35
graden in de schaduw in Nederland. We maken het niet elke dag mee. Dus als het
warm is willen we allemaal naar de zee. Nu liggen de afstanden hier toch net
iets anders dan op Curaçao , dus even snel naar Banda Bao zit er niet in.
Al vroeg
stappen we in de auto, koelbox staat op de achterbank. Niet gevuld met
ijsblokjes, maar met koelelementen, die de nacht ervoor in de vriezer hebben
gelegen. We zijn niet de enigen die naar het strand willen. Met ons rijdt half
Nederland richting het westen. Het gevolg is dat we al snel in de file staan.
Niet even een kwartiertje, nee, een paar uur.
Drie uur
later dan gepland zijn we dan toch bij de zee. Dat wil zeggen. Op de
parkeerplaats om bij de zee te komen. We halen een kaartje bij de automaat en
rekenen vast uit dat dit dagje parkeren minstens vijftien euro zal gaan kosten.
Gelukkig staat de auto wel in de volle zon. Die moet toch ook kunnen genieten
van het mooie weer.
We lopen
het strand op waar de moed je van in de schoenen zakt. Half Nederland is naar
dit stukje strand gekomen. Er is geen plek meer is de eerste gedachte. Toch maar even doorzetten. Langs de gegraven
kuilen van ongetwijfeld Duitsers zigzaggen we over het strand richting water.
En we vinden nog een plekje ook. Tussen een familie met veel kinderen in de
leeftijd van ‘ik gooi graag met zand’ en een groep puberende vrienden die onder
luid gejoel veel biertjes wegdrinken waarna het blikje met veel vertoon op een steeds groter wordende stapel wordt
gegooid.
Nadat we
onze spullen hebben uitgestald lopen we richting water. Het zand is gloeiend
heet aan de voeten. Waarom is dat op Curaçao alleen op Playa Pretu en nergens
anders? We lopen zo steeds sneller om bij de eerste natte plekken in het zand
op onze tenen dansend verder te gaan. De schelpen zijn scherp, ze doen zeer aan
onze voeten. Hebben wij nou eelt? Dat hadden we wel. Zijn onze voeten inmiddels
eeltloos door al die jaren in schoenen? Of zijn de schelpen hier harder en
scherper?
Dan
hebben we toch eindelijk het water bereikt dat ijzig koud is. Het kan dan op
het strand wel ruim dertig graden zijn, het water heeft minder goed zijn best
gedaan. Toch is de afkoeling lekker.
Terug op
de handdoek blijken de koelelementen niet opgewassen tegen zoveel warmte en
zijn de drankjes lauw en daardoor net niet lekker. Een ijsje bij de ijskraam
geeft verkoeling en verarming. We betalen de hoofdprijs.
Rond
vijf uur terug naar huis. Weer in de file. Geen bbq op het strand, mag allemaal
niet. Geen happy hour. En al zou die er zijn, met drank op achter het stuur
hier is vragen om een peperdure bekeuring of inname rijbewijs.
35
graden in Nederland. Yes, heerlijk, het voelt als thuiskomen op een
windstille dag. En het leed dat erbij
hoort nemen we voor lief. Als we ’s avonds thuis zijn en in de hete kolen van
de bbq kijken denken we aan die stranden op Banda Bou waar je in de middag heen
reed, geen file, onderweg stoppend bij de snack om wat zakken ijs in de jug te
doen die het drinken de rest van de middag koel hield. Waar je de bbq in het begin
van de middag al aanmaakte op het strand, om aan het einde van de middag naar
de happy hour te kunnen rijden waar je nog een borrel pakte voordat je naar
huis reed. Zucht, 35 in Nederland maakt me weemoedig.