Vroeg opstaan. Ik heb er een haat-liefdes verhouding mee. Ik
ben een ochtendmens. Dus sta ik graag op tijd op, omdat ik dan het meeste werk
verzet krijg. Maar als die wekker gaat wil ik hem het liefste door de kamer
heen gooien in de hoop dat hij een pijnlijke dood heeft en mij nooit meer wakker
maakt. Ook mijn zoon heeft de neiging om ons op onchristelijke tijden wakker te
maken. Om hem nou ook door die kamer heen te gooien gaat wat ver, maar het
gevoel is er niet minder om. Mijn hele lijf schreeuwt: ik wil nog doorslapen.
Vooral in de winter is dit een probleem. Het is buiten nog donker en in de
kamer is het koud. Onder de dekens is het warm. Mijn bioritme loopt niet gelijk
met het ecoritme.
Op de Antillen had ik er geen last van. Als klein kind op
Bonaire, was ik altijd vroeg wakker, als ik de verhalen mag geloven. Zo vroeg
dat mijn vader met mij over het eiland ging rondrijden. Schelpen zoeken bij
witte pan. Ook op Curaçao was het geen probleem. Om zes uur opstaan was heel
gewoon. School begon om half acht, dus je moest wel. Vroeg opstaan, onder die
te koude douche, in de auto en naar school.
Tegen de tijd dat ik begon uit te gaan werd het iets
moeilijker om op te staan, maar ook nu stond ik liever vroeg op om nog wat te
studeren, dan dat ik later in de avond doorging.
In Nederland lukt het niet. In de zomer wil het nog wel eens
lukken om uit mezelf wakker te worden. Bij mooi weer, als de vogels fluiten, de
zon door de gordijnen heen op mijn gezicht schijnt en onze kleine nog in zijn
eigen bed ligt. Voorwaarde is wel dat ik de avond van te voren op tijd in bed
lig en dat ik een rustige nacht heb.
De meeste maanden van het jaar wil het niet lukken om op
tijd op te staan. Dat gevoel van vroeger is er niet meer. Ik vloek en zucht
wanneer ik die wekker hoor. Mijn man vloekt en zucht de volgende vier keer als
ik op snooze heb gedrukt.
Te laat komen tijdens je studie, waardoor je een college
mist is niet zo erg. Drie keer in één week te laat komen op je werk, dat vonden
ze wel een probleem. Mijn leidinggevende bood aan mij te bellen elke ochtend. Nu
vond ik mijn leidinggevende toen best aardig, maar om zeven uur in de ochtend
ietwat te veel van het goeie. Dus om niet met een pesthumeur op mijn werk te
komen heb ik hier vriendelijk voor bedankt.
Ik heb nog geprobeerd om mijn leidinggevende uit te leggen
dat op tijd komen zo ‘not done’ is voor een Antilliaan. Als Marokkanen hun
hoofddoek op mogen houden en Joden hun keppeltje. Waarom mogen wij dan niet te
laat komen. Ik heb hem zelfs aangeboden: geef mij maar een klas met alle
Antillianen, dan heeft niemand meer een probleem.
Twee wekkers boden uiteindelijk uitkomst. De één kon ik nog
op snooze zetten, de tweede…. stond aan de andere kant van de kamer.