zondag 27 februari 2011

11 korte broek

Dat ik het koud heb in Nederland in geen geheim meer. Dat meerdere Antillianen het koud hebben in Nederland is ook geen geheim meer. Ik blijf het zeggen, het is een geweldig land, maar niet voor iemand met tropisch bloed dat door de aderen stroomt. Dat wringt, dat sputtert tegen, dat botst. Je zou bijna zeggen dat je het er warm van kreeg, maar niets is minder waar.
Nu leven we gelukkig in een tijd dat er iets te doen is aan kou. Toen ik studeerde in Arnhem woonde ik in een flat. Van vier kanten werd mijn woning mee verwarmd, maar toch stond de verwarming bij mij op 25 graden. In korte broek, t-shirt en op blote voeten liep ik door de woning.
Toen ik ging samenwonen was dit dus heel gewoon voor mij. Maar al gauw tijdens die eerste winter kregen wij onze eerste ruzie.
‘Wie heeft die verwarming zo hoog gezet, ik heb het bloedheet’, werd er steevast geroepen wanneer manlief het huis binnen kwam.
 ‘Ja schat, doe dan je trui uit en je schoenen uit. Doe net als ik, dan heb je het gewoon lekker’, was mijn antwoord.
Gaandeweg de jaren heb ik inmiddels geleerd om de verwarming niet zo hoog te zetten. Eigenlijk is dat begonnen toen de jaarlijkse afschrijvingen van het gas binnen kwamen. We kregen nooit iets terug van de gasunie, sterker nog, of we a.u.b. 300 euro wilden bij betalen. Driehonderd euro!!! Dat is in het laagseizoen al een half ticket naar de tropen. Daar kreeg ik het even heel warm van.
‘Waarom hoefde dat nooit in Arnhem’, roep ik verontwaardigd. ‘Nou schat, omdat de gasprijs bij de huur was inbegrepen’.
Behalve dat de gasrekening echt te hoog werd had ik nog een goede reden om toch maar te investeren in een paar dikke truien en een paar dikke sokken. Steeds vaker verscheen er bericht in de media dat er wietzolders waren ontdekt in Nederland. Hoe? Heel simpel .
Ze laten helikopters over de steden vliegen wanneer het flink gesneeuwd heeft en bij alle huizen waar er geen sneeuw op de daken ligt doet de politie een inval. Voor een flinke wietplantage in huis heb je veel warmte en licht nodig, dus er wordt dan flink gestookt. De sneeuw op de daken van die huizen smelt weg, et voila, ja hoor, weer beet.
Ik zie de koppen al in de krant staan:
“Wietplantage op zolder van Antilliaanse in Schijndel”.
 En ik maar roepen: nee meneer agent, ik heb het alleen maar koud, omdat ik in de winter graag in een korte broek wil rondlopen en op blote voeten. Het liefst nog met een cola met ijsblokjes in een groot glas, maar ik denk dat ze me dan echt opsluiten. Niet in de gevangenis, aangezien die wietplantage nooit gevonden wordt, maar wel in een huis voor mentaal ontwrichte Antillianen die zich niet kunnen aanpassen.
Meneer Wilders, mag ik dan nu  op uw kosten terug?
( met dank aan een dierbaar geworden vriend op Facebook die mij inspireerde om dit te vertellen, PiaBao)

zondag 20 februari 2011

10 hond

En toen hadden we een hond in huis. De hond die we al heel lang wilden, maar die ik ook heel lang heb kunnen uitstellen. Het huis was nog niet klaar, het kind was nog te klein, we gaan nu net op vakantie.
Maar nu viel alles op zijn plek, het soort hond dat we altijd al wilden hebben, uit het asiel en ook nog een pup.
Maar oh, wat heb ik mij vergist. Deze hond jankt ’s-nachts. Deze hond poept en plast in huis. Deze hond moet je op hele vreemde tijden uitlaten en dat betekent  jas aan en naar buiten. Niet alleen op tijden dat het nog acceptabel is, maar ook om half vijf in de ochtend, wanneer ieder ander mens zich nog eens omdraait in zijn bed. Dat laatste heb ik overigens een paar nachten geprobeerd, maar onze pup is een volhouder en na een uurtje janken en piepen, waarbij mijn gevloek, richting hond in de andere kamer, niet van de lucht was, ging ik er dan toch maar uit.
Ik ben honden gewend. Op Curacao was het niet meer dan normaal dat we een hond hadden. Meer dan één zelfs, maar dat was echt  anders. Meestal vond je een hond, onder een auto in de buurt . Of je hoorde een hoop gepiep in de kunuku.   Dat vonden we erg zielig dus we namen ze dan mee naar huis.
Die hond lag lekker buiten, die had al gauw een eigen plek in de tuin waar zijn of haar behoefte gedaan kon worden. Die hond hoefde niet uitgelaten te worden.  Puppiecursus? Nee, dat heeft geen van onze honden ooit gehad. Af en toe een steen richting hond had vaak voldoende uitwerking. Commando’s aanleren? Onze honden waren losgeslagen wild die alleen naar mijn vader luisterden, of in ieder geval naar zijn sleutelbos. Wij als kind vonden dat prima, stelden geen vragen en waren in de veronderstelling dat de hond zichzelf opvoedde.  Wij wilden zwemmen met de honden. Lekker rondrennen door de tuin.  Wel de lusten, maar niet de lasten.
Nu, begrijp ik dat mijn vader wel degelijk een hoop tijd heeft besteed aan de honden. En ook dagen, zo niet weken bezig is geweest om ze op te voeden.
Nu weet ik ook waarom ik onbewust zoveel smoesjes verzon om geen hond te nemen in Nederland. Dit is hele andere koek.
Bij de buren heb ik nog nagevraagd of ze last hadden van dat janken midden in denacht. Nee hoor, zei de buurman, maar ik hoorde wel een hoop gevloek in een andere taal.  Was u dat? 

zondag 13 februari 2011

9 carnaval

Carnaval

Met zorg zochten we onze kleren bij elkaar. Een korte broek, een leuk t-shirt, een pet en niet te vergeten een zonnebril. We stonden vroeg op om op tijd een goede plek te hebben. Op tijd voor  de optocht, dat was zeker, hoewel geen prioriteit, want die begon nooit op tijd.
Tribunes, ja , die waren er wel, maar daar zaten wij niet. Wij wilden bewegen en lopen over de Rodeweg.
Eén van de ouders zette ons af en daar liepen we dan. Richting de begraafplaats, daar was plek, maar wat belangrijker was, daar stonden al onze vrienden.
We hadden niets afgesproken, maar we wisten dat het zo was. Begroetingen en de eerste hitte van de ochtendzon deed de eerste zweetdruppels over ons rug lopen.
De gran marcha begon. Los van de vele gaten die soms in de optocht vielen door verhitte vrachtwagens, lekke banden of fourage auto’s die nog niet waren gearriveerd was het één groot feest en wij dansten mee. Elke tumba kreeg evenveel aandacht, tussen de wagens door even naar de overkant schieten waar je een bekende zag, een klein stukje meelopen met een bekende en dan gauw weer terug.
En dan het einde van de rit, de laatste brassband was nog niet voorbij of wij sloten aan. In een lange stoet, door Otrobanda, over de pondjesbrug waar het even heerlijk uitwaaien was,door Punda met als eindbestemming Marie Pompoen, waar wij met onze heet geworden voeten in de vijver van het aldaar gelegen hotel gingen zitten. Kapot, van deze  wandeling,  vies, stoffig, bezweet, blaren op de voeten, maar zo voldaan. Het was veel beter dan vorig jaar en volgend jaar zou het beslist weer beter worden.

Met zorg zoek ik onze kleren bij elkaar. Maillot, extra sokken, warme broek, hemd, t-shirt, nog een t-shirt, trui, dikke jas, sjaal, handschoenen en een muts. Geheel afhankelijk van het weer pak ik ook die zonnebril of niet.
Het duurt even voordat ik de fiets uit de schuur heb, maar daar gaan we. Op weg naar de optocht. Hoe laat was het precies? Maakt niet uit, hoor ik naast mij zeggen, ze beginnen toch niet op tijd, het is toch Brabant he.
Samen staan we stil naast elkaar aan de kant van de weg. Dicht tegen elkaar aan om het niet te koud te krijgen.
Daar komen de eerste wagens, sommigen wat lokaal politiek getint, maar de meesten klein en schattig van de plaatselijke  kinderclub.
Het einde van de optocht heb ik nog nooit gehaald, met verkleumde vingers en bevroren voeten stap ik vol goede moed op mijn fiets, wat glibberend van de resten sneeuw rij ik terug naar huis, en met een kop hete thee in mijn hand start ik de computer op.
Ze hadden toch echt gezegd dat de gran marcha via live stream te volgen is. Maar dat is mij nog nooit gelukt, te veel mensen die het ook willen zien, ik kom er niet tussen. 
Dan maar die twintig seconden afwachten die het  journaal vanavond laat zien.
Carnaval, een geweldig feest, maar in Nederland niet weggelegd voor iemand met tropisch bloed dat door de aderen stroomt.

zaterdag 5 februari 2011

8 op tijd

Op Curaçao leefde ik in de luxe positie dat ik niet de bus hoefde te nemen naar school of naar de stad. Ik had een moeder, die als bijbaantje taxichauffeur voor haar dochters had.
Niet altijd. Zuslief wilde eens naar Punda, maar er was geen vervoer. Geen probleem. Dan ga ik toch gewoon met de bus zei ze vol goede moed. Samen met een vriendin liepen ze naar de bushalte waar ze gingen zitten. Deze bushalte was voorzien van een bankje. Na ruim een half uur wachten stopte er een auto voor ze. In de auto zaten voorin twee dames en op de achterbank minstens vier kinderen.
‘Deze bushalte bestaat niet meer meisjes’.
Hulpeloos keken mijn zus en haar vriendin elkaar aan. Wat nu?
‘Jullie kunnen wel met mij meerijden’, zei de mevrouw vriendelijk. Dat haar auto eigenlijk al vol zat maakte haar blijkbaar niets uit. Mijn zus en haar vriendin ook niet, want die stapten vrolijk in, kinderen op schoot, op weg naar Punda.
Dat de bushalte was opgeheven was niet bekend. Dat ze al een tijd stonden te wachten vonden ze niet vreemd. Dat hadden ze wel gehoord. Gewoon wachten en dan komt er vanzelf een bus. En als je elke dag op dezelfde plek staat dan wacht de bus wel op jou.
Dat het openbaar vervoer in Nederland anders is geregeld werd al snel duidelijk toen we hier net woonden. Met de trein naar Amsterdam. Op het station stond op de borden dat de trein om tien voor elf zou vertrekken.
Eerst nog wat eten kopen dus voor onderweg. Dat moest kunnen. Het was pas kwart voor elf. Iets na tien voor elf kwamen we het perron oplopen en in de verte zagen we de trein wegrijden.
Stampvoetend gingen we verhaal halen bij de stationschef. Die keek ons niet begrijpend aan.
‘Wat bedoelen jullie, de trein heeft niet gewacht?’.
‘Nou, we waren toch al op het station?’.We leerden heel snel dat de treinen in Nederland niet op passagiers zal wachten.
Treinen vertrekken hier altijd op tijd, zei de stationschef.
Jahaaa, tenzij het te hard waait, te hard regent, sneeuwt, ijzelt, er een hittegolf is, er te veel passagiers mee willen, …..