zondag 30 september 2012

airco camping


Op de camping. Als Antilliaan niet veel gedaan, maar gaandeweg wel leuk gaan vinden. Veel dingen deden mij dan ook echt aan thuis denken.
De kikkertjes en krekeltjes die ik elke dag hoorde. Maar ook de blaffende honden als er een sirene voorbij kwam. De honden in Italië vertoonden hetzelfde blafgedrag als de honden op Curaçao. Dat is dus iets honds, en niet iets van de Antillen zoals ik vaak dacht en zei.
Als je gewend bent om met tropische temperaturen te mogen slapen in de airco of met en ventilator, dan is slapen zonder hulpmiddelen best een beproeving. Niet alleen de warmte is een spelbreker, maar die muggen. Je hoort ze aankomen, je voelt ze bijna prikken en je slaat altijd mis als je ze dood wil slaan. Thuis in Nederland en ook op Curaçao heb ik zo’n tennisracket met stroomdraden en die werkt zeer effectief. Ik heb nog geen mug kunnen ontdekken die het kan navertellen als hij de draden van dichtbij bekijkt.
De muggen in Italië waren gemener dan de muggen op Curaçao of in Nederland. Deze zag je niet. Deze waren zo klein dat je ze pas opmerkte als je gestoken was. Het leek dan ook, de eerste avond dat er geen muggen waren. Gelukkig hadden we wel muggenspray bij ons, met flink wat deet, zodat we ons konden wapenen tegen deze monsters.
Er waren nog meer monsters. Wimpiri’s. ik heb geen idee of er ook een Nederlandse naam is voor deze hele kleine vliegbeestjes.  Ook meedogenloos. Die ervaar je , net als op Curaçao pas, als ze steken. In Nederland heb ik ze nog niet meegemaakt en dat wilde ik ook graag zo houden.
De warmte speelde ons ook parten. De eerste nacht gaat het wel. Op de één of andere manier heb je dekoelte nog in je lijf. In dit geval van de bergen, maar dan de nachten erna.
Het idee om een camping met airco te beginnen is daar ontstaan. Een camping op Curaçao was voor ons vast onderwerp van gesprek. Alle pro’s en con’s werden besproken en de warmte bleek de bottelnek. Airco dus. Een grote hal, glazen wanden en glazen dak. Eco dripsysteem voor de palmbomen binnen en airco aan. Wel zand, geen wind, zodat de tenten en caravans zandvrij kunnen zijn. Bandopnames van krekels en kikkertjes op de achtergrond.  Blaffende honden tegen meerprijs, als ook muggen, voor de echte diehards. Wel afgetrainde muggen, zodat Andere campinggasten er geen last van zullen hebben.
Nu nog op zoek naar een investeerder. Ik denk dat dit idee best meegenomen had kunnen worden door het vorig kabinet. Het valt een beetje in de categorie casino op klein Curaçao. volslagen onzinnig, maar onwijs leuk om over te fantaseren. 

zondag 23 september 2012

energie


Heel Nederland zakt als een mislukte souflé in elkaar. Ik bruis van de energie. het warme weer doet me goed. Er wordt gesproken over een hittegolf, maar dat wordt meteen ontkracht door de weermannen. Pas als het vijf dagen achtereen tropische temperaturen heeft mag men spreken van een hittegolf. En dit zijn pas twee dagen.
Ik verdeel mijn energie goed. In de ochtend en laat op de middag ben ik fysiek actief. In de uren er tussenin doe ik achterstallig administratiewerk. Aan het einde van de dag heb ik veel werk verzet.
Velen anderen in mijn omgeving daarentegen liggen het grootste deel van de dag op de bank. Het is binnen immers koeler dan buiten. Het liefst nog een ventilator op zich gericht met een laptop op schoot, zoekend naar airco’s.
Bij het boodschappen doen hoor ik veel gesteun en gekreun. Dat begint al op de parkeerplaats.
‘Pff, wat een hitte, dat is niet gezond voor een mens’. Snel een karretjes halen en naar binnen. Daar is het koeler.
Het is rustig binnen. Ik denk dat de meeste mensen toch kiezen voor het zwembad in de tuin en de boodschappen op een ander moment doen. De mensen die binnen zijn genieten van de koelte van de vriesvakken. Ze blijven er langer staan dan gebruikelijk. En laden meer ijsjes in dan de bedoeling was.
Maar het geklaag en gesteun is nog niet over. Behalve dat het te warm is buiten, is het binnen bijna te koud.
‘Moeten die vriezers nou zo koud staan? Ik bevries bij na in mijn korte broek’.
Of deze…..
‘Ik snap niet dat ze geen nationale vrije dag geven met deze hitte. Daar kan je toch niet in werken?’.
Ik hou mijn mond en denk er het mijne van. Tuurlijk kan je werken in deze warmte. Er zijn miljoenen mensen die nooit anders doen. Wat zijn we in Nederland dan eigenlijk een verwend volkje. Het is nooit goed. Het is te warm, te koud, te nat, te droog.
Als ik mensen zo hoor klagen, ga ik juist nog meer mijn best doen om dat vooral niet te doen.
‘Ja, het is warm, lekker hè, over een paar maanden is het weer heel koud’, zeg ik dan. Meestal is dat wel voldoende om de ander even de mond te snoeren.
Ondertussen ga ik door met al mijn bezigheden. Ik krijg energie van de warmte. Ik kan dat moeilijk uitleggen aan de mensen om mij heen. Je kan geen energie krijgen van die hitte, en toch is het zo. Ook op Curaçao heb ik dat. Waar mijn man het liefst met een boek in een hangmat ligt en de dag wegdut, wil ik het huis schilderen, de tuin snoeien, vegen, harken en ga zo maar door.
Ik word wakker bij zoveel zon. Ik kom weer tot leven. Mijn tropenbloed begint te stromen en ik voel de positieve energie door mijn lijf gieren. Ik ga nog even door, morgen kan het weer afgelopen zijn. Voor ik het weet zit ik in die winterdip. Ajo positiviteit, welkom geklaag

zaterdag 15 september 2012

Een walsje


In december kreeg ik het boek: Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin. Geschreven door Jan Brokken. Ik heb het in één ruk uitgelezen. Wat een magnifiek boek. Ik heb het verschillende collega’s aangeraden. Collega’s waarvan ik weet dat ze van muziek houden of zelf musiceren. Maar voor mij maakt het het extra leuk om te lezen, omdat de namen van de personages mij zo bekend voor komen.
Ik heb vrienden die zonder twijfel familie zijn van enkele personages. Daarnaast heb ik enkele personages zelf ontmoet of ken ik persoonlijk.
In het kort vertelt het boek over de muziekgeschiedenis van Curaçao. Over de componisten van weleer en over  musici  van nu. Over de Curaçaose wals en mazurka en hoe die zijn oorsprong vond bij Chopin.
Wat mij het meest bij bleef uit het boek was het feit dat de componisten, als ze iemand een plezier wilden doen een wals cadeau deden. Een traditie die  ontstond aan het einde van de negentiende eeuw en dat de gehele twintigste eeuw zou voorduren.
Nu wil het toeval dat mijn vader dit jaar zeventig zou worden. Is geworden inmiddels. Hij heeft zijn hele leven muziek gemaakt en heeft er altijd veel plezier aan beleefd. De gedachte om voor hem een wals te laten componeren was snel gemaakt.
Ik kende ook al een musicus op Curaçao die dit voor ons zo kunnen doen. Rond de jaarwisseling heb ik contact met hem gezocht en hij wilde dit graag doen. In juli was het stuk af. In augustus vierden wij de verjaardag van mijn vader. Het muziekstuk: wals voor Pedro genaamd, was een groot geheim. Nu is iets geheim houden in onze familie niet zo makkelijk, maar het is wonderwel gelukt.
Gezeten op een stoel, in de feestzaal, las ik een passage voor uit het boek. De passage over de traditie wat betreft het cadeau doen van walsen. En bij het einde van de passage lieten wij de muziek horen die gecomponeerd is voor mijn vader.
Zo’n speciaal gevoel. Als echte Antilliaan stond mijn vader op om mijn moeder ten dans te vragen en samen dansten ze als eerste op zijn eigen wals.
Een traditie waar ik nog nooit van had gehoord, maar die wij graag nieuw leven wilden inblazen en bij deze gedaan hebben. Genodigden op het feest waren ontroerd en spraken de hele avond over dit bijzondere cadeau. Niet alleen de Antillianen die er waren. Maar zeker ook de Nederlanders.
Pierre Dunker, de componist van het stuk, heeft een mooi stuk geschreven. Met dank dat je deze taak op je wilde nemen.
Het duurt nog even voordat ik zeventig ben, maar als er tegen die tijd iemand is die voor mij een wals wil schrijven dan zou ik dat een grote eer vinden.  Ik zal proberen om me niet met de compositie te bemoeien. 

zondag 9 september 2012

vakantie 2


Na vier dagen Oostenrijk wilde ik wel doorrijden naar Italië. Naar de warmte. Dertig graden lonkte
en we stapten in de auto.
Na een flink aantal uren in de auto gezeten te hebben, kwamen we aan bij het Gardameer. Een zeer
gewilde toeristische trekpleister bleek wel. Rond het meer alleen maar campings. De één nog groter
dan de andere. Glijbanen vanaf het zwembad van de camping uitkomend in het meer. Boten overal.
Verlekkerd keken we uit het raam en we zagen ons al liggen op het strand, met onze voeten in het
verkoelende water. Een soort van Disney-wateravontuur.
Bij de eerste camping werd ons vriendelijk gevraagd of we gereserveerd hadden en bij ons nee, werd
ons nog vriendelijker verteld dat de camping vol zat.
Dit gebeurde ook bij de volgende twee campings. Inmiddels zat kindlief te jengelen achterin, hadden
wij knallende koppijn en nog geen slaapplek in zicht.
Nog één camping zouden we proberen. Bij aankomst bleek al snel dat dit een kansloze missie was.
Op de parkeerplaats voor de camping stonden zeker twaalf caravans, aangesloten op stroom, te
wachten tot er een plekje vrij zou komen op de camping. Sommigen stonden er al vier dagen.
Gedesillusioneerd zochten we een parkeerplaats op. Wat nu? Ik ging op zoek naar een toilet, want
ook dat begon te dringen en bij terugkomst werd mij verteld dat we naar Verona zouden gaan. Nu
ben ik ooit toeristisch management assistent geworden via Schoevers, en heb ik van de hele wereld
alle highlights moeten leren, maar Verona is niet blijven plakken op mijn harde schijf. Lichtelijk
chagerijnig stapte ik weer in de auto. Nog verder rijden en dan nog wel naar zo’n duffe industriestad.
Geen vertier, geen vermaak, geen Disney-gevoel. In Verona hebben we een hotel geboekt. Midden
in het centrum waar we een hapje gingen eten.
En wow, wat is Verona een prachtige stad. Ik werd spontaan verliefd en wil er nog een keer naar
terug.
Budgettair, de volgende dag, toch uitgecheckt uit het hotel, en doorgereden richting Venetië. Met de
kennis van de vorige dag, nu eerst gebeld naar een camping en die hadden nog plek genoeg.
We hadden een prachtig plekje. Prachtig weer, tropisch warm, ik voelde mij er helemaal thuis. Vanaf
de camping liepen we zo het strand van de Adriatische kust op. De temperatuur voelde aan als de
Caribische zee, de kleur deed erg denken aan de Noordzee.
Er woei de hele dag door een zacht briesje, beter konden we ons niet wensen. Hoewel, de sta-plekken
waren zandplekken en bij elk zuchtje wind, woei er een woestijn aan zand mee naar binnen. Na
één dag snapten we ook waarom de buren allemaal bezems bij zich hadden, en veel windschermen
en luifels. Vanwege de warmte hadden wij geen binnentent meer nodig, maar na vier dagen zandhappen
wilde ik wel weer naar huis. Naar het comfort van eten zonder zand. Naar het comfort van
een koelkast met gekoeld drinken. Niet naar de campingwinkel lopen, de bartender lief aankijken
en met een zakje ijsklontjes weer terug naar de tent waar we in ieder geval op dat moment een koud
roseetje konden drinken.
En zo gezegd, zo gedaan. We zijn de volgende dag in één keer teruggereden naar huis. Hebben gedoucht
tot het doucheputje echt vol zand zat en zijn toen heerlijk gaan slapen in een bed zonder
zand. In een kamer zonder muggen, en met een koelkast binnen handbereik met koude drankjes.
Kamperen is leuk, maar een beetje comfort is ook zo gek nog niet.

dinsdag 4 september 2012

Vakantie


Gaan we naar Italië of naar Spanje? Het hele voorjaar had Italië de voorkeur. Via Oostenrijk, doorsteken naar Italië. Naar het mooie weer. Op het laatste moment kwam Spanje om de hoek kijken. Ook leuk. Ook te rijden.
We zouden vrijdag vertrekken en de donderdagavond ervoor besloten we dat het toch Italië zou worden en dat we ook maandags pas zouden vertrekken. De eerste nachten zouden we immers doorbrengen in Zuid-Duitsland en Oostenrijk en daar was het heel slecht weer. Veertien graden en regen. Geen weer om een tent op te zetten, laat staan te gaan kamperen.
Zondagmiddag ben ik de spullen gaan klaarzetten. Alles wat mee moest bij elkaar. Ondertussen werd het laatste stuk van het huis verbouwd door mijn man. Hij hielp dus niet mee met inpakken. En dat was een cruciale fout bleek later.
We reden de eerste dag tot ver in Duitslang. Zo’n honderd kilometer voor de Oostenrijkse grens zochten we een camping. Een mooie camping, op een hoog plat. We zouden er maar één nacht blijven en voor deze ene nacht hadden wij een kleine tent gekocht. Zo’n tent die je opgooit en hij staat. Alleen een scheerlijntje spannen en klaar is kees. Thuis geoefend, ging geweldig.
We pakken de tent uit de hoes en gooien hem op. Hij ontvouwt zich mooi, komt neer en plof. Hij zakt als een plumpudding in elkaar. Alle stokken steken overal uit en er is niets meer over van de mooie, voor één nacht tent. Weer inpakken, om bij de winkel verhaal te halen, is een onmogelijke  taak. De tent laat zich niet meer invouwen, de stokken weigeren elke buiging. We besluiten om de stokken eruit te halen en daar te laten. We nemen ons verlies en besluiten om de grote tent op te zetten.
Die staat sneller dan verwacht. ‘Schat, waar is de binnentent’, hoor ik mijn man zeggen. ‘Die zit ook in de zak’, zeg ik, maar ik vrees voor het ergste. Ja hoor. ‘De binnentent zit in een aparte zak, heb je die niet ingepakt?’.
Nee, zeg ik, en ik voel de woede omhoog borrelen. Ik heb de campingspullen ingepakt. Ik vond het al knap dat ik alles had gevonden. Was stiekem best trots op mezelf. Nu even niet meer. En mijn man staat krom van het lachen. Hij ziet er de humor wel van in. Ik stond op het punt om naar huis te rijden .
Inmiddels zijn we ervaren kampeerders hoor. Van de kapotte opgooitent hebben we provisorisch een binnentent gemaakt. Bij gebrek aan grondzeil ( ook vergeten) hoopten we op een droge nacht, wat ook gebeurde. En de volgende dag in Oostenrijk hebben we eerst een bezoek gebracht aan een bouwmarkt, waar we het grondzeil kochten.
Deze Antilliaan krijgen ze niet meer gek hoor. Nu was het de binnentent. Een vorige keer hadden we wel stoelen bij ons, maar geen tafel. En weer een andere keer wel bestek, maar geen borden. Ik ben benieuwd welk essentieel onderdeel we de volgende keer missen. En zolang het bij kamperen blijft valt het wel mee.