zondag 28 september 2014

Ezels op Bonaire


Je ontkomt er niet aan als je op Boniare bent. Je komt er ezels tegen. Op straat, langs het hek van je huis, in de mondi en ook in het Donkey Sanctuary. Wij wilden dat wel eens zien. We kennen de ezels alleen in het wild, maar nu ook in het reservaat.

Bij aankomst werden we warm onthaald en kregen we uitleg over de ezels, wat mag wel en wat mag niet. Na het betalen van de entree en na het kopen van een zak wortels reden wij over het geitenrooster, in dit geval dus een ezelrooster, het park in. Voeren mocht pas na de uitkijktoren en de weg kwijt raken was niet mogelijk, het wijst zich vanzelf vertelde de vriendelijke mevrouw. Dat laatste klopt, via een vaste route reden wij stapvoets naar de uitkijktoren.

We reden nooit alleen. Er waren geen andere auto’s, maar we werden continue vergezeld door een aantal ezels. Aan elke kant van de auto één. Met hun kop in de wind renden ze mee met de auto, af en toe een klopje met hun neus tegen de ramen. Met name, onze zoon, vond dit schouwspel hilarisch en lag dubbel van het lachen achterin de auto. Na een x aantal meters vond de ezel het wel welletjes, er gebeurde niets voor hem. En op het moment dat hij afhaakte stond nummer twee in het gelid om zijn plek in te nemen. Zo kwamen wij aan bij de uitkijktoren. Behalve onze escorte stonden hier nog zo’n dertig ezels klaar om ons te begroeten. Allemaal even vriendelijk. Ze lieten zich aaien en paaien, maar waar ze vooral naar uitkeken waren de wortels die we bij ons hadden. Wij keken uit over het terrein waarover zij zich vrij konden bewegen, zij keken uit naar de lekkernij die we bij ons hadden.

Na het voeren reden we verder en vanuit de auto voerden we nog wat door. Ik neem aan dat onze voorgangers dat ook deden, wat het gedrag van de ezels verklaarde aan het begin van onze rit.

Vrienden op het eiland vertelden ons dat dit hele ezelproject toch enigszins omstreden is. Dat er ezels worden opgevangen is een goede zaak, zeker als ze ziek zijn of als er weesjes rondlopen. Dat ze ezels vangen om hierheen te brengen is nergens voor nodig. Ezels horen bij Bonaire. Die horen vrij rond te lopen, die horen niet achter slot en grendel, waar ze gecastreerd worden en waar je tegen betaling naar mag gaan kijken. Er is ooit geopperd dat het een heel bijzonder soort is, maar ook dat is weerlegd, het is een veelvoorkomende soort ezels. In ieder geval geen reden om ze te vangen en op te sluiten onder het mom van bescherming.

Het argument dat ezels bij verkeersongelukken betrokken zijn klopt wel, maar naar mijn mening worden in dat geval de verkeerde ezels achter slot en grendel gezet.

zondag 7 september 2014

Afval scheiden

Ik ben het al goed gewend. Afval scheiden. Glas in de glasbak, papier in de papiercontainer, groen in de groenbak, restafval in de grijze bak en sinds kort scheiden we hier ook het plastic. Je hebt wel extra ruimte nodig in en om je huis om al die bakken kwijt te kunnen. Je tuin en schuur staan al snel vol. Bovendien zitten de zakken met plastic afval niet in een container. Wij bewaren die buiten als ze vol zijn en moeten ze ophangen, om te voorkomen dat ze aangevreten worden door katten of ratten.
Het afval wordt hier ook gescheiden op gehaald. Eén keer in de twee weken de groenbak en het plastic, één keer in de twee weken de restafval bak en het oud papier één keer in de maand. Glas kun je altijd wegbrengen naar verschillende afvalpunten bij de supermarkten. Eén keer in de twee weken lijkt best redelijk, maar is te weinig. De groenbak met groente-, fruit- en tuinafval stinkt. Zeker in de warme zomermaanden, maar ook de plastic zakken stinken. Vaak zitten hier vleesbakjes in, met alle restjes van dien. Ook de grijze bak met restafval stinkt. Pakken met resten van yoghurt, melk en ander eten zitten hier verstopt. Het is één groot broeinest van bacterien.
Nu hebben we bij ons in het dorp ook een milieustraat. Daar kunnen we tussentijds alles ook weggooien. Dan moet je het wel eerst vervoeren in je auto. Voor het geld hoeven we het niet te laten. Bij de milieustraat betaal je per gewicht dat je wegbrengt. In de afval containers, ook wel kliko’s genaamd betaal je per leging.  Vroeger betaalden we een vast bedrag per maand, ongeacht hoe vaak we de bakken aan de straat zouden zetten. Nu hebben ze bedacht dat het voordeliger zou zijn om per leging te betalen. Let wel, volgens hun berekening. Deze hield in dat we de grijze bak maar één keer in de maand aan de straat mochten zetten en de groenafvalbak maar één keer in de zes weken. En dan te bedenken dat elke gemeente dit zelf mag weten. Ik ken gemeentes waar alles gratis is. Nu kregen wij voor de vakantie een brief dat de gemeente een afspraak had gemaakt met een vuilverwerkingsbedrijf. Zij zouden een minimum aan afval aanleveren voor een bepaald bedrag. Maar met al dat gescheiden afval lukt ze dat dus niet meer. De gemeente haalt het quotum niet meer. Het gevolg is dat wij nu meer moeten betalen. Dus als ik het goed heb begrepen moeten wij afval scheiden ( wat tijd kost en vaak vies is), dat wij daarvoor moeten betalen ( per leging) en dat we er nu ook nog voor worden beboet, omdat de gemeente zijn quotum niet haalt.

Mag ik dan alsjeblieft één groene container die elke week geleegd wordt, waar ik alles in mag gooien, en waar ik een standaard bedrag per maand voor betaal. 

Kalebas

Ik zit achter mijn bureau te schrijven en ruik de geur van thuis. Op een kastje achter mij staat een kalabas. Een grote. Deze zagen wij vorig jaar hangen in een tuin. We hebben aan de eigenaar gevraagd of we er één mochten kopen en dat mocht. We hebben hem toen op Curaçao te drogen gelegd, maar toen wij teruggingen naar Nederland hebben we hem achter moeten laten. We hadden niet genoeg plek in de koffer om hem mee te nemen. Daarnaast was hij nog te sterk van geur.
Een half jaar later toen mijn ouders bij ons op bezoek waren kwam de kalebas alsnog mee. Hij was goed ingepakt, zodat hij niet zou scheuren, zweten of teveel geur zou afgeven. Hij was inmiddels mooi bruin geworden, maar nog niet helemaal ingedroogd van binnen. Het advies was, zet hem op een droog plekje en draai hem regelmatig een keer om.
Ik draai hem wekelijks om en hij is nog niet ingedroogd. Dat proces duurt nu dus al bijna een jaar. Zolang heeft de natuur nodig. De geur die hij afgeeft  is niet meer zo sterk als in het begin, maar omdat hij zo dicht bij mij staat ruik ik bij vlagen die kalebas en dat ruikt heel sterk, maar ook heel lekker. Het ruikt naar een korte regenbui, waarna de blaadjes drogen in de hete zon. Deze associatie heeft meer te maken met een minder prettige ervaring die ik opliep op Curaçao.
We waren aan het kamperen op Santa Cruz op Banda Bou en wilden een vriendin gaan uitzwaaien die voorgoed naar Nederland zou gaan. Met een paar vrienden stapten we in de auto en reden, waarschijnlijk iets te hard, richting Hato. Het had net geregend en op de weg lagen vele losse blaadjes. Achteraf gezien, blaadjes van kalebasboom vermoed ik. We slipten door de bocht en kwamen op zijn kop terecht in een brede begroeide middenberm. Gelukkig raakten we geen enkele boom. Wel liep er benzine uit de auto en met dat besef stonden we allemaal binnen een paar minuten naast de auto. Een brand is ons bespaard gebleven, maar glasscherven in mijn arm heb ik niet kunnen voorkomen. We zijn niet meer naar Hato gereden, maar we bleven wel kamperen.
Maar die geur die daar was. Dat was de geur van de kalebas. Je zou denken dat ik daar geen prettige herinneringen aan heb, aan die geur, maar hij betekent gelukkig meer thuis voor mij, dan ongeluk. Ik geniet dus  van mijn kalebas op mijn kastje achter mij. Ik draai hem nog eens om en druk mijn neus tegen zijn bruine, verweerde harde bast.