, popsterren en kindertjes die hun kerstgedachte uitdragen. En dat kan hier. Hier, in Nederland wel. Alles zit dicht. Potdicht. Dubbele muren en isolatie zorgen ervoor dat de muziek binnenshuis blijft. En zo kan ik onbeschaamd lekker mee blèren met alle kerstliedjes, en weet (wist) niemand dat het toch wel een tikkeltje eigenaardig is.

zondag 18 oktober 2015

Nobentitres

 Ik schrijf regelmatig over anderen als het over taalverwarringen en Papiaments gaat. Met name mijn man moet het nogal eens ontgelden. Maar ik wil mijzelf niet uitvlakken in dezen. Ik was het voorval eigenlijk alweer vergeten, ware het niet dat ik een foto tegenkwam op Facebook. Een foto uit één van de rubrieken waarin je aangeeft opgegroeid te zijn op Curaçao. Daarop staat de Amstel-fabriek, in al zijn glorie. Het hoge rood-witte gebouw, met daarachter de grote stalen kolossen waar het bier in werd gebrouwen. Bijzonder verhaal vond ik altijd dat hier het enige bier ter wereld werd gebrouwen uit zeewater. Zo is mij althans verteld. Minder prettig vond ik de stank die dit met zich meebracht. Dagelijks stonden wij bij de verkeerslichten om van huis naar school te rijden en terug. En elke dag vroeg ik of de ramen alsjeblieft dicht konden. De weeë geur die de wind met zich meedroeg vond ik dermate verschrikkelijk, dat ik denk dat dat ertoe heeft bijgedragen dat ik tot op heden nog steeds geen bier lust. Het gebouw was ondanks de stank een goed ankerpunt om de weg te wijzen aan mensen die net op het eiland waren. Ik heb er dan ook aan moeten wennen dat het weg was. Nu, na zoveel jaren, kijkend naar het braakliggende terrein, ben ik er wel aan gewend. En toch kan ik mij niet voorstellen dat hier iets anders komt te staan. De bouw van het nieuwe ziekenhuis heeft nog even een rol gespeeld. Zou dat hier komen of niet? Een nieuwe generatie zal over een paar jaar nieuwe herinneringen opbouwen aan deze plek. Voor mij blijft hij verbonden met de Amstel-fabriek. Maar wat heeft dit nu met de taalverwarring te maken? Ik ga een aantal jaren terug. Ik studeerde al een paar jaar in Nederland en was overgekomen voor de kerstdagen en oud en nieuw. Op het hoge deel van de fabriek, komende vanaf de Schottegatweg-Oost, stond altijd wel een kerstwens of Nieuwjaarsspreuk. Zo ook dat jaar. Ik weet het nog goed: Bon Pasku i un felis nobentitres. Nu, na ruim twintig jaar weet ik het nog. Ik zag dat beeld niet meer elke dag, maar wel regelmatig en elke keer weer vroeg ik me af: wat bedoelen ze nou met dat laatste woord, nobentitres? Noo-ben-tie-tres. Zo registreerde mijn brein dit woord. Heel fonetisch, heel Nederlands. Met de klemtoon op de oo en de ie. Was mijn Papiaments zo achteruit gegaan in die paar jaar? Dat kon ik mij toch niet voorstellen. Ik vond het tegelijkertijd ook zo suf dat ik het niemand durfde te vragen. Het was duidelijk een heel bekend en normaal woord, alleen ik kwam er niet uit. Pas aan het eind van die vakantie durfde ik het te vragen: wat betekent nou toch nobentitres? Ik denk dat ik het aan mijn vader vroeg. Ik zie hem nog ineen duiken van schrik. Maakte ik nu een grapje? Helaas, het was de bittere waarheid, ik had geen idee. Het jaar 1993 zal ik niet gauw vergeten.

zondag 11 oktober 2015

Nostalgie MIL

In navolging van mijn zus ben ik op bezoek gegaan bij het MIL. Ik ben daar sinds begin jaren negentig niet meer geweest. Ik heb er wel regelmatig aan gedacht om weer eens langs te gaan, maar om verschillende redenen lukte dit steeds niet. Dit jaar kon ik er niet omheen. Ik was op het eiland, de school was weer begonnen en de verhalen van mijn zus maakten dat ik er graag heen wilde. De herinneringen waar zij mee thuiskwam, waren herinneringen die ik voor een deel alweer vergeten was. Ik was benieuwd of het bij mij nieuwe herinneringen zou oproepen. De binnenkomst was anders dan wat ik gewend was. Wij kwamen vroeger binnen door de eerste grote poort. Nu namen we de tweede poort. We hebben ons even aangemeld en waren welkom om door te lopen. Dat was gelukkig niet veranderd. Het welkome gevoel bleef. Met man en kind doorliep ik de school. “Kijk”, vertelde ik, “hier had ik Nederlands en hier handvaardigheid. En oh ja, hier had ik godsdienstles waarbij de broek van de pater een keer afzakte toen zijn riem knapte.” Dat was natuurlijk voer voor het kind om nader uit te leggen. De overdekte die er nu is, is een walhalla vergeleken met de pergola die wij eigenhandig hebben opgebouwd. Er stond toentertijd niets op het grote plein. Er moest een pergola komen, zo werd besloten. Menig strafmiddag hebben wij geschuurd en geschaafd, maar na dat jaar stond er één. Nu is die pergola omgebouwd tot een ware overdekte met snèk en lokalen erbovenop. Chapeau. Ook het gymveldje heb ik even laten zien. Er staan nu grote netten bij de lokalen boven het veldje. En terecht. In onze tijd was het de sport om tijdens de honkballessen de bal zo ver te slaan, met een curve, dat hij in het lokaal boven het veldje zou uitkomen. Het muzieklokaal van meneer Williams. Ook van dat verhaal kon die kleine geen genoeg krijgen. Of het mij wel eens gelukt was. Waarschijnlijk niet, maar we hadden er wel altijd wel lol om als het lukte. Niet in de laatste plaats om het getier en gevloek van de leerkracht in kwestie dat ermee gepaard ging Het grote verschil met toen – en daar schrok ik van – was de hoeveelheid rotzooi die ik zag liggen op de grond. De school was nog geen week begonnen en overal lag vuil. Bekertjes, papieren broodzakjes, blikjes, van alles zwierf er rond. En niemand leek het vreemd te vinden. Het leek bijna normaal. Ik kan mij niet herinneren dat het er in mijn tijd zo uitzag. Ze hadden waarschijnlijk, net als bij de pergola, vast een strafmiddag bedacht om de rotzooi op te ruimen, om de school netjes en schoon te houden. In plaats van de leerlingen buiten de poort te houden, omdat de kleur van de spijkerbroek niet blauw genoeg is, was het in mijn ogen zinvoller geweest om deze groep kinderen een prikker en vuilniszak te geven en ze het schoolplein te laten schoonmaken. Gelukkig was ik ook aangenaam verrast om te zien dat er nog een oud-leraar werkte. Toen het jonkie van de school, nu de nestor. Meneer De Windt, nog altijd even bedaard en vriendelijk. En mijzelf kennend heeft hij mij – terecht – ook wel eens laten schuren aan die pergola. Dat moet een zeker voortschrijdend inzicht zijn geweest van hem, aangezien hij nu zijn drankje bij de inpandige snèk ging halen.

zondag 4 oktober 2015

Reglement

Ik loop bij Copymiri, de zaak van mijn vader naar binnen en zie daar het vademecum van het Radulphus liggen. Dat wordt in een grote oplage gedrukt om vervolgens onder de leerlingen verspreid te kunnen worden. Dit brengt acuut herinneringen bij mij naar boven van het reglement van het MIL. Ik heb nog gezocht of ik het kon vinden, maar helaas. Als ik het mij goed herinner bestond dit uit een achttal A4’tjes, aan beide zijden bedrukt. Wat dus zestien pagina’s inhoudt. In het reglement stonden uiteraard alle regels van de school waar wij, als leerlingen, ons aan dienden te houden. En daar ging het wel eens mis. Ik vond dat een deel van die regels die erin stonden discutabel waren. De directie van de school vond dat niet. En als ik mij weer eens niet aan de regels had gehouden kreeg ik een strafmiddag. Gelukkig hadden meerdere leerlingen op dezelfde momenten moeite met de regels die er golden, dus de strafmiddag zat ik nooit alleen uit. De strafmiddag kende vele vormen in mijn tijd. Zo heb ik regelmatig staan schuren en schaven aan een pergola die gebouwd moest worden. Maar ik heb ook wel eens met prikstokken rondgelopen over het terrein, om dat weer schoon te maken. Het vaakst heb ik het reglement moeten overschrijven. Waarschijnlijk in de hoop dat ik dan eindelijk de regels zou navolgen. Helaas, zolang deze discutabel bleven in mijn ogen, zag ik een reden om mij er niet aan te houden. Het overschrijven was uiteraard een zeer saaie bezigheid en ik zie ons nog zitten. Met een man of tien zaten wij, na schooltijd, in een warm lokaal het reglement over te schrijven. Daar zat niet altijd een surveillant bij, maar dat gaf ook niet. Je mocht gaan als je klaar was met schrijven. Dat hadden wij natuurlijk snel door. We gingen er niet sneller van schrijven, maar we werkten wel vooruit. Iedereen had zo’n reglement thuis en dat werd je geacht door te lezen. Mijn zus en ik, wij kenden het redelijk uit ons hoofd na zoveel jaar. En op middagen dat wij ons echt verveelden schreven wij het thuis alvast over. Soms alleen, soms met vriendinnen. Altijd in meerdere kleuren en in verschillende handschriften, zodat het niet zou opvallen. Een exemplaar hiervan hadden wij altijd bij ons. Dus als die strafmiddag zich onverwacht aandiende, dan konden wij na een relatief korte tijd toch weer vertrekken. Eén keer heb ik de strafmiddag bewust uitgelokt. Op het Radulphus College werd gespoten tegen witte mieren en daarom mocht daar geen les gegeven worden. Alle lessen werden in de middag op het MIL gegeven. En dat was gezellig. Ik kende redelijk veel mensen op het Radulphus, dat wilde ik wel meemaken, maar daarvoor zou ik in de middag op school moeten zijn. Ik weet niet meer bij welke leraar ik heel vervelend was, maar die middag heb ik mijn vooraf gemaakte werk niet ingeleverd en heb ik braaf zitten schrijven terwijl mijn vriendin in het lokaal ernaast wiskunde kreeg

vrijdag 2 oktober 2015

jaloezie

Wat is jaloezie toch een vervelende en nare eigenschap. Zo’n eigenschap die je helemaal niet wilt hebben. De laatste jaren gaat het best goed, hoor. Ik gun de ander heel veel, maar op een enkel vlak kan ik dat boosaardige duiveltje dat de jaloezie met zich meebrengt niet negeren. Lang dacht ik ook de enige te zijn die dit voelde, en ik voelde mij er schuldig om, ik schaamde me er zelfs voor dat ik dat gevoel had. Ik sprak er met niemand over. Tot mijn zus, vriendinnen en een collega mij erover bevroegen. Het gesprek begon met de mededeling van mijn kant dat een collega van mij naar Curaçao op vakantie gaat. In de herfstvakantie. Ik zeg nog: “Leuk hè voor haar.” En van binnen denk ik, ja, dat wil ik graag zo voelen, maar eigenlijk denk ik, rotmens, dat wil ik ook. Ik weet niet meer wie het het eerst uitsprak, maar gezamenlijk kwamen we tot de conclusie dat we het helemaal niet leuk vinden voor haar. We vinden het prima dat ze op vakantie gaat. Lekker naar de zon in de herfstvakantie, maar dan wel naar Ibiza of naar Turkije. Geen probleem, maar niet naar Curaçao. En dat is vreemd, het is en blijft een prachtig eiland en ik raad het iedereen aan. Maar dan wel op een moment dat ik er ook ben. Niet om nou de hele dag samen op te trekken, liever niet zeg. Een paar dagen oké, maar ga daarna vooral lekker je eigen gang. Nee, het is meer het idee dat als ik er ben, dan mag de ander er ook zijn. Maar niet als ik er niet ben. Het is mijn eiland en daar mag je niet heen als ik er niet ben. Heel kinderachtig en bezitterig en daarom heb ik er ook nooit over gepraat tot deze zomer. En wat bleek, dit gevoel werd gedeeld en herkend. Ik ben niet de enige die dit voelt. Nu gaat er niet alleen een collega op vakantie deze herfstvakantie. Er gaat zelfs een collega emigreren dit najaar. Dat geeft weer een hele andere dimensie aan de jaloezie. Op vakantie gaan is nog tot daar aan toe, maar emigreren, dat is echt een brug te ver voor mij. Ik hoor haar verhalen aan over kinderkleding kopen in de zomeruitverkoop, want straks hebben ze enkel zomerkleren nodig. En ik luister naar de verhalen over het zoeken naar een gepaste school. Maar dan komt de vraag over huisvesting. “In welke buurt kunnen we nu het beste naar huizen zoeken?” Op dat moment schud ik mijn schouders recht. Niet alleen om boven mijn jaloezie te gaan staan, maar vooral om dat duiveltje van me af te schudden dat nu de meest slechte buurten roept die je maar kunt bedenken om met een jong gezin uit Nederland te gaan wonen. Natuurlijk ben ik fatsoenlijk opgevoed en geef haar de juiste namen door. Ze weet nu waar ze het beste kan wonen. Maar en passant geef ik toch het advies om vooral ook wat dikke truien en maillots aan te schaffen, want als de kinderen les krijgen in de airco wil je toch niet dat ze het koud krijgen.

zondag 20 september 2015

zakken ijs

Zomaar een middag rond een uur of vijf. Ik sta bij een minimarket op Montaña om houtskool voor de barbecue te kopen en wat zakken ijs. Ik sta te wachten bij de kassa als daar een duidelijk ogende Nederlandse man aan komt lopen. Hij is nogal bezweet en lijkt gehaast. Zijn blik is enkel bedoeld voor het jonge Chinese meisje dat achter de kassa werkt. Hij wacht niet of hij aan de beurt is, maar begint gelijk zijn verhaal. Pas later begrijp ik zijn haast. In zijn beste boeren-Papiaments begint hij een verhaal over ijs. In haar beste Mandarijn-Papiaments geeft ze antwoord. Ik zal er mijn beste Nederlandse vertaling op loslaten. “Mevrouw, ik heb ijs voor u.” “Ja meneer, wij hebben ijs.” “Nee, ik heb ijs voor u, veertig zakken.” “Ja, veel zakken, in vriezer van Kortijn.” “Wilt u nog meer zakken kopen?” “Mag niet meneer, mag niet van Kortijn.” “We hebben een goede prijs.” “Ja meneer.” “En veel zakken, veertig zakken.” “Past niet in vriezer meneer.” “Zeker weten mevrouw, wij hebben goede prijs, kost maar 2 gulden per zak.” “Ja meneer, mag niet meneer, fijne dag meneer.” En weg was hij weer. Al met al heeft het hele gesprek nog geen vijf minuten geduurd. De vertaling van het boeren-Papiaments en het Mandarijn-Papiaments in mijn hoofd duurde langer. Hij zwaait vriendelijk gedag en stapt in zijn open pick-up. Ook zijn bijrijder zwaait vriendelijk naar de andere klanten die voor de minimarket buiten de dagelijkse politiek doornemen onder het genot van een drankje en sigaretje, die je hier overigens nog per stuk kunt kopen. De pick-up rijdt met gierende banden weg, waarbij ze een spoor van water achterlaten. Ik realiseer mij op dat moment dat de veertig zakken ijs in de open laadbak van de pick-up liggen. Open en bloot, niet in koelboxen, laat staan in een vriezer die op de accu van stroom wordt voorzien. Ik vermoed dat de bulkprijs per minimarket of snèk aanzienlijk vermindert en gezien de richting die ze opreden denk ik dat tegen de tijd dat ze bij Alaska snèk zijn aangekomen, ze enkel een whisky-cola vragen zonder ijs, omdat ze dit drankje met hun laatste klontjes uit de laadbak zelf kunnen koelen.

zondag 13 september 2015

Parfum

Ik loop door het huis en hoor ineens, tjé, wat stinkt het hier naar Baygon. Ik loop terug naar de ruimte waar de vermeende stank zich moet bevinden en ruik geen verdelgingsmiddel. Wat ik wil ruik is mijn parfum. Mijn parfum dat ik al dertig jaar gebruik. Soms maak ik wel eens een uitstapje naar een ander geurtje, maar uiteindelijk kom ik altijd terug bij mijn vertrouwde geur: First. Een geur waar ik mee begonnen ben op Curaçao en die ik zowel in Nederland als op Curaçao graag draag. Bij parfums is het maar net de vraag hoe hij geurt op de huid. Bij de een kan hij hemels zijn, terwijl hij bij de ander als duur alternatief voor muggenspray gebruikt kan worden. Bij mijn weten draag ik deze geur in beide landen op een positieve manier. Ik heb immers nooit gehoord dat het anders is. Ik doe gelijk navraag bij mijn man. Misschien niet geheel objectief, maar wel bruut eerlijk. Hij vindt het nog steeds een lekkere geur. Dus, hoe kan het dat mijn lekkere parfum bij sommigen ruikt alsof er flink is gespoten met Baygon? Aan de geur zelf ligt het niet. Bij navraag ligt het ook niet aan mijn lichaam in combinatie met de geur. Dan blijft enkel het reukvermogen van de ruiker over. Maar daar blijkt ook niets mis mee te zijn. Die ruikt of iets bedorven is op afstand. Die ruikt wanneer het brood in de oven te hard gaat. Die ruikt een poepluier toen de kinderen nog heel klein waren al voordat de kinderen binnen waren, bij wijze van spreken. Maar die herkent ook de lucht van Baygon als geen ander, mede doordat dat voor algehele malaise zorgt. Het enige wat ik dan nog kan bedenken is de combinatie van luchtjes die ervoor gezorgd hebben dat dit mij nu al enige tijd bezig houdt. First is het parfum dat ik nu al jaren gebruik en dat ik nu wel mijn huisgeur mag noemen. Maar in de weken dat ik op het eiland ben wordt deze enigszins verdrongen door een andere geur die zich tot huisgeur wil opvoeren. Het flesje is niets bijzonders. Wel een spuitfles, maar geen mooi uitgevoerd glazen flesje. De prijs wint het wel. Deze nieuwe geur is beduidend beter geprijsd. Deze geur kan ik ook overal krijgen op het eiland. Nadeel is weer dat ik hem in Nederland niet kan krijgen, hoewel ik hem daar ook niet nodig heb. Deze geur komt in verschillende uitvoeringen. Hij dient een ander doel dan lekker ruiken, dat blijkt, als men het vergelijkt met Baygon. De muggentegenhouder, in de vorm van Off, mag zich nog even laten ruiken, als hij maar weet dat het van tijdelijke aard is.

vrijdag 11 september 2015

Pasa palu

Na vijftien jaar dacht ik dat mijn man inmiddels gewend was aan ons partois van taal. Vanaf het moment dat wij weer in de buurt van Curaçao komen veranderen de woorden waarmee ik spreek. Ik heb het niet meer over het vuilnis, maar over sushi. Het begon dit keer al in het vliegtuig. We zaten met zijn drieen op een rij van vier. En de vierde stoel bleef heel lang leeg. Nu ken ik niemand die dan niet denkt: ‘oh please, laat de stoel leeg blijven’ en ik heb toch al vaak het geluk gehad dat de stoel ook leeg bleef. Altijd weer die inschatting van mensen om je heen wie de stoel zou willen claimen. In dit geval was het duidelijk dat ik dat zou gaan doen. Ik zou een plek opschuiven, zodat er een stoel in het midden vrij zou komen en die claimt nooit iemand, want daar wil niemand zitten. Ik zag mijn man ook kijken. Hij zegt ook: het zou fijn als die stoel leeg blijft, dan hebben we iets meer ruimte. Ik reageer met: stends er maar niet te veel op. En toen raakte ik hem kwijt, zag ik. Hij keek mij twijfelend aan. Stends? Daar had hij nog nooit van gehoord. Dus ik leg uit wat stendsen betekent en ben verbaasd over mijzelf dat dit nooit eerder ter sprake is gekomen. Als enkel ik het vergeten zou zijn, dan hadden we het nog kunnen wijten aan een acuut geval van Alzheimer, maar helaas, ook mijn zwager kent het niet en twee tegelijk is geen toeval meer. Ik spreek op Curaçao dus echt een andere taal dan in Nederland. Ik doe dit blijkbaar niet alleen met Papiamentstalige woorden. Ook het Nederlands wil ik nog wel eens naar mijn hand zetten. Ik leg mijn zwager uit dat ik een paar jaar geleden geholpen ben door een hele grote, zeer donker gekleurde man in de the middle of nowhere, ergens op Koraal Tabak, en hij sprak plat Rotterdams. Hij sprak mij aan met vrouwke. Maar dat is dan weer Brabants, helemaal geen Rotterdams. Dus het verhaal begon goed, maar de clue mislukte door mijn eigen partois. Terwijl we hierover in gesprek zijn met elkaar maakten wij een lijstje met daarop wat pasapalu’s die we willen kopen of klaar maken voor de verjaardag van mijn vader. En ook nu keek mijn man mij vragend aan. Pasapalu’s? En voordat ik kon uitleggen wat het betekende, was mijn zus mij voor met de beste vertaling die er voor is: wandelende stokjes. En ik zie hem denken: ze nemen me in de maling. Of dat nou door het antwoord kwam of door onze schaterlach durf ik niet te zeggen. Ik geef hem wel een extra pikabal die avond om het goed te maken. Of ik loop naar hem toe met een sateetje, dat ligt meer in de lijn der verwachting.

dinsdag 1 september 2015

Happy Hour

Mijn idee van een Happy Hour is dat de drankjes voor de helft van de prijs geserveerd worden. Ik heb menig Happy Hour bezocht en mijn theorie werd altijd bewaarheid. Sommige Happy Hours hebben naast halve drankprijzen ook nog pasapalu’s die rond gaan. Service van de zaak en reden voor ons om er vaker naar terug te gaan. Dat anderen dat ook doen is heel gezellig. Wel houden we er rekening mee dat we behalve die halve bitterbal geen hapje meer vinden. De toeloop van bezoekers en het aantal hapjes gaan ergens niet gelijk op. Recentelijk ben ik op een maandagavond bij een Happy Hour op het eiland geweest aan het water in de buurt van Jan Thiel. Heel gezellig, veel vrienden bij elkaar, dus we bestelden flink wat drinken. Cocktails, soda’s, bier en wijnen. Ik kreeg de rekening en bekeek deze, ik had geen idee wat het zou moeten kosten dus ik dacht, het zal wel kloppen. En terwijl ik naar de rekening kijk hoor ik de mevrouw achter de bar zeggen: “Ja, cocktails en blikjes horen niet in het Happy Hour.” Eh… pardon? Ik keek haar vragend aan. Ik begreep er helemaal niets van. Ik zeg haar dat ze dat wel even van tevoren had mogen zeggen. Niet dat het iets had uitgemaakt voor ons, want de bestelling zou ongewijzigd zijn geweest, maar het was wel netjes geweest vond ik als ze het even had vermeld. Of ben ik dan te Hollands geworden hierin? Daar twijfel ik dan altijd over. Wat is nou typisch Hollands denken en wat niet. Ik vond overigens dat zij (de bar) zeer Hollands dachten door niet alle drankjes in het Happy Hour te doen. Ik ben natuurlijk maar een leek, maar wat zal de winst zijn op een soda of op een cocktail? Ik denk dat van de 7 gulden die we betalen, 5 gulden winst is. Dus als het halve prijs is, maken ze nog winst. Het enige wat zij bereikt hebben hiermee, is dat ik op deze plek niet meer naar het Happy Hour ga. Op mijn opmerking/ vraag dat zij dit wel van tevoren had mogen zeggen kreeg ik als antwoord: “Ja , dat klopt.” En daarmee was de kous af. Nada. Zo was het. Ondertussen vraag ik mij ook af waar ik mij druk over maak. Ik kan het mij veroorloven, anders zou ik niet eens naar het Happy Hour gaan. Ik heb het gezellig met mijn vrienden en het gaat in totaal om een paar gulden meer. Het gaat ook niet om het geld. Het gaat mij om het principe. Play the game by the rules. De regels die ik ken. Inmiddels ben ik er wel achter dat dit principe bij menig bar wordt gehanteerd. Ergens heb ik dus de instructies van de nieuwe spelregels gemist. Iemand nog een kopie? H

donderdag 27 augustus 2015

Solliciteren

De wens om weer op Curaçao te komen wonen heb ik allang. Eigenlijk al vanaf het moment dat ik ging studeren in Nederland. We riepen toen al tegen elkaar, tot over vier jaar, want dan ben ik weer terug. Hoe anders is het gelopen. Die vier jaar zijn er inmiddels veel meer geworden. Door omstandigheden kwam het er steeds niet van om terug te komen. Redenen genoeg, studeren, werkervaring opdoen, een Nederlandse man ontmoeten met twee opgroeiende kinderen. Maar nu is dan toch het moment dat we zeggen: “We willen zeker terug.” Vorig jaar hebben we ons georiënteerd op het eiland over mogelijkheden die er zijn. En mogelijkheden waren er, dus we zijn in de pen geklommen en zijn gaan solliciteren. In oktober al de eerste brief de deur uit naar een grote onderwijsinstelling. In februari kregen wij daar een positieve reactie op. Een gesprek volgde. En nog één. Eerst in Nederland, het tweede via Skype. Groot was de teleurstelling toen we hoorden dat het niet doorging vanwege het feit dat mijn man geen Papiaments sprak. Helaas was dat in oktober ook al bekend en hebben we wel de hele procedure, vol hoop moeten doorlopen. Ook op Bonaire liepen de sollicitaties niet op een baan uit. En nog een sollicitatie op Curaçao hebben wij helaas, met pijn in ons hart, moeten afblazen vanwege de spelregels die gaandeweg de rit van overheidswege zijn veranderd op het eiland. Wij gingen ervan uit dat wij gebruik konden maken van de uitzendregeling die het eiland hanteerde voor onder andere onderwijzend personeel. Die overheidsregeling houdt een tegemoetkoming in om te voorzien in eerste kosten die gemaakt moeten worden, zoals het verschepen van inboedel/auto en tickets om naar het eiland te komen. En gezien ons te dure huis in Nederland moesten wij daar wel gebruik van maken. Vanuit die gedachte konden wij solliciteren, dus toen wij hoorden dat die regeling niet meer van kracht is voor onderwijzend personeel in het basisonderwijs waren we even flink uit het veld geslagen. Onduidelijkheid alom. Het Curaçaohuis in Den Haag zegt: “Jazeker is de regeling nog van kracht.” En DOS op Curaçao zegt: “Nee, dat is enkel van kracht voor docenten in het middelbaar onderwijs.” Ondertussen zijn we druk bezig met cursussen Papiaments, netwerken op het eiland en dat alles met het behouden van een positief gevoel. Wat is wijsheid? Economisch gezien is het wijs om in Nederland te blijven, fiscaal gezien waarschijnlijk ook. Carrièretechnisch is het ook beter om in Nederland te blijven. Toch wil mijn man graag het avontuur aangaan met mij, ondanks dat zijn kinderen daar wonen. Onze zoon roept dagelijks: “Zullen we maar hier blijven”, met de kanttekening erbij dat zijn vriendjes uit Nederland dan ook hier moeten komen wonen. Mijn zus gunt het ons enorm, maar hoopt ergens ook dat we in Nederland blijven, een beetje in de buurt het liefst. En ik? Mijn hart roept al heel lang dat ik hier weer wil wonen. Maar soms, heel soms, als de demonen van de nacht even de overhand nemen van mijn denkvermogen, dan verdenk ik het eiland ervan dat het ons niet wil hebben.

woensdag 25 februari 2015

Carnaval 2015



Terwijl we staan te kijken naar de optocht van het carnaval dit jaar valt het mij ineens op. Ik weet het grote verschil tussen carnaval in Nederland en Curaçao. Los van het weer en de dikkere  kleding zie je hier mensen weinig tot niet lachen in de stoet. Ze lopen wat verloren rond. Ik zie kleine loopgroepen van zo’n tien personen die een act opvoeren, wat vooral voor veel vertraging zorgt. Ze oogsten een mager applaus en vooral bekenden van diegene die optreden slaan hen even op de schouders. Ik zie een enkeling met een politieke boodschap die zo sterk gelooft in zijn boodschap dat het lachen ons allemaal vergaat. Ik zie grote groepen jongeren, op grote wagens met heel veel herrie die alleen oog voor elkaar hebben en helaas door het vele bier dat al gedronken is kan er daar ook geen lachje meer vanaf. Het is een beetje een sneue bedoening.
Komt het door de kou dat men niet vrolijk kijkt? Komt het omdat ze aan het einde van de stoet wel klaar zijn met vriendelijk lachen? Ik zou het niet kunnen zeggen.
Die avond zit ik thuis op de bank en via een livestream kanaal kan ik rechtstreeks de Gran Marcha volgen. De eerste groep die ik zie is een kleine loopgroep van zo’n tien mensen. Ze lopen wat verloren rond, ze kijken niet echt vrolijk en zijn vooral bezig om hun kleine groepje staande te houden in het grote geweld voor en achter hen. Niet veel later zie ik een kleiner groepje. Twee mensen die een wagentje voortduwen. Horen zij nu bij die grote groep achter hen, denk ik nog, maar het lijkt er niet op. Deze twee mensen hebben enkel oog voor elkaar en zien het publiek niet. Ook hier geen blijdschap. Daar gaat mijn theorie. Helemaal als ik tussendoor journaalbeelden voorbij zie komen van de carnavalsoptocht in Maastricht en Den Bosch. Blije mensen, de een nog vrolijker dan de ander. Ligt het dan aan ons dorp? Dat kan ik mij haast niet voorstellen.
Ik denk dat het ligt aan de grote van de groep. De grootte in combinatie met een mooi kostuum. De groepen die vanuit Maastricht onze woonkamers binnenkomen zijn groot en bontgekleurd. Mensen hebben veel tijd en geld gestoken in de kostuums en dragen deze met trots. Ze zijn blij om ze te kunnen tonen aan de buitenwereld. De jeugd bij ons was er in grote getale, maar van een gedeeld kostuum hadden zij niet gehoord. Het enige dat zij deelden waren de blikjes bier. Ook via livestream zie ik nu grote groepen voorbij komen op Curaçao. Blije mensen, dansend, zingend en drinkend maken ze er een feestje van. Maar de mooiste van allen is toch wel die dame op leeftijd die gehuld in kostuum in de stoet mee kon doen met de Gran Marcha. Ze hoefde het hele eind niet te lopen, ze werd voortgeduwd door twee knappe mannen. Zij stond daar majestueus. Niet breed uit lachend, maar zo zichtbaar genietend dat iedereen om haar heen alleen nog maar kon lachen. 

zondag 18 januari 2015

Chikungunya



Het is begin november en ik lig met de grootse verbazing te luisteren in bed. Hoe is dit mogelijk. Ik hoor gezoem en  dat gezoem ken ik. Dat ken ik heel goed, maar niet in november. Ik hoor een mug. Ik zeg het nog een keer, ik hoor een mug, in november. Het is ongehoord. Ik doe het licht aan en ga op jacht. Ik ben iemand die overal kan slapen. Naast harde muziek, op de grond zonder matras, opgevouwen drie hoog achter. Geef mij een kussen en ik slaap. Maar niet als ik gezoem hoor om mijn oren. Muggen en vliegen hebben een verbod in mijn slaapkamer. Ik kan niet slapen voordat deze gevangen zijn. Dat is met vliegen wel iets makkelijker dan met muggen. Vliegen zijn zo dom dat ze zich altijd laten zien. Menig vlieg heeft de binnenkant van mijn vliegenmepper gevoeld en kan dit niet meer navertellen. Muggen is lastiger. Die hoor je wel, maar zie je nauwelijks. En op een afstand dicht bij mijn oor zie ik sowieso niet veel meer zonder bril, en aangezien ik die niet op heb ’s-nachts is muggen vangen best moeilijk.  Gelukkig heb ik ook hier autan staan en spuit ik mij voor het slapen gaan in. Alleen niet in november. Dat is geen moment bij mij opgekomen. Dus ik deed het licht aan en warempel. Deze mug liet zich zien. Sterker nog, hij zat op de muur en bewoog niet. Ik kon hem met één vinger om zeep helpen. Het kostte geen centje pijn.

Hoe anders is het op Curaçao nu. Het woord mug neem je niet zomaar meer in de mond. Het zeggen is vragen om een uiteenzetting van de ander over de mug, over Chikungunya, over zijn eigen ziektebeeld en als hij of zij de ziekte nog niet heeft, dan op zijn minst het ziektebeeld van een ieder die hij kent. De mug voert een waar schrikbewind uit in het Caribisch gebied, en voor zover ik het heb begrepen is dit gebied al uitgebreid met zuid- en midden Amerika en zelfs Noord-Amerika. Als dat zo is, dan is het dus een kwestie van tijd voordat deze mug ook hier in Nederland zijn intrede doet.  In november.
Toeristen worden gewaarschuwd voordat ze naar de eilanden afreizen. Neem Deet producten mee, want er is een run op de flessen en de schappen raken leeg. Ik wil wel wat komen brengen. Zo ruim van hart ben ik wel. Ik laat mij graag sponsoren om een koffer vol Deet te brengen. Enkel kostprijs, ik zal geen rente rekenen en eventuele winst draag ik af aan een liefdadigheidsinstelling. Ik neem vrijwillig het risico om ook gestoken te worden door deze mug, hoewel met al die Deet die ik meeneem zal geen mug zich in mijn buurt durven wagen. Daar komt bij dat ik in muggenland inmiddels bekend sta als de eenhandige bandiet. Eén druk met de duim en ik win het gevecht. In november.

Kerstkrant 2014



Al mijn schrijfsel zijn ooit ontstaan uit een gevoel van heimwee. En vaak is dat nog steeds aanleiding om iets op te schrijven. Schrijven is altijd een uitlaatklep voor mij geweest. Door mijn gevoel en ervaringen weer te geven op papier maakt het voor mij dragelijk om ermee om te gaan. Dat anderen dit ook herkenden sterkte mij om ermee door te gaan. Dit klinkt heel zwaar en zo voelt het soms ook, maar lang niet altijd hoor.  Ik ben ook wel van het aanpakken en niet bij de pakken neerzitten. Tenzij het cadeaupakken zijn, daar ga ik graag bij zitten. Of maatpakken, die zie ik ook graag naast me zitten.
Heimwee, is zo’n gevoel dat je het liefst overvalt. Op een moment dat het helemaal niet uitkomt. Dan sta je in de supermarkt te bedenken wat je die week wil eten en zie je op de plank naast je een blikje Coco Rico staan. Terwijl ik dat op Curaçao dus echt nooit drink. Of als je thuis een kerst-cd opzet, in augustus wil het gevoel zich ook nog wel eens opdringen. Facebook is een dubbele in dit verhaal. Aan de ene kant geniet ik zo ontzettend van het contact met vrienden aan de andere kant van de wereld, de afstand is door de computer zo vereenvoudigd, maar ik word er tegelijk ook constant aan herinnerd dat ik in Nederland woon en niet op Curaçao. Mijn gevoel wordt door velen gedeeld. En het zegt niets over mijn Nederlandse contacten, want ook die zijn mij dierbaar. Wat is dat toch, dat heimwee.
Het woordenboek omschrijft het als een verlangen naar huis, naar geborgenheid, naar zekerheden, waarop mijn man, terecht zegt, dat ik dat ook allemaal in Nederland heb. Het woordenboek omschrijft verder dat heimwee sterk overeen komt met melancholie, en bij die laatste gaat het om een verlangen naar situaties in het verleden. Dus ben ik nu melancholisch of heb ik gewoon heimwee?
Het maakt mij niet zoveel uit. Geef het beestje een naam. Ik weet dat ik in de aanloop naar kerst steeds meer last krijg van dit gevoel, en met mij blijkbaar nog veel meer mensen. Vrienden die ik spreek, wonende in Nederland, Amerika, Zwitserland, en verder weg herkennen het gevoel. Ik ben afwezig, dwaal af met mijn gedachten. Ik zie mijn man af en toe kijken of het wel goed gaat. Ik heb inmiddels geleerd om te benoemen wat mij dan bezig houdt, aangezien  gedachten raden niet het beste in onze relatie naar boven haalt.
Hij snapt goed dat ik last heb van dit gevoel , maar zegt ook heel terecht. Mo, tel je zegeningen. Denk in mogelijkheden. We zijn gezond, hebben gezonde kinderen, we lijken redelijk ongeschonden door de crisis heen te komen, hebben een leuk dak boven ons hoofd en veel familie die van ons houdt en die we met de feestdagen heel veel zullen zien.
Rationeel heeft hij helemaal gelijk. Alleen dat voelt niet zo en ik kan het niet uitgelegd krijgen. Kerst en oud en nieuw zijn voor mij zo verbonden met Curaçao dat ik er maar met moeite aan kan wennen dat het in Nederland ook gevierd kan worden. En dat het dan nog leuk is ook. De laatste jaren vieren we het steeds meer in Nederland. Financieel is het niet meer haalbaar om te vliegen in de kerstperiode. Je betaalt de hoofdprijs. En aangezien we toch dat huis, die auto, die kerstboom, kerstham en vuurwerk willen, houden we niet genoeg over voor nog een paar tickets.
We hebben de Caribische kerst allang geleden hierheen gehaald. De ham, de ayaka’s, José Feliciano, familie, ponche crema, en met oud en nieuw een echte pagara. Wat wil ik dan nog meer? Ik wil de geur van dennennaalden. In Nederland is het zo koud dat je de kerstboom pas na vier weken ruikt, tot die tijd spuit je er een geurtje over heen. Op Curaçao is het (te) warm voor de bomen, dus die vallen sneller uit, en gaan dus al veel eerder ruiken. Ik mis het samen zijn met vrienden. Van borrels en get togethers bij de één, tot een kerstdiner bij de ander. Buiten, in de open lucht. Ik mis de nachtmis, waar de vrouwen in hun mooie galajurk zitten en de mannen in pak. Niet weggestopt onder een dikke winterjas, in een te koude kerk.  Het gezamenlijk nachtontbijt voordat je naar een feest ging, waar je tot diep in de nacht danste. Samen kerstontbijten waarna je nog even ging zwemmen om je moeheid van de avond tevoren eruit te zwemmen.  Vrienden die spontaan langs komen, aangezien afstand geen issue is.  Is het dan toch melancholiek?  Het terugverlangen naar vroeger.
Om niet bij de pakken neer te zitten herpak ik mijzelf en geniet ik van onze mooie boom. Ik geniet van een worstenbroodje, aangezien ik dit jaar niet makkelijk aan bananenbladeren kan komen om zelf ayaka’s te maken. Ik pak mijn momenten en koester deze. Ik doe er een zilveren lintje omheen en leg hem onder de boom en iedere keer als ik word bevangen door het melancholische gevoel van heimwee, rammel ik vast aan mijn pakje. Ik schud het in gedachten leeg, en op kerstochtend mag ik dit pakje als laatste openmaken. Helemaal alleen voor mijzelf. Ik hoef het met niemand te delen en mag het gebruiken wanneer ik het wil. Bon Pasku en alvast een Bon Aña Nobo.