zaterdag 17 december 2016

Kerstkrant 2016

De balans opmaken nadat we alle seizoenen minstens één keer hadden doorlopen. Dat is één van de voorwaardes geweest toen we het avontuur van remigreren aan gingen. De eerste twee seizoenen zijn we door. We maken de tussenbalans op. We hebben het staartje van de zomer meegemaakt. In deze weken maakten we kennis met het logge apparaat dat overheid heet. Niet alleen tijdens de verkiezingen, maar ook tijdens alle inschrijfperikelen. Het één verliep nog stroperiger dan het ander, maar gaandeweg begonnen we het systeem door te krijgen. We leerden ermee om te gaan en hoorden van familie dat het in Nederland net zo bureaucratisch is als hier. Ook daar wordt je van het ene loket naar het andere gestuurd of ontvang je pas na weken informatie die je in de eerste week al nodig had gehad. We maken ons geen illusies, het hoort erbij. Stil verzet blijven we voeren, in de hoop dat het in de toekomst makkelijker kan. En zo kwamen we ongemerkt in de herfst. De herfst die hier niet gepaard gaat met blaadjes die van de bomen vallen, nadat ze eerst vele kleuren van een palet hebben laten zien. Nee, de herfst die windstilte met zich meebrengt en regen. Dagen, weken en inmiddels maanden van windstilte. Ik probeer mij voor te stellen hoe het ook alweer was met wind, maar stop er weer gauw mee. De inspanning is te warm, ik koel er niet vanaf. Het dragen van lange broeken naar mijn werk is heel gewoon. Prettig ook tegen de muggen die helaas ook daar hun weg naar mijn lichaam zoeken, maar ik voel het zweet langs mijn been naar beneden lopen. Hoe deed ik dat vroeger, had ik er toen geen last van? Ik kan het mij niet meer herinneren, maar als ik foto’s terugkijk van die tijd, droeg ik zelfs katoenen truien met lange mouwen. Het was in de mode. En zoals ik in Nederland altijd zei: wie mooi wil zijn moet kou lijden, geldt hier: wie mooi wil zijn moet warmte lijden. Dat de lange broeken bij zoonlief in de kast blijven liggen, want dat is echt te warm hoor mama, heeft tot gevolg gehad dat hij als eerste in het gezin geveld is door Zika. Ik wil graag geloven dat een mug op school hem daar te grazen heeft genomen, maar in mijn hoofd hou ik er ernstig rekening mee dat deze mug zich ook tegoed heeft gedaan aan ons, dus nu is het wachten wanneer wij omvallen. Is het niet van de warmte, dan zorgt Zika daar wel voor.
Alle goede voornemens ten spijt van de nieuw te vormen regering, maar de rooi in de wijk ligt er nog net zo begroeid bij als voor de verkiezingen, maar als ik de overheid moet geloven kan dat een broedplek zijn voor muggen. Bijkomend voordeel is dan wel weer, dat als de rooi overstroomt, het vele water alle rommel van de straat meeneemt. Zo ook bedrading die enigszins open en bloot is komen te liggen van de straatverlichting. Bij droog weer maakt dat niet zoveel uit, maar nat weer en open elektra verbindingen zijn nooit goede vrienden geweest. Het gevolg is dat de halve wijk zonder straatverlichting zit. Maar ook nu heeft de overheid goede raad: zorg dat uw omgeving goed verlicht is, dat voorkomt inbraken. Navraag bij het nutsbedrijf leert ons dat na vijf jaar het nog steeds niet duidelijk is wie er nu verantwoordelijk is voor de verlichting: Aqualectra of de aannemer Jansen de Jong. Het bekende verhaal van het kastje en de muur beleeft hoogtij dagen bij ons. Het probleem is echter niet opgelost hiermee. We zitten in het donker en wachten op een paar lichtpuntjes. Volgens aqualectra kunnen we daar zelf aan bij dragen door zuinig om te gaan met onze stroom. Ook zij zullen hun steentje bijdragen. Dat onze veiligheid en straat verlichting moet wijken voor het algemeen belang van kerstgevoel in de stad wil nog niet door dringen tot mijn gevoel van rechtvaardigheid. Ook de vraag aan de inwoners van Curaçao om generatoren aan te schaffen valt niet helemaal in goede aarde als aan de achterkant de zonnepanelen worden tegengewerkt.
De herfst is op zijn einde, we naderen de winter. We eten boerenkool, en hij smaakt nog best ook. Zoonlief met vriendje eten pannenkoeken met bruine suiker, of door het vriendje verwoord: chocolade suiker. De inhoud is onveranderd, maar het woord maakt het net iets specialer. Het woord dat kan maken en breken. Zo begon zoonlief eindelijk aan zijn lang gekoesterde voetbalcarrière, ik had mijn droomauto al uitgezocht voor als hij dat contract bij die grote profclub zou gaan tekenen. Maar onze droom spatte uit elkaar. Los van dat het toch echt te warm was om op Curaçao te voetballen, vond zoonlief de toon en woordkeuze van de trainer geen reden om zich te specialiseren in het grasspelletje. Geen opbouwende kritiek, maar elke keer weer een sneer en gemopper. Hij zeilt nu en vindt het heerlijk. Hij ligt in zijn bootje en dobbert wat op en neer op het water aangezien het nog niet echt gewaaid heeft sinds hij is begonnen. Ik voorzie nog geen gouden toekomst met hoge golven, maar ik zie een kind dat geniet van het water en besef mij eens te meer dat hij hier in december in zwembroek een watersport kan beoefenen.
We maken ons op voor een lange winter waarin vele feestdagen ons op staan te wachten. Geen winter waarin ik, zoals de afgelopen jaren, mijzelf het liefst drie maanden in bed wilde verstoppen. Het hele winterslaap concept is een prachtige uitvinding. Hij botst nog op het praktische vlak met werkgever en gezin. Daar had ik nog niets op gevonden. Op Curaçao voel ik niet de behoefte om  die winterslaap te houden. Ik wil juist wakker zijn en het leven meemaken. Met man en zoonlief beleven we ons eerste jaar hier. Het verloopt zeker niet allemaal van een leien dak. Geluk, vreugde, verbazing, maar ook tegenslag en verdriet, we maken het allemaal mee. Dat is niet anders hier dan in Nederland. Het verschil zit hem in hele grote dingen, maar ook in hele kleine. We omarmen ze allemaal en kijken positief nieuwsgierig uit naar de winter en lente die gaan komen. Op naar ons tweede halve jaar.
Bon Pasku i un felis aña nobo.



dinsdag 6 december 2016

sinterklaas

Het binnenhalen van Sinterklaas is de laatste jaren altijd een koude bedoening geweest. Dikke jassen, warme schoenen, handschoenen, paraplu en dan nog steeds kou lijden. Volgens sommigen is dat de enige manier om het Sint gevoel te krijgen. Zelf hoor ik tot de categorie, die het Sintgevoel ook krijgt in korte broek onder de tropische zon. En voor de kinderen maakt het niets uit. Die willen gewoon sinterklaas en zijn pieten zien. Waar en met welke kleur geschminkt gezicht maakt ze niets uit. Zij zien geen rood, groen , blauw of zwart, zijn zien een piet die snoepjes uitdeelt, die rare kunstjes doet en die goed in een brassband kan spelen.
De kinderen lopen uitgelaten voor ons uit. We zijn ruim op tijd en lopen eerst naar de pont opstap. We genieten van de sfeer en zien veel blije kindergezichten en ouders die gezellig bij elkaar staan te kletsen. Bij het pontje besluiten we toch liever tegenover de bushaltes te willen staan. Samen met de kinderen lopen we rustig terug. Het is beredruk en de sfeer is goed.
De kinderen speuren naar een plekje om goed zicht te hebben op de boot die ieder moment de haven binnen kan komen varen. Enigszins teleurgesteld zien ze vooral lange benen waar ze niet langs kunnen kijken. Er staan een flink aantal volwassenen vooraan met hun camera in de aanslag. In mijn naïviteit vraag ik nog ze of onze kinderen voor hen kunnen staan. Zij zijn lang genoeg en kunnen immers over de kinderen heen kijken, en ze kunnen alsnog hun mooie plaatjes schieten van de boot. Iedereen tevreden denk ik.  Appeltje eitje lijkt mij. Maar niets is minder waar. Hoewel ik vaak snak naar een koude douche is de douche die ik nu krijg, rond het vriespunt. Ijskoud wordt mij medegedeeld dat als ik vooraan had willen staan ik ook maar op tijd had moeten komen. Dat zij er al vanaf half acht stonden en nee, de kinderen mochten dus niet voor ze staan. Ik probeer nogmaals aan te geven dat het een kinderfeest is, niet direct bedoeld voor volwassenen en dat zij toch over de kinderen heen kunnen kijken. Wederom krijg ik te horen dat ik maar op tijd had moeten komen en dat zij geen stap opzij zullen gaan. Inmiddels krijgen ze bijval van omstanders die het duidelijk niet met mij eens zijn.

Ontgoocheld en gedesillusioneerd neem ik de teleurgestelde kinderen mee. Gelukkig zien we nog geen vijftig meter verderop een nog veel betere plek dus alles komt goed zou ik kunnen denken. Voor de kinderen is dit gelukkig wel het geval. Voor mij helaas niet. In tegenstelling tot de volwassenen die hun plek niet aan kinderen wilden afstaan bij het grootste kinderfeest dat er is, moet ik concluderen dat zij blijkbaar nog heilig in de sint geloven en deze plek nodig hebben om goed in beeld te komen bij de sint, opdat hij hun huis niet voorbij zal gaan. Zelf geloof ik allang niet meer in de goedheiligman. Wel geloofde ik altijd in de goedheid van de mens en daar is vandaag helaas een deukje bij gekomen.

Trùk di pan

Een keer naar een truck di pan gaan stond hoog op het verlanglijstje van zoonlief en zo gebeurde het dat we op een vrijdagavond naar de truck di pan gingen. Op de  Caracasbaaiweg, bij de buurman, want die had hij elke dag zien wegrijden aan het begin van de avond met zijn truck. Het eten werd bereid, maar was nog niet klaar, en terwijl wij staan te wachten kletsen we wat met de andere wachtenden om ons heen. Iedereen is rustig, niemand heeft haast, ook geen grote honger, aangezien we allemaal een kroket kregen om tijdens het wachten de rommelende magen alvast te sussen.
Ineens komt daar een enorm grote pick-up aangereden en de chauffeur zet die te grote auto dwars op een aantal geparkeerde wagens waarvan de eigenaren erbij stonden. Deze vroegen meteen, heel vriendelijk, ik kan niet anders zeggen, of hij zijn pick-up wilde wegzetten, omdat ze zo weg wilden gaan. De man keek even achterom en zei toen: nou, nee, hij staat daar goed. Nogmaals werd de man aangesproken, maar nu met de vraag of hij anders van plaats wilde ruilen, dan kon iedereen weer weg, wanneer die klaar was met eten. De man keek nog een keer om en wederom zei hij: nee, hij staat daar prima. Hij liep door, voorbij de truck di pan en liep het friethuis binnen.
Verbluft keken wij elkaar aan, en met ons alle andere aanwezigen. Dan kan hij er wel uit zien als een Popeye, en hij heeft een auto die je linkt aan Popeye, maar de manieren van Popeye heeft hij helaas niet meegenomen. Wat een honds gedrag. En toen we dachten dat het niet erger kon, kon het toch. De eigenaren van de als eerst geparkeerde auto hadden hun eten en wilden weg. Ze liepen naar binnen bij de patatzaak om Popeye te halen en warempel, hij kwam naar buiten. Hij stapt in zijn pick-up, rijdt hem naar achteren en laat hem vervolgens midden op straat staan. Nu  kan er niemand meer in of uit. Hij stapt uit en loopt weer naar binnen. Het duurt niet lang of er volgt een waar toeterconcert. Minstens vier auto’s staan achter zijn pick-up en willen erdoor. Het toeteren dringt door tot in de snackbar. Dit keer is het niet Popeye die naar buiten komt, maar zijn vrouw. Deze zet de auto weg op een plek waar niemand er last van heeft.

Waarom kan dat niet meteen vraag ik mij dan af. In Nederland had ik van die buren. Die zetten hun auto altijd dwars op onze oprit, zodat die van hun vrij bleef en als ik er dan iets van zei, dan kreeg ik steevast te horen: maar je kan toch altijd de auto van je man pakken, die staat verderop in de straat. Hondengedrag en daarmee doe ik de hond te kort besef ik nu. Asociaal gedrag dat niet goed valt te praten. En hoewel de naam Hollands Glorie over het algemeen een positief beeld geeft, krijg ik hier alleen maar een rare bijsmaak in mijn mond. 

Bululu

Soms heb je van die woorden, die ontmoet je in een gesprek en die laat je in volgende conversaties weer terugkomen. Ik heb dat lang gehad met jadija blablabla. Heerlijk om uit te spreken. Met een langere uithaal op de tweede ja en een korte pauze tussen beide woorden in. Collega’s werden er in het begin helemaal gek van tot zij de oplossing hadden gevonden om er geen last meer van te hebben. Ze gingen het zelf ook toepassen. En zo hebben we menig gesprek in kunnen korten door simpelweg jadija blablabla te kunnen zeggen.
Zo ook met het woord bululu. Ik had het woord al jaren niet meer gehoord. Wat zeg ik, al tientallen jaren. Ik denk dat ik het in Nederland nimmer gehoord heb en nu was het er weer. Bululu. Of ik het goed schrijf weet ik niet, maar je spreekt het uit zoals ik het nu schrijf. Wat is dat nou vraagt mijn man en alleen aan de hand van praktische voorbeelden kan ik het enigszins uitleggen. Of er een Nederlands woord voor bestaat weet ik niet. Ik kom het dichts in de buurt van een warboel.
Soms leg ik het uit met klanken, maar die krijg ik niet op papier.
De hernieuwde kennismaking met het woord kwam door de politiek. In aanloop naar de verkiezingen hebben we veel gesprekken gehad. Wie zou er winnen en wat voor een kabinet zou er geformeerd gaan worden. Zoonlief wist overigens wel wie er zou winnen. De PAR, want die had immers de meeste vlaggen hangen. Geen steekhoudende argumenten, enkel een observerende blik langs de kant van de weg. Na de uitslag begon het. Wel een formatie, niet een formatie, een gedeelde formatie, of nee, toch ook weer niet. geen meerderheid meer, of ja, toch weer wel. Eh……wat een bululu. En nu ik het woord weer heb herontdekt kan ik het goed toepassen in andere situaties. In de klas met de kinderen. Als het onrustig wordt en ik niet de woorden kan vinden om uit te leggen wat ik bedoel. En dan kijk ik naar die koppies en zie dat ze me allemaal snappen. Maar zoonlief heeft het nog niet door. Die is nog zoekende in zijn eigen Papiamentse woorden en woordgroepen. Mijn bululu neemt hij voor lief. Zijn stopwoordje is sera bo boka. Alleen past hij deze negen van tien keer niet goed toe. Het slaat dus doorgaans nergens op dat hij het zegt. Ik moet dan erg mijn best doen om niet in lachen uit te barsten, want meestal zegt hij het als hij zijn ongenoegen over iets wil uiten. Ik prijs hem om zijn uitspraak die goed is, maar zeg er wel bij dat hij beter iets anders kan zeggen, waarna hij wederom sera bo boka zegt. Nu past hij het wel goed toe, maar is het niet gepast naar zijn moeder toe. Wat is het toch allemaal ingewikkeld voor een kind, wat een bululu.