zaterdag 24 november 2012

sinterklaas


Sinterklaas is leuk. Voor de kinderen.
Als ouder kan ik inmiddels zeggen, dat ik het heel leuk vind als die goed Heilig man komt, maar dat ik het nog leuker vind als hij weer gaat. Al die stuiterende kinderen is best leuk voor een tijdje, maar het moet  niet te lang duren.
Hier liggen in augustus de pepernoten al in de supermarkt. Ik weet niet of dat op Curaçao ook zo is. Hier ontstaat dan meteen de eerste discussie van de paar die elk jaar weer terugkomen.
Moet dat nou, zo vroeg dat snoepgoed. De kinderen snappen er niets van, allemaal commercie. Waarop de tegenpartij ( meestal de commercie) roept dat dat allemaal wel meevalt.
Een andere discussie die ook elk jaar terugkeert is deze: wij willen geen zwarte pieten, dat is discriminatie. Rassenverschil van vroeger uit, dat in stand wordt gehouden. Waarop de tegenpartij roept: zwarte piet is zwart vanwege het roet uit de schoorstenen. Daar zit geen rassenverschil in. Hij was het blanke hulpje van de sint, zwart geworden door het roet.
Dit jaar is er een nieuwe discussie ontstaan, en wel één in Leeuwarden. Door het schrappen van een stuk van de route die Sinterklaas altijd rijdt is er woede ontstaan bij de middenstanders op die route. Zij plannen nu een eigen intocht met een eigen Sinterklaas. Op hetzelfde tijdstip als de officiële ontvangst van de Sint een paar pleinen verderop. Dit tot grote woede van de organisatie, want stel je voor dat deze twee Sinten elkaar per ongeluk tegen komen onderweg. Wat moeten de kinderen daar wel niet van denken.
Sinterklaas is toch wel een heel Hollands fenomeen. Daarom is het ook zo leuk dat de inwoners van Leeuwarden iets kunnen leren van het Sintgebeuren op Curaçao.
Lieve mensen in Leeuwarden, luister goed. Als kind weet ik niet beter of op de grote kruispunten op het eiland stonden meerdere Sinterklazen , met hun pieten , in open jeeps te wachten tot hun stoplicht groen werd.
Curaçao kent één Sinterklaas en heel veel hulpsinterklazen en als de Sint op de plek aankomt waar hij hoort te zijn is hij de echte Sinterklaas voor deze kinderen.  
Sinterklaas is gewoon een mooi feest. Laten we dat zo houden. Hier, maar zeker ook op Curaçao. Alleen de pieten op Curaçao hebben het iets zwaarder te verduren dan de pieten in Nederland. Vanwege de warmte loopt het roet ze zo soms in de nek en dan die liedjes die de kinderen zingen he: zwarte piet, kabriet.  En dan mag je ze tegenwoordig niet eens meer meenemen in die zak van Sinterklaas. Ik ga wel hoor. Ik wil wel mee naar Spanje. Het is weer een stukje dichterbij huis. Zwarte Piet kabriet, hoort u mij, zwarte Piet, kabriet. 

varen


Ik heb iets met varen.  Ik vind het geweldig op het water. Op het Spaanse Water. In een speedboat of erachter hangend op een plank. Waterskiën heb ik ooit eens geprobeerd, maar dat was geen succes. Het was gelukkig nog in mijn badpakkentijd, ik moet er niet aan denken hoeveel bikinitopjes ik anders uit het water had moeten vissen. Waterskiën was vooral waterhappen bij mij.  Mochten ze daar ooit nog een Olympische sport van maken, dan maak ik wel  kans op een medaille.
Planken kon ik prima. Geweldige ervaring om zo achter die boot te hangen. Ik wilde die ervaring graag delen met mijn man. Hij had instructies gekregen en het ging allemaal goed, totdat hij viel. Hij bleef het touw vasthouden en heeft zo voor het leven een zoutspoeling gekregen.
Niet zo lang geleden zijn we wezen varen  in de Biesbosch, een waterrijk natuurgebied in het zuiden van Nederland. We wilden een fluisterbootje huren. Elektrisch, dus het maakt niet zoveel lawaai. Kijk, daar gaat de lol er al een klein beetje vanaf voor mij, bij varen hoort snelheid en bij snelheid hoort lawaai. Het behoeft geen uitleg dat de fluisterboot niet voor snelheid staat. Maar dat het zo langzaam ging had ik niet gedacht. Dat lag overigens niet aan de elektrische fluisterboot, als wel aan de roeiboot die we hebben moeten huren, omdat alle andere boten al verhuurd waren.
In films is roeien altijd romantisch, hij roeit, zij heeft een parasol bij zich, een picknickmand met lekker eten en lekker ontspannen. Ik ben geëmancipeerd genoeg om zelf ook te willen roeien, maar een uurtje sportschool is er niets bij vergeleken. Roeien is hard werken, niks ontspannen. En die volle picknickmand was bij ons een flesje limonade en wat tucjes die nog in de tas zaten. Dat ik aan mijn spieren werkte onder het genot van een flesje spa rood was tot daar aan toe, maar het tempo. Zoooooooooo traag. We maakten een lusje en op de terugweg ging het zo mogelijk nog langzamer, stroomopwaarts met enkel MK ( mankracht) is niet grappig.
Geef me dan maar die speedboat van mijn zwager. Die kan lekker hard, met nadruk op kan. Hij kan heel hard, maar in Nederland mag je niet overal heel hard. Op de meeste plekken is er een soort van snelheidsbeperking van maximaal 20 km per uur. En dat is nog snel op sommige waterplassen. Daar zwemmen, surfen en bewegen zoveel mensen dat je de 20 niet wil halen.  Op de vraag van mijn zwager of we een keer wilden komen waterskiën keken we elkaar aan: met 20 km per uur zeker. Toch zijn we gegaan. Het waterskiën deden we  op de Maas, want daar mag je harder. We zijn niet zo lang geweest overigens, het vrachtverkeer dat zich ook over de Maas begeeft werd een vervelende partner in het spel. Even snel de boot keren zoals op het Spaanse water zat er niet in. Er moest regelmatig eerst een boot voorbij. Daar lag ik dan minutenlang in het toch wel koude water. Naar adem happend van mijn bijna verdrink avontuur, want ook hier kan ik niet waterskiën. En van planken had mijn zwager nog nooit gehoord.
Ik probeerde de Nederlandse wateren nog de schuld te geven, het weer kreeg ook een veeg uit de pan, de snelheid van de boot, maar eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat het dit keer niet lag aan mijn Antilliaan zijn. Waterskiën zit niet in mijn genen. Toch maar eens dat IOC bellen, om te kijken of ze stunten op de ski’s terwijl je bijna verdrinkt tot nieuwe sport kunnen verheffen. Ik weet wel waar mijn trainingskamp zal zijn.

zondag 11 november 2012

spruitjes


In Nederland wilde ik met de trend meedoen en seizoensgroenten- en fruit gaan eten. Dat wil zeggen dat je in de winter boerenkool eet en in de zomer vooral veel sla en tomaten. In de winter weer meer appelen en in de zomer aardbeien. Je kan hier het hele jaar door alles kopen hoor, maar je betaalt er wel de hoofdprijs voor. Net als op Curaçao overigens.
Ik heb dat nooit helemaal begrepen. De paprika’s van de Portugees zijn kleiner, maar net zo goed als de grote groen die geïmporteerd worden uit de Verenigde Staten. Sterker nog, ze smaken een heel stuk beter als je de prijzen met elkaar vergelijkt. En gevulde paprika kan ook goed met kleine paprika’s. Het worden dan een soort van tapa’s .
Seizoensgroenten dus. Het zouden spruiten worden. Ze lagen goed vers in de winkel, ze waren betaalbaar en ik had een recept. Eerst schillen, dan koken. Niet te lang. Je moet nog wel die bite proeven. Dan afgieten en wokken in een pan waar je ook al spekjes in had uitgebakken.
Het schillen en koken lukte goed. Hoewel ik wel twijfelde hoelang ze nou moesten koken. Zolang als bij mijn schoonmoeder hoefde niet, dat wist ik. Daar vielen ze al uiteen door er enkel naar te kijken.  Het bakken met de spekjes mee ging ook goed.
De verrassing overviel mij bij het eten. Wat vreemd. Zo hard en anders van smaak. Heel vreemd. Helemaal niet zoals ik spruitjes kende. En ik had ze op Curaçao toch regelmatig gegeten.
Tijdens een vakantie op het eiland besprak ik dit met mijn ouders en zij maakten hetzelfde gerecht nog eens. En ja hoor, het smaakte weer als vanouds.  En toch had mijn moeder niets anders gedaan dan ik.
Ze legt me uit hoe zij te werk gaat. Daar moet het verschil in zitten. ‘Kijk’, zegt ze, ‘ik bak de spekjes uit’.
‘Dan pak ik de voorgekookte spruitjes uit pot en …..’, verder hoeft ze niet te gaan. Als je opgroeit met de smaak van spruitjes uit pot, dan is dat je referentiekader. Inmiddels zul je ook op Curaçao verse spruiten kunnen krijgen, maar als die de prijs van een verse kreeft hebben , dan weet ik wel wat ik zou kiezen. Geef mij maar die kreeft, en als groente wil ik graag die spruitjes uit pot, zo lekker zacht en romig, ze smelten gewoon op je tong. Je hoeft er maar naar te kijken en ze vallen al uiteen.  

zondag 4 november 2012

kunst


We liepen over een kunsttentoonstelling in Oisterwijk en ik zie daar, prachtig verlicht, drie enorme kunstwerken staan. Ze zijn een paar meter hoog en gemaakt van doornen. Ik zeg nog tegen mijn man: dat lijkt wel het werk van Herman ( van Bergen), mijn oom. En verrek, we lopen langs het bordje met daarop de info en ja hoor. Het is zijn werk. Helemaal beduusd en enthousiast bel ik mijn moeder op Curaçao.
‘Ja hoor’, zegt ze,  ‘dat klopt, hij heeft daar het een en ander staan. Ook kleinere werken’. Ook die hebben we gezien, maar die drie grote beelden van Christusdoorn waren zo mooi verlicht, zo bijzonder, dat had ik nog nooit gezien.
De liefde voor de Caribische kunst was er altijd al wel ,maar kreeg na deze avond een extra boost. En van lieverlee zijn we een beetje gaan verzamelen. Voornamelijk werk dat betaalbaar is.
In ons huis vind je nu veel kunst. Geen Picasso’s of Rembrandt’s maar locale kunst van Curaçao. Dat wil zeggen, daar gekocht. Soms door onszelf gekocht, soms cadeau gekregen. Niet allemaal van lokale kunstenaars, ook van kunstenaars van de omringende eilanden die hun waar verkopen op de markt.
Nu zijn deze mensen nog blij met elk doek dat ze verkopen, maar wellicht worden ze ooit beroemd.  Sommigen noemen het troep. Dat hang je toch niet in je huis wordt er dan gezegd. Waarom niet vraag ik mij af. We laten het hier mooi inlijsten en het staat prachtig. Er hoeft toch niet altijd meteen een naamkaartje aan te hangen. Ja, ik zou ook graag werk in mijn huis willen hebben van een paar grote kunstenaars van Curaçao, maar ons budget is niet voldoende. Daarnaast ligt de waarde van onze kunstschatten niet in de prijs en de naam die eraan hangt, maar uit het feit dat het van de Caribean komt,  en dat het gemaakt is door mensen die de eilanden kennen en het een warm hart toedragen. Dat vertaalt zich terug in de kunstwerken.
 Naast enkele schilderijen hebben we ook kleine kunstobjecten. Een chichi, maar ook vissers die op een heuse zeesteen aan de muur hangen. Een lamp gemaakt van de Christusdoorn is ons bij ons huwelijk cadeau gedaan, dus die mogen we toeschrijven aan onze verzameling. Zelf heb ik het een en ander gemaakt van schelpen en drijfhout, toen schelpen nog gewoon meegenomen mochten worden naar Nederland.
In Nederland wil ik graag kunst van Curaçao in huis hebben. Dat geeft me een gevoel van thuis, dat maakt dat ik het eiland iets minder mis. Ik maak mij daarom wel een beetje zorgen. Hoe moet dat toch straks als wij ooit op Curaçao gaan wonen. Ik wil geen koeien aan de muur. Ook wil ik geen waterval straalding dat de regen moet voorstellen. Ik wil mijn schelpen en doeken. Mogen die het land wel weer terug  ingevoerd worden? 

zaterdag 3 november 2012

verbouwen


Het huis is klaar. Ons huis is klaar. We zijn vijf jaar bezig geweest met verbouwen.
Dat is zeker langer dan gepland, maar we hebben het vol gehouden. Het is een ultieme relatietest en ook die hebben we doorstaan.
We kochten een oud huis, uit 1930 en wisten dat er na de jaren 80 nooit meer iets aan gedaan was. Bij de koop hadden we rekening gehouden met een verbouwbudget en vol goede moed gingen we aan de slag.
Niet wetende dat de prijzen van de bouwmaterialen de jaren erna bijna verdubbeld werden, bleek ons budget bij lange na niet genoeg. Flink sparen, en alle extra’s door het jaar heen gingen in het huis zitten.
Ik heb tijdens ons proces regelmatig teruggedacht aan onze buren op Jan Thiel. Een ouder echtpaar, in mijn ogen toen, minstens 75 jaar oud, hadden een stuk grond gekocht om een huis op te bouwen.
Ze begonnen vol goede moed met de fundering en toen bleef het werk stil liggen. Later bleek dat het geld op was. Ze moesten eerst  weer wat werken en sparen om verder te kunnen bouwen. Na een paar maanden kwam er een kleine truck voorrijden en werd er door henzelf, met behulp van een mannetje,  een rij stenen gemetseld. Dit herhaalde zich elke paar maanden. Tot de maanden jaren werden en de meneer en mevrouw eigenlijk alleen nog kwamen om te chapiën. Ik had enorm veel medelijden met ze, maar zoals een puberbrein werkt, niet genoeg om er iets aan te doen.
Zij moeten geweten hebben dat zij hun droomhuis nooit af zouden zien. En toch hadden ze de moed om elke keer weer terug te komen om de bouwplaats op te ruimen of om een paar stenen te metselen. Ik bewonder hun moed en doorzettingsvermogen.
Ik laak een aantal buurtbewoners die hier misbruik van maakten. Soms was er wel geld voor grind, maar niet voor zand. Of andersom. Het grind werd vast gebracht. Zodat dat er vast zou liggen. Een aantal mensen in de buurt zagen dit als gratis winkel en haalden ’s nachts met kruiwagens grind weg. nooit hele bergen tegelijk, maar steeds een beetje. Dan zou het minder opvallen. Ik heb ze nooit kunnen betrappen. Ik zou toen ook niet geweten hebben wat ik had moeten doen. Nu wel, ik zou ze alsnog willen aangeven bij de politie, maar helaas wonen deze mensen niet meer op het eiland. Ik vind het zo laag, stelen van de armsten, terwijl je zelf genoeg hebt om het te kunnen kopen.
Wij hebben de leeftijd om nu te kunnen genieten van ons huis. Wij hebben de leeftijd om door te kunnen sparen als het geld even op was.
De meneer en mevrouw van de bouwkavel leven niet meer volgens mij , maar hebben altijd geloofd in hun droom.  Net als wij. Dat wij droomden van dit huis. Wij hebben het mogen meemaken dat het af is en maken ruimte voor nieuwe dromen.
Ik hoop dat de kinderen van die meneer en mevrouw de moed en middelen hebben om de droom van hun ouders waar te kunnen maken.  Om daarna vanuit die droom nieuwe dromen te mogen maken.