zondag 30 januari 2011

7 bananen

 ‘Goedemiddag groenteman, ik zie dat u van die zwarte bananen heeft’, staat mevrouw verlekkerd te kijken.
‘Ja mevrouw, dat is helemaal niets meer, u mag ze zo meenemen’.
Met een tas vol gaat mevrouw gelukkig naar huis, waar ze met liefde die avond de bakbananen opbakt.
Een week later ziet ze bij diezelfde groenteman weer bakbananen liggen. Ook nu zijn ze al flink zwart.
‘Zal ik ze vast voor u inpakken mevrouw’, hoort de vrouw de groenteman zeggen.
Een paar weken gaat dit goed.
Dan vraagt de groenteman aan  de vrouw: ‘Ik heb nog meer groenteafval voor uw varkens mevrouw, wilt u dat ook?’.
Het mag dan zomer zijn en best warm,  maar de rode kleur die op de wangen van mevrouw verschijnt heeft niets met de warmte te maken. Zo eerlijk als ze is zegt ze nog: ‘wij hebben geen varkens meneer, wij eten ze zelf op’.
De vriendelijkheid waarmee de groenteman iedere week de bananen aan de vrouw meegaf verkoelde ter plekke en in het vervolg waren de bananen tegen een fikse verkoopsprijs te koop.
Als ik bakbananen wil hebben kan ik tegenwoordig gelukkig bij mijn eigen supermarkt terecht. Daar liggen ze iedere week. Net als de carnisa die ik koop voor de stoba, de bananenbladeren voor de ayaka’s, de promentès en zelfs kolita en cocorico. Ik heb dan ook wel een hele goede supermarkt bij ons in het dorp die zich voor heeft genomen dat dit soort producten gewoon standaard in de winkel moeten liggen. Ik verdenk de bedrijfsleider er nog steeds van dat hij een aantal jaar op Curaçao heeft gewoond. Waarom zou je anders, in een gehucht als waar wij wonen, kolita verkopen. Behalve de tandarts heeft niemand profijt van deze heerlijke lekkernij. 

zaterdag 22 januari 2011

6 artikel 3 ñapa

1992, Een sollicitatie gesprek bij een maatschappelijke instelling.

Ze zit al een kwartier te wachten. Er lijkt nog niets te gebeuren. Er is nog niemand haar kant uit gekomen.
‘Met wie heeft u een afspraak?’, wordt er na drie kwartier gevraagd.
‘Met mevrouw Petersen. Drie kwartier geleden’, antwoordt ze vriendelijk, maar van binnen is ze niet blij.
‘Een ogenblikje nog mevrouw’, en de meneer loopt door.
Er kijken twee hoofden om de hoek van de deur. De meneer en een mevrouw. Later blijkt dat mevrouw Petersen te zijn.
‘Er is waarschijnlijk een vergissing in het spel’, komt de meneer terug.
‘Mevrouw Petersen heeft een afspraak met mevrouw Casimiri en dat bent u natuurlijk niet’.
Met stomheid kijkt ze de meneer aan.
‘Dat ben ik wel, hoezo?’.
De meneer verontschuldigt zich en maakt zich snel uit de voeten. Een paar tellen later staat mevrouw Petersen naast haar.
‘Sorry mevrouw Casimiri dat we u zo lang hebben laten wacht, want weet u, ik had u al wel zien zitten, maar met zo’n achternaam en met uw cv, waarop u Antilliaanse achtergrond vermeld staat, hadden we op zijn minst een gekleurd iemand verwacht en niet zo’n blonde dame zonder enig pigment’.
Meestal heeft ze haar woordje wel klaar als mensen iets tegen haar zeggen over haar achtergrond, maar tegen zoveel domheid kon zelfs zij niet op.
Het behoeft geen uitleg dat deze sollicitatie op niets is uitgelopen.

5 slapeloze nachten

En dan zeggen ze dat honden rustgevend zijn. Onze Sarah bewijst het tegendeel. Zo rond een uur of drie, midden in de nacht begint het janken. De adviezen verschillen dusdanig dat je het nooit goed doet. De één zegt laten janken, de ander zegt, naast je bed in een doosje neerleggen.
Weer een ander oppert zelfs in bed nemen. Nu hebben wij een groot twee persoonsbed, maar naast mijn man, ligt daar ook vaak het kind, dus een hond is mij te gortig.
Maar goed, wat te doen als de hond gaat janken.
Ik val toch weer in slaap. De hond is dus ook rustig geworden. Maar niet voor lang. Tegen vijven begint het weer.
Als ik dan eindelijk denk , goed ik zal hem naar buiten laten, is het natuurlijk al te laat. De badkamer, waar hij s'nachts woont is al bevuild. De lucht komt je tegemoet zodra ik de deur openmaak.
Sarah is helemaal gelukkig, vrienden lijkt ze te roepen. Ik doe de achterdeur open en Sarah springt blij naar buiten waar ze na één meter op de grond gaat liggen en mij hoopvol aankijkt. Slaperig kijk ik terug. Ja, en nu? Dan maar weer naar binnen. Hond weer in de badkamer, ik in het bed van de kleine. Die was inmiddels ook wakker geworden en vroeg om een boterham. Ik dacht het niet he.
Samen in zijn bed, blijf ik de hond horen.
Het duurt maar een kwartiertje zegt manlief als ik grommend onder de deken verdwijn. Inmiddels weer in mijn eigen bed.
Dat kwartiertje houdt dan inmiddels al een half uur aan.
Ik ga eruit. Dit hou ik niet meer vol.
Nu zitten we samen in de kamer. Sarah helemaal blij, en ik ben sjacherijnig.
Rust.....deze hond geeft geen rust. Ik geef rust, door de hond mee te nemen naar de kamer. Straks mag ik gaan slapen. Wanneer man en kind wakker worden.

dinsdag 18 januari 2011

4

Net mijn volgende column gemaild naar de ñapa, Amigoe. Zondag of maandag weer hier te lezen.

maandag 17 januari 2011

3 ( 2de amigoe column)

Aangezien we oud en nieuw de laatste jaren steeds vaker in Nederland vieren, is de wens voor beter, groter, maar vooral harder vuurwerk ook toegenomen.
Als we het dan toch niet in de tropen kunnen vieren, en het moet echt hier, dan wel een beetje leuk natuurlijk. Maar de Nederlandse regering denkt hier anders over. Het vuurwerk moet vooral mooi zijn en niet te hard, vooral niet te  hard.
Menig speelgoedtelefoontje, uit China geïmporteerd, maakt meer lawaai dan het vuurwerk dat hier is goedgekeurd. Voor een Antilliaan geen gevoel van thuis, maar juist van heel ver weg. Er zat maar één ding op. Een strafbaar feit plegen.
Nu zou meneer Wilders hier graag ja op willen antwoorden, het geeft hem het recht om ons direct terug te willen sturen naar de eilanden, graag.
‘Gaan we echt naar België?’, vragen de kinderen hoopvol, met een licht gevoel van angst.
‘En als ze ons dan controleren?’.
Vol goede moed stappen we in de auto richting België. Bij de eerste vuurwerkwinkel vangen we bot. Alle  pagara’s zijn op, ze hebben nog wel siervuurwerk.
Bij de tweede en derde winkel idem dito. Dit lijkt een zinloze actie te worden, maar bij winkel nummer vijf worden we beloond.
‘Natuurlijk hebben we nog rollen meneer’, zegt de vriendelijke verkoper tegen mijn zwager. ‘Hoeveel had u er willen hebben?’.
Met drie flinke dozen en toch ook nog wat siervuurwerk in de auto werd de terugtocht ondernomen. Nu wordt het spannend. Het is bekend dat de controles op de terugweg worden uitgevoerd, dat nummerborden van Nederlandse auto’s worden genoteerd bij binnenkomst in de dorpen en bij het verlaten van de dorpen worden de auto’s staande gehouden voor controle.
We worden echter door niemand tegengehouden. Sterker nog, we hebben geen agent gezien.
‘Bon aña’, klinkt het uit volle borst, terwijl de glazen klinken. De muziek staat hard, de deur staat open en na de eerste slok rennen we naar buiten, de kou trotserend om de pagara aan te steken.
Ja, hij doet het, hij knalt, en hoe, de buren lopen uit om te kijken waar zoveel lawaai vandaan komt. Zoveel geweld hebben ze in geen jaren gehoord.
We houden elkaar vast en roepen om het hardst dat dit toch echt wel een beetje als thuis is. Nu is het wachten op de laatste knallen, padadaboem. De finale, ja hij is er bijna….. JA, BON AÑA, het voelt bijna net als thuis, met onze voeten in de sneeuw en de ijspegels aan onze neuzen, maar dat deert niet, we hadden een pagara.  Ons jaar kan niet meer stuk.  Weliswaar niet op 1 januari,  maar net zo goed gemeend:  BON AÑA. 

2 ( 1ste amigoe column)


Thuis is waar je hart is. Dat is mij geleerd en dat is waar, maar soms gaat dat niet meer op.
Mijn hart is in tweeën gedeeld. Het ene deel ligt in Nederland, en het andere deel ligt op Curaçao.
In de auto op weg naar huis, in een vlaag van heimwee huil ik er wel eens uit dat ik naar huis wil, waarop mijn man zegt, dat komt goed uit, nog een paar kilometer en we zijn thuis.
 Vernietigend kijk ik hem dan aan, waarna we steevast een fikse discussie hebben over waar is nu thuis. Nou, dat is bij mij verschillend. En dat is niet altijd even makkelijk te begrijpen voor de ander.
Op dit moment speelt de discussie over het thuisvoelen weer een grote rol bij ons.
 Er is eindelijk een kabinet gevormd met Wilders die een hoofdrol mag gaan spelen. Wilders die eigenlijk zegt dat ik een buitenlander ben en die dus eigenlijk vindt dat ik me vooral heel netjes moet gedragen, want oh wee, als ik met justitie in aanraking kom, dan moet ik terug naar mijn thuisland.
Op Curaçao zijn er ook verkiezingen geweest en voor zover ik het heb kunnen volgen ben ik volgens sommigen daar ook een geen echte yu Korsou. Omdat mijn kleur niet gekleurd genoeg is en omdat één van mijn ouders niet van Curaçao komt. Moet ik van deze persoon dan maar in Nederland blijven?.
Waar mag mijn hart zich thuis voelen? Ik voel mij op de eerste plaats een Antilliaan. Geboren op Bonaire, ben ik niet eens een yu Korsou, maar daar opgegroeid voel ik me wel zo. Ik voel me ook thuis in Nederland hoor. Ik ben wat dat betreft net een kameleon en kan me goed aanpassen. Dan heb ik het natuurlijk niet over het weer. Daar kan geen enkele Antilliaan zich aan aanpassen denk ik.
Ik woon in Nederland. Dat heeft zeker voordelen, maar dat ene nadeel blijft mij achtervolgen: ik ben niet op Curaçao. Misschien moet ik beter luisteren naar Wilders en hem misschien bekogelen met tomaten. Is dat ernstig genoeg voor een aanraking met justitie en wordt ik dan teruggestuurd naar Curacao?. Zal mijn man meegooien? Hij is geen Antilliaan, mag hij dan mee of juist niet, omdat hij contact heeft gehad met justitie?

1

Een blog, ik ben nog erg aan het uitzoeken hoe het allemaal werkt. Het komt vast allemaal goed.
Een kleine up-date van thuis: oudste aan het drummen, jongste voor de tv, eten in de oven, hond kwijlend ervoor, kat stoïcijns op de verwarming, als zijnde: ik ben er niet.
Kortom, even rust in de tent, zelfs het drummen brengt me niet van mijn stuk.