zondag 26 augustus 2012

35 graden in Nederland


35 graden in de schaduw in Nederland. We maken het niet elke dag mee. Dus als het warm is willen we allemaal naar de zee. Nu liggen de afstanden hier toch net iets anders dan op Curaçao , dus even snel naar Banda Bao zit er niet in.
Al vroeg stappen we in de auto, koelbox staat op de achterbank. Niet gevuld met ijsblokjes, maar met koelelementen, die de nacht ervoor in de vriezer hebben gelegen. We zijn niet de enigen die naar het strand willen. Met ons rijdt half Nederland richting het westen. Het gevolg is dat we al snel in de file staan. Niet even een kwartiertje, nee, een paar uur.
Drie uur later dan gepland zijn we dan toch bij de zee. Dat wil zeggen. Op de parkeerplaats om bij de zee te komen. We halen een kaartje bij de automaat en rekenen vast uit dat dit dagje parkeren minstens vijftien euro zal gaan kosten. Gelukkig staat de auto wel in de volle zon. Die moet toch ook kunnen genieten van het mooie weer.
We lopen het strand op waar de moed je van in de schoenen zakt. Half Nederland is naar dit stukje strand gekomen. Er is geen plek meer is de eerste gedachte.  Toch maar even doorzetten. Langs de gegraven kuilen van ongetwijfeld Duitsers zigzaggen we over het strand richting water. En we vinden nog een plekje ook. Tussen een familie met veel kinderen in de leeftijd van ‘ik gooi graag met zand’ en een groep puberende vrienden die onder luid gejoel veel biertjes wegdrinken waarna het blikje met veel vertoon  op een steeds groter wordende stapel wordt gegooid.
Nadat we onze spullen hebben uitgestald lopen we richting water. Het zand is gloeiend heet aan de voeten. Waarom is dat op Curaçao alleen op Playa Pretu en nergens anders? We lopen zo steeds sneller om bij de eerste natte plekken in het zand op onze tenen dansend verder te gaan. De schelpen zijn scherp, ze doen zeer aan onze voeten. Hebben wij nou eelt? Dat hadden we wel. Zijn onze voeten inmiddels eeltloos door al die jaren in schoenen? Of zijn de schelpen hier harder en scherper?
Dan hebben we toch eindelijk het water bereikt dat ijzig koud is. Het kan dan op het strand wel ruim dertig graden zijn, het water heeft minder goed zijn best gedaan. Toch is de afkoeling lekker.
Terug op de handdoek blijken de koelelementen niet opgewassen tegen zoveel warmte en zijn de drankjes lauw en daardoor net niet lekker. Een ijsje bij de ijskraam geeft verkoeling en verarming. We betalen de hoofdprijs.
Rond vijf uur terug naar huis. Weer in de file. Geen bbq op het strand, mag allemaal niet. Geen happy hour. En al zou die er zijn, met drank op achter het stuur hier is vragen om een peperdure bekeuring of inname rijbewijs.
35 graden in Nederland. Yes, heerlijk, het voelt als thuiskomen op een windstille  dag. En het leed dat erbij hoort nemen we voor lief. Als we ’s avonds thuis zijn en in de hete kolen van de bbq kijken denken we aan die stranden op Banda Bou waar je in de middag heen reed, geen file, onderweg stoppend bij de snack om wat zakken ijs in de jug te doen die het drinken de rest van de middag koel hield. Waar je de bbq in het begin van de middag al aanmaakte op het strand, om aan het einde van de middag naar de happy hour te kunnen rijden waar je nog een borrel pakte voordat je naar huis reed. Zucht, 35 in Nederland maakt me weemoedig.

zaterdag 18 augustus 2012

eilandgevoel


Het eilandgevoel is iets wat je niet zomaar aan anderen kan uitleggen. Het is fijn, het is speciaal en ja, het heeft ook zijn beperkingen.
Het wordt door onwetenden nog wel eens met een dorp vergeleken. Nee dus, daar kan je uit wanneer je wil. Je rijdt een stuk en weg ben je. Als je lang genoeg doorrijdt komt je wel zee tegen, en als je nog langer doorrijdt kom je nog meer zee tegen, maar nee, dat is dus niet hetzelfde.
Om toch dit gevoel zo nu en dan even terug te pakken is er wel een remedie. Op zoek naar een eiland. En in Nederland is de meest voor de hand liggende Texel.  Met de boot ben je in een klein uurtje in Texel. Een eiland dat beduidend kleiner is dan Curaçao. Formeel is het groter, 585 vierkante meters, maar daarvan liggen er ruim vierhonderd in het water. Het deel dat bovengronds ligt is 170 vierkante meter, tegenover de 444 vierkante meter die Curaçao ongeveer telt mag men stellen dat Texel kleiner is.
Dat geeft helemaal niets. Het is een leuk eiland en heeft voor ons maar één doel. Het eilandgevoel geven en dat lukt. We moeten betalen om met de boot op het eiland te komen.  De terugreis kost niets, iedereen wil weer weg is het motto, dus die boot zit wel vol.
Beste KLM en Arke Fly, neem hier een voorbeeld aan. Verhoog de enkele reis met de helft en geef de mensen een gratis terugreis. Ik denk dat de heer Geert Wilders dit de beste oplossing vindt voor het immigratiebeleid waar hij het zo niet mee eens is. Geef de Antillianen de mogelijkheid om terug te kunnen naar hun eiland voor minder geld en met een beetje geluk blijven ze weg.  Wellicht dat de heer Wiels, dit ook een oplossing vindt voor het eiland, maar dan andersom. Biedt de Nederlanders op het eiland hetzelfde voordeel aan.
Ook qua landschap voel je je hier wel thuis. Veel zand, weliswaar vooral in de duinen, in plaats van  opgespoten op de stranden, schapen in plaats van geiten, en ook hier uitgaansgelegenheden en een supermarkt. De zonuren, daar schort het nog wat aan, hoewel het in Texel toch bijna altijd mooi weer lijkt te zijn.  Maar het mooiste is toch dat ronde gevoel. Dat gevoel van: als ik te hard rij, dan kom ik een zee tegen, maakt niet uit welke kant ik uit ga. Als ik van dit eiland weg wil, dan zal ik hulp daarbij moeten hebben. Het zij een vliegtuig, het zij een boot.
Behalve Texel zijn er nog een paar Waddeneilanden. Eén daarvan, Rottermeroog is onbewoond. Nu de heer Wiels en de heer Wilders beiden uitgeregeerd zijn is het misschien een idee om dit aan hen cadeau te doen. Geen gouden handdrukken of zelf gecreëerde luxe ambtenaren posten. Nee, enkel die  ‘special boattrip’, die ook naar Texel vaart. Heenweg betalen, terug gratis  zolang de boot vaart. Als de boot vaart.  Het ultieme eilandgevoel. 

zondag 12 augustus 2012

Churandy Martina


En we hebben er weer een held bij. Churandy Martina. Wat een loper. Of hij nu wint of verliest maakt ons niets meer uit. Hij staat bij de Olympische Spelen. Bij de 100 meter zelfs in de finale. Bij de 200 meter wellicht ook, maar dit is geschreven voordat dat bekend is. Hij heeft zich nu geplaatst voor de halve finale.
We waren nog onderweg in de auto. ‘Zijn we op tijd thuis om die wedstrijd te zien?’, wilde ik weten. Je kijkt toch steeds de samenvatting in de ochtend vroeg manlief. Ja, dat is ook zo, maar nu niet. Dit wilde ik natuurlijk live zien. Geef ons Antillianen een Antilliaan op tv en we zitten klaar. Fans van het eerste uur. Zo gek als de gemiddelde Nederlander wordt bij voetbalwedstrijden, zo gek zijn wij op elke sport zolang er maar een Antilliaan in mee doet.
En we zaten op tijd voor de buis. Wat een spanning, wat een kracht en wat kan hij lopen. En hij stond in die droomfinale. Hij werd zesde, wat een prestatie.
Maar dan dat commentaar. Ik hoorde ( na een kwalificatieronde) een verslaggever ter plaatse zeggen: ‘Als je nu sneller was gestart, dan had je misschien wel gewonnen’. En niet één keer, hij maakte deze opmerking twee keer.  Gelukkig was Churandy lekker nuchter en vooral blij dat hij de finale had gehaald. Hij lachte zijn gouden tand bloot en bleef beleefd. Zelf had ik die verslaggever het liefst een paar nieuwe gouden tanden gegeven, nadat ik eerst een paar witte uit had gewerkt. Om het nog een beetje netjes te houden: wat een ontzettend nare man was dat.
Inmiddels zijn er ook andere verslaggevers en televisie presentatoren geweest die deze bijzondere jongen net niet de credits geven die hij verdient. Ze weten denk ik niet zo goed in welk hokje ze hem nu weer moeten stoppen.
Nu krijg ik vast het commentaar dat ik dit zo erg vindt omdat het een Curaçaoënaar overkomt, ja natuurlijk, maar ik erger me al langer aan de verslaggeving op de televisie hier.
Die hokjes daar is Nederland zo goed in. Iedereen past er wel in één. En als je nergens in past, dan verzinnen ze er wel één voor je. Nu is Churandy niet snel ergens in te stoppen. Ja, hij komt van Curaçao, maar komt uit voor Nederland. Wat ben je dan? Een Curaçaose Nederlander, een Caribische Nederlander, een Nederlandse Curaçaoënaar,  een Nederlander, een overzeese Nederlander, en ga zo nog maar even door.
Waarom kan hij niet gewoon Churandy Martina heten, een enorm sterke atleet? Waarom in een hokje, zolang hij binnen die lijntjes blijft lopen is hij mijn held. Go Churandy, go !

dinsdag 7 augustus 2012

lunchen


Lunchen. Je kan niet zonder en je kan niet met. Je moet iets eten tussen de middag. Anders hou je de dag niet vol, maar wat hè. Zoals de meeste mensen ben ik de hele dag op mijn werk. Ik heb een continue rooster, dus even tussendoor naar huis zit er voor mij niet in. Ik moet ’s ochtends bedenken wat ik om 12 uur wil eten.
En dat weet ik dus niet. Meestal gooi een half brood in mijn tas, wat vleesbeleg, een pot pindakaas en wat kaas. Daar kan ik redelijk mee uit de voeten. Je kan er een tosti van maken, of iets dergelijks. Ook wil ik nog wel eens het kliekje van de vorige avond mee nemen. Dan warm ik dat op in de magnetron. Tot groot verdriet van mijn collega’s die al die heerlijke geuren door de koffiekamer heen ruiken en zelf hun meegebrachte bruine boterham met kaas eten.
Ik denk terug aan de johnny cakes, de kroketten, loempia en pan ku ham hasa die we kochten bij de snack naast de school, of bij de buurvrouw van de school die vanuit een raam in de achterkamer li verkocht. Zo lekker, altijd te veel. De pauzes duurden altijd korter dan dat de li duurde. Stiekem meenemen lukte niet, dus het laatste restje werd vaak weggegooid, nadat je nog een laatste teug van de li nam.
Op onze school zat een Chinese jongen die elke dag een saté ku batata kreeg. Zijn moeder kwam die elke dag persoonlijk brengen. Achteraf gezien best zielig. Die jongen was al niet de slankste, zou dat met deze moeder ook nooit worden. Laat staan het feit dat je op je zestiende nog eten gebracht krijgt van je moeder. Reden om toch een traumatische jeugd te hebben.
Hier zie je in de supermarkten borden hangen dat schoolgaande jeugd alleen naar binnen mag in de pauzes, als ze hun tassen bij de ingang laten liggen en niet met meer dan vier tegelijk door de winkel heen lopen. Ze kunnen beter op school hun lunch kopen, maar op de meeste scholen zijn de broodjes kroket vervangen door broodjes gezond en in de snoepautomaat liggen nu ook zakjes wortelen.
Zelf heb ik dus geen tijd om buitenschool een lunch te halen. Dankbaar ben ik vaak voor de jarige kinderen die chips komen uitdelen. En voor de achtste groepers. Sommigen van hen hebben toestemming van hun ouders om boodschappen te mogen doen voor ons leraren. Zo sturen we ze wel eens op pad om een Turkse pizza te halen. Met saus en sla erop. Een beetje: tur kos ariba.  Maar om niet net als mijn Chinese schoolgenoot te eindigen als best lopende voorbeeld bij de Weight Watchers, eet ik die pizza maar één keer in de maand. En geniet ik met lange tanden de andere dagen van mijn broodje kaas.