vrijdag 29 juni 2012

vroeg opstaan


Vroeg opstaan. Ik heb er een haat-liefdes verhouding mee. Ik ben een ochtendmens. Dus sta ik graag op tijd op, omdat ik dan het meeste werk verzet krijg. Maar als die wekker gaat wil ik hem het liefste door de kamer heen gooien in de hoop dat hij een pijnlijke dood heeft en mij nooit meer wakker maakt. Ook mijn zoon heeft de neiging om ons op onchristelijke tijden wakker te maken. Om hem nou ook door die kamer heen te gooien gaat wat ver, maar het gevoel is er niet minder om. Mijn hele lijf schreeuwt: ik wil nog doorslapen. Vooral in de winter is dit een probleem. Het is buiten nog donker en in de kamer is het koud. Onder de dekens is het warm. Mijn bioritme loopt niet gelijk met het ecoritme.
Op de Antillen had ik er geen last van. Als klein kind op Bonaire, was ik altijd vroeg wakker, als ik de verhalen mag geloven. Zo vroeg dat mijn vader met mij over het eiland ging rondrijden. Schelpen zoeken bij witte pan. Ook op Curaçao was het geen probleem. Om zes uur opstaan was heel gewoon. School begon om half acht, dus je moest wel. Vroeg opstaan, onder die te koude douche, in de auto en naar school.
Tegen de tijd dat ik begon uit te gaan werd het iets moeilijker om op te staan, maar ook nu stond ik liever vroeg op om nog wat te studeren, dan dat ik later in de avond doorging.
In Nederland lukt het niet. In de zomer wil het nog wel eens lukken om uit mezelf wakker te worden. Bij mooi weer, als de vogels fluiten, de zon door de gordijnen heen op mijn gezicht schijnt en onze kleine nog in zijn eigen bed ligt. Voorwaarde is wel dat ik de avond van te voren op tijd in bed lig en dat ik een rustige nacht heb.
De meeste maanden van het jaar wil het niet lukken om op tijd op te staan. Dat gevoel van vroeger is er niet meer. Ik vloek en zucht wanneer ik die wekker hoor. Mijn man vloekt en zucht de volgende vier keer als ik op snooze heb gedrukt.
Te laat komen tijdens je studie, waardoor je een college mist is niet zo erg. Drie keer in één week te laat komen op je werk, dat vonden ze wel een probleem. Mijn leidinggevende bood aan mij te bellen elke ochtend. Nu vond ik mijn leidinggevende toen best aardig, maar om zeven uur in de ochtend ietwat te veel van het goeie. Dus om niet met een pesthumeur op mijn werk te komen heb ik hier vriendelijk voor bedankt.
Ik heb nog geprobeerd om mijn leidinggevende uit te leggen dat op tijd komen zo ‘not done’ is voor een Antilliaan. Als Marokkanen hun hoofddoek op mogen houden en Joden hun keppeltje. Waarom mogen wij dan niet te laat komen. Ik heb hem zelfs aangeboden: geef mij maar een klas met alle Antillianen, dan heeft niemand meer een probleem.
Twee wekkers boden uiteindelijk uitkomst. De één kon ik nog op snooze zetten, de tweede…. stond aan de andere kant van de kamer.

zaterdag 16 juni 2012

Eetgewoontes


Iets bestellen van de menu kaart dat je eigenlijk niet kent is best een risico. Wie weet wat je te eten krijgt. In China zou ik mij daar niet aan wagen, aangezien ze daar ook hond en kat voorschotelen. Laat staan al die spinnen en andere insekten. Ik wil ze niet levend, maar zeker ook niet dood op mijn bord zien.
Voor mijn moeder is dit een soort sport geworden. Iets bestellen, waarvan ze niet weet wat het is. Dat bleek in Spanje een heel klein gerechtje te zijn, opgediend in twee hele kleine schelpjes.
Nu zijn de meeste Nederlanders niet zo ondernemend wat betreft hun eetkeuzes. In Spanje eten ze het liefst bij Kees Kroket en in Turkije lopen ze graag een blokje om naar Fred Frikadel. Ook Hans en Frietje, ooit een frietkraam op Curaçao kon geen kwaad doen bij de Nederlanders. Wat de boer niet kent, dat vreet hij niet.
Zelf wil ik graag dingen proberen, maar wel binnen de grenzen van mijn voorstellingsvermogen. Ik ben erg visueel ingesteld, een echte plaatjesdenker, dus het moet er al wel een beetje lekker uitzien. Mijn tante had jambo gemaakt. Nu ik daar woonde ( net vers uit Nederland gekomen in de jaren tachtig) moesten we dat een keer eten. Het zag er net zo uit als erwtensoep. Net zo groen in ieder geval en dat kende ik, dus dat kon geen kwaad dacht ik. Tot ik de lepel in de kom soep zette en naar mijn mond wilde brengen. De slijm trok een sliert van soepkom tot aan de lepel die gevaarlijk dicht in de buurt van mijn mond kwam.
Het beeld dat mij voor ogen schoot was dat ik die slijmsliert op zou slurpen en dat ik in één slurp de hele kom leeg zou zuigen. Met alle beleefdheid die ik als puber in mij had heb ik de soepkop teruggegeven om vervolgens nooit meer jambo te eten.
Jaren later lag een bekende van me in het Sehos. Op het menu van die dag stond lenga. Wachtend op de vis die zou komen werd ze onaangenaam verrast met de tong die op haar bord lag. Weliswaar ook een tong, maar geen die ooit in de zee had gezwommen.
Andersom gebeurt het ook. Dan komt een Antilliaan op de boulevard van Scheveningen en ziet daar een haringkar staan. Lekker visje eten. Totdat hij ziet dat deze rauw, aan zijn staart omhoog gehouden opgegeten wordt. Of de erwtensoep. Die qua kleur toch veel weg heeft van de jambo. Die hij waarschijnlijk kent van thuis. Vol goede moed zet hij de lepel in zijn soepkom, en als hij een beetje pech heeft blijft de lepel staan. Zo dik is de soep gemaakt.
In Nederland kan je ook eten uit de Antilliaanse keuken. Gisteren nog gegeten in Rotterdam. Een geweldig leuk restaurant,  goede vrienden, prima sfeer. Maar de kaart wordt wel aangepast aan het land waar ze zitten. Ze willen hun Nederlandse klandizie ook niet kwijt. Dus wel banana hasa, scampi’s, bakijouw en funchi hasa, maar geen lenga, igra, kabes, iguana of sopi mondongo.
Nederland is er nog niet klaar voor. Ik ben er nog niet klaar voor. Eerst die plaatjes uit mijn hoofd, dan ontstaat er misschien ruimte. Hoewel, met dubbele tong praten is voor niemand plezierig om naar te luisteren, en ik ben al slim zat, hoef er geen hersens bij te hebben om te weten dat ik het misschien toch maar niet moet doen.


zaterdag 9 juni 2012

wereldreiziger


Op de basisschool in Nederland moest ik vaak uitleggen waar ik vandaan kom. Bonaire. Hadden velen nog nooit van gehoord. Na een paar spreekbeurten wisten de meesten het toch wel te vinden op de kaart, maar daar hield het op. De informatie die ze ervan hadden , kwam van mij.  Ik had ze van alles op de mouw kunnen spelden, maar mijn trots op mijn roots heeft mij hier onbewust van weerhouden.
Dat ik al had gevlogen was voor velen wel het toppunt van luxe. Ik was een soort van ontdekkingsreiziger. Zelf vond ik het inmiddels ook heel speciaal. Ik was tien en had al meer dan 8 keer gevlogen. Dat het merendeel daarvan op en neer van Bonaire naar Curaçao was maakte niet uit. Ik had gevlogen. Dat zij dezelfde afstand aflegden, maar dan in een auto is nooit als vergelijking verteld.
De meesten uit mijn klas waren nog nooit in Amsterdam geweest. Dat lag ruim honderd kilometer verder. Sterker nog. De meesten waren nog nooit het dorp uitgeweest. De gemeente grens was al een hele happening. Met mijn verre buitenlandonderneming was ik een soort van bezienswaardigheid. Toen wij op mijn veertiende weer teruggingen was dat de bevestiging. Ik was een wereldreiziger.
Het werd mij al snel duidelijk op Curaçao dat ik helemaal niet zo bijzonder was. Om van het eiland af te komen moest je wel vliegen. Ik had inmiddels vrienden die vele malen vaker dan mij hadden gevlogen. Vrienden met huizen in het buitenland. Die zoveel meer van de wereld hadden gezien dan ik. Snel stond ik weer met beide benen op de grond.
Ook tijdens mijn studie en nu op het werk ontmoet ik veel mensen die veel meer van de wereld hebben gezien dan ik. Rondreizen door Azië, Afrika en het Midden-Oosten. Overal zijn ze geweest. Overal vliegen ze heen. Er zijn dus een heleboel wereldreizigers.
Het gevoel van wereldreiziger zijn zit hem niet alleen in het vliegen. Ook in mijn vrienden. De contacten van toen waren en zijn heel divers. Vanuit vele uithoeken van de wereld zijn hun ouders door de jaren en eeuwen heen op Curaçao terecht gekomen. Met elk hun cultuur en gewoontes die ze meenamen. Deze heb ik omarmd en leren kennen. Zij zijn mij dierbaar en maken van mij die wereldburger.
Dus ja, in sommige ogen ben ik exotisch en heb ik veel gezien van de wereld, waarschijnlijk minder dan een heleboel Nederlanders op dit moment, maar die cultuur die ik meeneem, die maakt dat ik mij rijk voel. Dat ik mij een uitzondering voel.
 Ook nu ken ik mensen die nooit verder dan de gemeente grens zijn gekomen. Voor hen ben ik enorm exotisch. Maar als je me op een zondag in een joggingbroek met slobbertrui door het huis ziet lopen, dan is daar weinig exotisch aan hoor. Bedenk dan dat ik achter mijn pc kruip en mij onderdompel in de wereld van fb. Een wereld van culturen en gewoontes die met elkaar versmelten en waar iedereen gelijk is. 

zondag 3 juni 2012

soap series


Televisie kijken deed ik eigenlijk zelden toen ik op Curaçao woonde. Wij konden alleen tele8 ontvangen. En behalve telefiesta en wega di number heb ik er niets van onthouden. Wij hadden in die tijd ook nog geen kastjes waarmee je Amerikaanse zenders kon ontvangen. Die namen mijn ouders pas toen we al studeerden in Nederland. Ik heb het ook nooit gemist toen ik er woonde. Er was genoeg te doen en we luisterden graag naar de radio.
In Nederland keken we veel tv. Daar leerde ik ook soaps kijken. Ik had er wel van gehoord. Ik had een tante die geen woord Spaans sprak, maar alle Spaanse telenovellas kon volgen. Wonderbaarlijk vond ik het. Pas in Nederland heb ik dat begrepen. Er viel niets te snappen aan een soap. Als je enkel wat basiswoorden kent en gezichten kan onthouden, dan kan je ze een heel aardig eind volgen.
Via studiegenoten maakte ik kennis met soaps. Amerikaanse soaps. As the World turns en de the bold and the beautiful. Ik keek ze en volgde ze. Tijdens het studeren. Gaat prima samen, je hoeft je aandacht namelijk helemaal niet bij de tv te houden, je hebt wat achtergrondgeluid en aan het eind van het programma weet je nog precies wat er is gebeurd.
Tijdens vakanties op Curaçao keken we natuurlijk ook soaps. Nu wel, we hadden inmiddels TDS. Ik kon nu niet achteloos kijken en ondertussen iets anders doen. In Nederland lopen we standaard een paar jaar achter met dit soort series. Daar krijgen we het rechtstreeks. Opletten dus. Niet alleen voor mijzelf, maar ook voor mijn klasgenoten. Die wilden na de vakantie allemaal weten hoe het met hun favoriete serie verder ging. Aantekeningen maken om de verschillende verhaallijnen van de verschillende series goed terug te kunnen vertellen heb ik nooit gemaakt, maar ik had er een handel in kunnen beginnen.
Ik kijk ze allang niet meer. Als je ze één seizoen hebt gezien, dan heb je ze alle vijftig seizoenen gezien. Toch kon ik het niet laten om de laatste aflevering van as the World turns te kijken. En ook die kwam hier pas twee jaar later. Ik had me voorgenomen om deze te zien, maar had ze volledig gemist. Via internet toch gekeken en eerlijk is eerlijk, ook nu niets gemist. Ik heb zeker tien jaar niet gekeken en kon het verhaal zonder problemen volgen. 
Nu met internet kan iedereen op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen van hun favoriete soap. En eerlijk gezegd is dat best een beetje jammer. Ik vond mijzelf wel speciaal dat ik aan mijn studiegenoten kon vertellen wat er zou gaan gebeuren. Ik wist dat. Alleen ik. Ik had even mijn vijf minuten of fame. Ik had een handeltje moeten beginnen. Dat ik daar nu pas aan denk.