maandag 25 september 2017

Zomaar een dinsdagmiddag

De hitte wil niet uit het huis, de hitte wil niet uit mij. Ik pak de tassen die altijd klaar staan en sjouw ons in de hete auto. Niet veel later staan we met onze voeten in het zand en ploffen neer op een strandstoel. Even wat drinken, een potje backgammon en dadelijk een frisse duik in het water.
Als ik aan mijn strandburen vraag of ze even op mijn tas willen letten kijken drie mannen en een vrouw mij even stil aan. Net wanneer ik verwacht dat ze gaan vertellen dat ze zo weg moeten of erger nog, dat ze heel direct zullen zeggen dat ze daar niet aan beginnen, zegt een van de mannen dat het goed is. Niet heel enthousiast, maar ik hap meteen toe. Ik vertel een warrig , maar waargebeurd verhaal dat we meemaakten op Caracasbaai, nog niet zolang geleden. Daar werd een tas voor de ogen van de zwemster meegenomen door een paar gasten die duidelijk geen relatie met haar hadden. Zij lag in het water en zou  nooit op tijd eruit gekomen zijn en lijdzaam keek ze toe naar deze diefstal. Op dat moment kreeg ik veel aanwijzingen van het gezelschap. Dat ik mijn tas beter bij hun stoelen neer kon zetten en de backgammon die ik mee had moest goed afgedekt worden, want vanaf dat moment was niemand meer te vertrouwen als ik hun verhalen mocht geloven.
Ik kijk rond en zie dat dat wel mee zal vallen. Ik wordt afgeleid door twee roze opblaasflamingo’s die op hun rug liggen en twee blauwe bikini-meiden. Duidelijk vriendinnen, dezelfde bikini. Verder wat toeristen en andere eilandbewoners die verkoeling zoeken.
Eenmaal in  het water zag ik alleen de hoofden nog van de strandburen. Ze wandelden met mijn tas. Toch voorzichtig geworden, enigszins twijfelend aan mijn mensenkennis ga ik het water weer uit. Niets aan de hand. Ze zijn in de zon gaan liggen en hebben behalve hun hele eigen hebben en houden ook mijn tas meeverhuisd. De backgammon, waar ik achteloos de handdoek half op had gegooid, ligt nu hermetisch afgesloten onder mijn handdoek op een tafeltje naast de strandburen. Ik bedank ze vriendelijk en kijk het strand rond. Met mijn mensenkennis zit het dus nog wel goed. Mijn incasseringsvermogen wordt echter danig op de proef gesteld als ik flink wordt ingemaakt met backgammon. De roze flamingo’s liggen nog even roerloos, de blauwe bikini’s hebben gezelschap gekregen van het manvolk. De strandburen zoeken nu zelf verkoeling terwijl er één op wacht zit bij hun tassen. Zomaar een dinsdagmiddag. Wat een rijkdom. Zomaar, omdat het kan.

Orkaan Irma

Er zijn geen woorden voor om goed te kunnen beschrijven wat er in Sint Maarten en omringende eilanden is gebeurd met de orkaan Irma en tegelijkertijd zijn er heel veel woorden voor. Dat blijkt wel uit al die verschillende meningen die rond gaan over deze ramp, maar meer nog over de gevolgen van de ramp. Op voorhand was het vooral heel spannend voor iedereen. Er werd veel voorlichting gegeven en mensen bereidden zich zo goed mogelijk voor. Lang leven sociaal media. Voor ons als bijstander, die op veilige afstand meekeken was het afwachten hoe vrienden en familie de orkaan hadden doorstaan. Van sommigen hoorden we redelijk snel dat het goed ging, van anderen duurde het wat langer. Nadat de eerste uren waren verstreken en de eerste beelden naar buiten kwamen werd pas goed duidelijk hoe groot de ramp is. Wat een ravage. Overal liggen auto’s, boten, huizen, bedrijven. Alles ligt in puin. Sommige mensen zijn alles kwijt, anderen doen verwoede pogingen om datgene dat ze nog hebben bij elkaar te houden.  Je hoort en leest schrijnende verhalen van mensen die bang zijn.
Ondertussen krijgen wij berichten uit Nederland of wij wel oke zijn. Ik neem het ze niet kwalijk dat ze niet weten dat de eilanden zo’n 900 kilometer uit elkaar liggen. Een afstand even ver als Amsterdam en Zwitserland. Ik lees het als meeleven en begaan zijn met anderen. Toch roept dit wrevel op bij sommigen die het niet kunnen laten om via sociaal media meteen snerende opmerkingen te moeten maken over de domheid van sommigen  . Zo ook die groep mensen die in Nederland, wederom via sociaal media, roepen dat elke vorm van hulp niet nodig is en dat Nederland eerst maar eens aan hen moet gaan betalen. Geen hulp dus nodig voor diegenen die niets meer hebben, helemaal niets meer. In dit geval kan ik het niet opbrengen om te denken dat onwetendheid bij deze mensen hen het recht geeft om dit soort uitspraken te doen. Ik gun dit soort mensen een eigen orkaan, zodat ze zelf kunnen ervaren en voelen wat het is om echt niets meer te hebben. En niet te roepen vanaf de bank, kijkend naar de tv, met een mobiel in de hand, terwijl het eten op het fornuis staat, dat je zelf ook niets hebt. 
Een ramp haalt het beste en het slechtste naar boven bij mensen. Niet alleen bij ons, die aan de zijlijn staan of bij hen die voor de tv luid roepen. Ook voor de slachtoffers. Ik zie ze ook lopen met die tv op hun schouder, en die koelkast op een steekwagen. Het enige dat ik dan denk is, waar ga je het laten als je helemaal geen huis meer hebt. En hoe wil je je weer vertonen in de gemeenschap als straks iedereen de beelden heeft gezien waar jij met je boevengezicht duidelijk zichtbaar in beeld bent. Dat je eten en kleding onbetaald meeneemt, daar kan ik alle begrip voor opbrengen, maar dat je hotels binnen loopt om de toeristen te beroven, is een brug te ver. Het is een ramp in vele opzichten en ik ben bang dat het nog jaren gaat duren voordat iedereen deze klap te boven is. 

Onsportief

Ik had er nooit aan moeten beginnen. Ik wist het de eerste keer al. En nu voor de vierde keer trapte ik er toch weer in. Ik liet mij overhalen. De voornaamste reden was dat mijn man niet mee kon en ik ons kind niet mee wilde geven met anderen. Dit was onze eigen verantwoordelijkheid. Een van ons zou erbij moeten zijn , dus was ik de gene die dit keer mee zou gaan. Tot de avond ervoor heb ik smoesjes verzonnen. Hoofdpijn, buikpijn, achterstallig werk, maar ik moest toch gaan. De eerste twee keren riep ik na afloop ook dat ik het nooit meer zou doen. Maar dat was dertig jaar geleden. Het eerste bankje was ons doel, die tweede keer. Maar ook toen, onder druk van de groep, zijn we toch verder gegaan. En de beloning moet gezegd worden is meestal overweldigend mooi. Zoals die ene keer dat de helikopter zou dichtbij was dat we oog in oog stonden met de piloot. Of die keer dat we hertjes zagen die in een plas water stonden te drinken. En dat koele water achteraf op één van de baaien is ultiem.
Maar nu is het toch echt klaar. Ik ga niet meer. Nooit meer. Ik geef mij gewonnen. Mijn man mag deze taak overnemen tot zoonlief groot genoeg is om alleen te gaan. Dan mag hij het verder zelf doen. Hoewel ik mij afvraag of hij dat nog wil. Astma en hoogtevrees zijn geen goede combinatie voor deze sport bleek dit keer. Want een sport wil ik het wel noemen. Het is een work-out waar ik u tegen zeg.  Ik ken mensen die er twintig minuten over doen. Ik ben die iemand niet. Ik ploeter vanaf de eerste meters tot de laatste. Het is geen sportieve sport. Ik sta constant op achterstand en kan het op geen enkel moment inlopen. En dat met goede schoenen, genoeg water en een gedegen mentale voorbereiding.
Toen ik al een tijdje gestopt was met roken ondernam ik mijn derde poging. In de veronderstelling dat dit het verschil zou maken en inderdaad, het ging makkelijker. Inmiddels rook ik al heel lang niet meer, maar het verschil voel ik niet meer. Dat was enkel die ene keer.

Onderweg heb ik meerdere keren een goed gesprek gehad met mijzelf en de tegenpartij. De tegenpartij vroeg uiteindelijk of ik alsjeblieft niet weer terug wilde komen. Al dat gezeur, gepuf, gehijg en gemopper waren geen reclame voor hem. Het schrok mensen af. Ik heb goed geluisterd en ben het helemaal met hem eens. Ik zal anderen aanraden om erheen te gaan, ik zal het altijd blijven promoten, maar zelf zal ik geen stap meer zetten op deze berg. Heer Christoffel, u heeft gewonnen. Ik kwam, ik zag, hij overwon. 

Komkommertijd

In Nederland gingen wij regelmatig naar het bos. Klein, groot, dennenbos, loofbomen, het maakte niets uit. Mijn man is een bosfan. Ik minder. Ik raak volledig gedesoriënteerd in een bos. Kan de weg nooit vinden en vind elke boom op elkaar lijken. Mijn man daarentegen weet blindelings de weg te vinden. Zet hem in een willekeurig bos en hij vindt de weg. Zet hem daarentegen in de stad en hij kan geen straat vinden. Het leuke aan het bos vind ik dat je er altijd wel iets kan vinden. Het zij om te knutselen, het zij om te eten. Het liefst liep ik in de bramentijd door het bos. En bij de rijpe bramenstruiken streken we neer om ons te goed te doen aan een paar bramen. Nu zijn er blijkbaar mensen die daar meteen een handel in hebben gezien en met meerdere volle emmers tegelijk het bos uit zijn gelopen, met het idee om deze onderhands te verkopen. Dat dit meteen gevolgen heeft gehad voor ieder zoals wij,  die op zondagmiddag een handje bramen kwamen eten, zomaar, omdat het kon, werd al snel duidelijk .
Met grote kop stond het in de kranten: bramen plukken in het bos is strafbaar. Je kan er een boete voor krijgen. Ik zucht en ben blij dat ik niet in Nederland woon. Zelfs op afstand kan ik mij erover opwinden. Zo ook dat een vijfjarig kind wordt beboet, omdat het limonade verkoopt voor zijn huis. Ik vermoed dat zijn totale dagopbrengst nog geen drie euro zal zijn, maar dat bestraffende en betuttelende vingertje van de overheid moet en zal opgeheven worden.
Onze kenepa- en mangobomen droegen zoveel vrucht dit jaar dat we menigeen blij hebben kunnen maken met een zakje fruit. Wat we ervoor wilden hebben is vaak gevraagd. Nou, niets, eigen teelt, niets voor hoeven doen, enkel  plukken uit de boom. Ik zie ze hier al staan, oom agent, heeft u wel een vergunning om deze kenepa’s en mango’s uit te delen? Zijn ze wel door de voedings-en warendienst heen gekomen? Als u mij twee zakken geeft, dan zal ik er niets van zeggen.
Het zal wel aan de tijd van het jaar liggen dat er nu aandacht is voor deze kwesties. De politiek is met reces. De media kan zich daar niet op afgeven en is op zoek naar ander nieuws. Met recht komkommertijd. Het zou wel passen in deze tijd als de kranten hier bericht van zouden maken. Ik zie de koppen al voor me: vergunning nodig voor uitdelen fruit uit eigen tuin. Weggeven mag niet meer. Laat staan verkopen.
En net als dat mijn vader zijn zelfgekweekte papaja’s op de tuinmuur legt om mee te nemen, legden onze buren in Nederland de stoofperen buiten aan de weg. Zij hadden er een potje bij staan waar men een euro in kon doen ter donatie. Het vertrouwen dat het kan en dat je anderen blij kan maken  hiermee zou genoeg moeten zijn voor de overheid om niet bestraffend op te treden.

En hoewel het dan kommertijd heet, maakt men zich toch te druk over de bramen, al dan niet verkocht door een vijfjarig kind die ze net zelf heeft geplukt bij zijn moeder in de tuin. 

Chikikunya

Al jaren loop ik bij de arts. Al jaren heb ik last van pijnlijke gewrichten. Toen ik in Nederland, na een vakantie op Curaçao, aangaf daar minder last gehad te hebben van mijn kwalen, kwam ik bij de reumatoloog terecht. Het hele traject bij de reumatoloog heeft een paar maanden geduurd. De eindconclusie van de arts was dat ik geen reuma had. Mijn conclusie was dat deze arts veel te dik was en het enige waar ik eigenlijk naar kon kijken was zijn blouse die bol over zijn veel te dikke buik gespannen zat en waarvan ik verwachte elk moment een knoopje op te moeten vangen.
Op mijn werk kreeg ik het advies om mijn bureau en stoel ergonomisch, arbo technisch verantwoord af te stellen. Dat niemand daarbij hielp was een beetje jammer. Het grote bureau op zijn kant krijgen, poten afstellen en weer terug zetten zou een hele opgave zijn voor een gezond iemand, laat staan voor iemand met de reumatische klachten die ik dagelijks had. De reden was dat ik mogelijk RSi had. Dat ik deze RSI klachten ook in mijn tenen en rug had werd opzij geschoven.
De klachten bleven. Niet elke dag even erg. Sommige dagen voelde ik niets en net als ik dacht, ik ben er vanaf, kwam het in alle hevigheid terug. Ondertussen was ik soort van uitbehandeld. De huisarts in Nederland wist het ook niet meer. Eenmaal op Curaçao had ik nog steeds last van mijn klachten. En toen las ik een artikel over chronisch chikikunya. Maar bij mijn weten had ik dat  nooit gehad. Zika had ik zekere gehad. Wij alle drie. Daar konden we niet omheen. In december zagen we er om de beurt alle drie uit als een soort van krentenbol. Overal hadden we uitslag. En dengue wist ik ook dat ik gehad had. Twee keer al. Dat was een grote misvatting van mijn kant. Ik wist zeker dat je dat maar één keer kon krijgen, tot ik het voor de tweede keer kreeg. Maar chikikunya niet. Ik kon mij niet herinneren dat ik met hoge koorts en pijnlijke botten in bed had gelegen. En toch liet de bloedtest iets anders zien. Ik had het wel gehad.
Inmiddels heb ik meerdere mensen gesproken met dezelfde klachten. Een pot groente open draaien is bij tijd en wijle onmogelijk. Elke ochtend sta ik open met verkrampte vingers, soms ook met verkrampte tenen. Soms heb ik zo’n rugpijn dat ik krom door het huis heen loop. En altijd als ik denk, nu duurt het te lang, verdwijnt het weer voor even. Maar nooit helemaal. Het zal er altijd blijven. Een medicijn is er niet. Het weerhoudt mij ook nergens van, hoewel ik het denk ik wel als smoes ga gebruiken voor de Christoffel.

Het is ongemakkelijk, hinderlijk en ik kan niet altijd eten wat ik wil, maar sois, er zijn ergere dingen. En toen zei de huisarts: dit is wel zo, maar dat je toen geen reuma had, wil niet zeggen dat je nu geen reuma hebt. Dat kan op een ander moment zich wel openbaren. Het enige dat ik toen zag openbaren, was die enorme dikke buik van die reumatoloog waar zijn blouse overheen bolde. Ik hou het we op  chronische chikikunya. Tot het te erg wordt, en dan is waarschijnlijk weer even over voor een poosje.

rust

Ik was het vergeten. Had er zelfs nooit meer aan gedacht. Dit gevoel. Maar toen het er was herkende ik het meteen. Dat gevoel dat ergens in de vakantie ontstaat. Dan is het druk op het eiland. Druk met vakantiegangers. Druk met familie, vrienden en bekenden die uit Nederland of elders hierheen komen om vakantie te vieren. Elke dag is er ergens wel iets te doen. Barbecue, happy hour, zwemmen, even naar Punda, veel uit eten en ga zo maar door. Tussendoor hebben wij thuis onze rustmomentjes gevonden en gepakt, maar druk bleef het. En ik genoot van elk moment. Ik koester elk moment en toch ben ik blij als het dadelijk weer rustig wordt. Dat iedereen weer naar huis gaat. Het klinkt zo ondankbaar en zo is het zeker niet bedoeld. Ik heb lang uitgekeken naar iedereen die hier nu nog is, maar heb behoefte aan mijn eigen regelmaat en eigen gewoontes. We passen ons nu vaak aan, aan iedereen die hier nu is. Gaan graag naar al die feestjes. Doen gezellig mee en genieten van iedereen die er is.
Straks is het weer stil. Is alles weer aan het werk, of naar school. Zijn de vakantiegangers allemaal weer naar hun eigen huis en haard. En dat is ook goed. Ik was dit gevoel helemaal vergeten en ineens was dat er weer. Gelukkig kende de familie dit gevoel nog van vroeger, dus ik kon het ook uitspreken zonder dat de ander zich aangesproken voelde. Het mocht er zijn. Ik heb mij ook afgevraagd of het anders kon. Dus niet bij al die gezellige feestjes en samenkomsten zijn. Maar die wilde ik ook niet missen. Laat staan zoonlief. Die genoot van al zijn neefjes en nichtjes om hem heen. Manlief dook af en toe onder water en zocht daar de stilte op.
Ik bedenk mij alvast dat als wij straks een keer in Nederland zijn, dit voor de familie daar hetzelfde kan voelen. Ik maak een mentale aantekening om daar rekening mee te houden. We zullen veel ons eigen ding gaan doen.
Het hoort er allemaal bij. Je kijkt maanden, weken en dagen uit naar iedereen die gaat komen. En hoe verdrietig  het ook is dat ze weer gaan, fijn is het ook. Niet alleen voor de rust, ook voor de portemonnee, want eerlijk is eerlijk. Best leuk al die happy hours en etentjes, maar samen slurpen ze toch mijn bankrekening leeg.

Ik weet dat het gevoel van rust snel over is. Het werkleven, de sportclubs, de bijlessen, de boodschappen en al die andere dagelijkse bijkomstigheden die de dagen vullen, nemen dadelijk al snel weer de overhand. En tegen die tijd dat de bankrekening weer op adem is gekomen kijk ik alweer uit naar de familie die over een paar maanden, weken of dagen weer langs zal komen.

dia di bandera

Ik heb dia di bandera in Nederland nooit uitbundig gevierd. Wel hing de grote Curaçaose vlag aan onze voorgevel. Er is toen wel eens gevraagd waar de boekentas was en wie er geslaagd was. De vlag uithangen op 2 juli is in Nederland ongewoon, het is daar geen officiële feestdag, niemand van het koningshuis is dan jarig, maar in die periode zie je wel dat mensen vlaggen als hun kinderen zijn geslaagd voor de middelbare school. Niet alleen de vlag hangt dan uit, maar er hangt dan ook een boekentas bij. Onze kleine paste toen minstens zes keer in de vlag, zo lang is het geleden dat ik hem opgehangen heb. Inmiddels hebben we een kleiner formaat vlag, zo één die aan een autoraam past, dus de verhouding met zoonlief is tegengesteld.
We pakten deze zondag nog net het ceremoniële staartje mee op het Brionplein. Spanning op de gezichtjes van de jonge kinderen, ernst op de wat oudere. De senioren liepen ontspannen, het was hen wel bekend. Prachtig om iedereen met schoon gesteven uniformhemden en gepoetste schoenen te zien paraderen. Prachtiger dat sommigen of nog geen uniformhemd hebben of deze niet konden vinden, maar wel net zo trots mee liepen met de rest. De politiedroom van zoonlief bekoelde enigszins, want als dat inhield dat je dan ook in de parade mee moest lopen, daar had hij geen zin in. Dus mijn antwoord op zijn vraag over hoelang hij nog de tijd had om te beslissen wat hij wilde worden later, stelde hem weer gerust.
Bij onze wandeling op de brug kwamen we denk ik alle ministers en statenleden tegen. Ik heb niet gekeken of ze het er allemaal waren. Het waren veel mannen in pak en veel vrouwen in prachtige jurken. Zij liepen van het Brionplein naar Punda. Is er een protocol als deze groep mensen langs loopt? Of is dat alleen bij de koning en de koningin? Het blijft natuurlijk wel Curaçao, we wonen hier niet in Wassenaar. Nog geen tien meter verder kom ik een statenlid tegen die ik al heel lang ken. Jeugdvrienden zijn we. We geven elkaar een brasa en kletsen te kort, maar snel even bij. Dat voelde  heel normaal. Ik leg mij er bij neer dat mijn spontaniteit mij wel eens in moeilijkheden brengt, maar nooit dusdanig dat ik er wakker van lig. Die brasa omarm ik als cultuurvoorwaarde voor het eiland waarop we wonen. Waarschijnlijk is dit zo’n momentje waarbij ik mijn man hoor zeggen: Monique, stop nou eens met denken. Ik geniet van de rest van de ochtend, de muziek, het eten, de mensen om mij heen. Van mijn zoon die vol enthousiasme in de winkel van mijn tante meehelpt en dankbaar een ijsje accepteert.  Op de terugweg haal ik uit voorzorg even onze autovlag binnen. Hij wapperde bijna van zijn stokje. Later hingen we hem overdwars weer terug. Een beetje tegendraads met een eigen wil. Past wel bij ons

op bezoek

Ik kan mij nog goed herinneren dat mijn moeder een keer alleen naar Nederland vloog toen wij hier woonden  en dat ze in het vliegtuig, bekenden uit ons oude dorp tegen was gekomen in het vliegtuig. Dat wil zeggen, de garagehouder waar onze auto twee keer per jaar naartoe ging. Geen mensen bij wie je op de koffie ging, maar je zei elkaar wel gedag in het dorp. Zij waren op vakantie geweest en hadden een leuke tijd gehad. Ze zijn niet bij ons op bezoek geweest, dat zou ook gek zijn geweest, zo goed kenden we elkaar niet. Sterker nog, het duurde ongeveer een halve vliegreis voordat ze doorhad wie de mensen precies waren. Na eerst alle familie, vrienden en collega’s van Curaçao in gedachten afgelopen te zijn, daarna die van Nederland en het toen nog niet wist. Pas toen ze er niet meer aan dacht wist ze het ineens. Tegenwoordig kom je elkaar niet meer toevallig tegen. Je weet dankzij Facebook precies waar mensen zijn of zijn geweest. Meestal zetten mensen hun vakantiefoto’s pas nadien op internet. Zo ook met deze kennissen. Het was zo mooi geweest op Curaçao, een droomvakantie. Ik bleef even naar het scherm staren en verbaasde mij over het feit dat ze hier waren geweest. Meer nog dat ze niets hadden laten weten. Ook deze mensen kenden we uit het dorp waar we woonden. En deze mensen waren meer dan gewone kennissen. Samen met manlief jarenlang bij dezelfde zangvereniging, en hun zoon beste vrienden met mijn bonusdochter. En dan lees je dat ze geweest zijn. We zijn nog geen jaren weg. Ik had op zijn minst verwacht dat ze zouden laten weten dat ze er zouden zijn. Hoe gek is het als je elkaar per ongeluk tegen komt in Punda of op het strand. De kans dat je elkaar niet ziet is zoveel kleiner. Dat ze geen behoefte hadden aan contact is een conclusie die ik nu trek. Ik had dat wel graag van te voren geweten. ‘We zijn op Curaçao, maar de tijd is zo kort, en we willen echt samen weg , dus het zal er niet van komen om elkaar te zien’,  is toch een kleine moeite denk ik dan. Daar zou ik geen enkel probleem mee hebben. Een mailtje is zo gestuurd. Wellicht wilden zij zich niet aan ons opdringen hou ik mijzelf maar voor. Dat is een minder pijnlijke gedachte.
Gelukkig spreken we ook veel mensen die wel de moeite nemen om contact te zoeken. Soms zien we ze maar vijf minuten, soms een hele avond, maar leuk is het altijd wel. Zelfs contacten van verder weg. De zus van mijn zwager en haar man waren hier. We zouden met hen gaan borrelen, maar door omstandigheden werden dat een kleine vijf minuten en ook nog alleen met mijn man. Toch leuk om elkaar even gezien te hebben. Dat het dan soms toch nog bijna mis kan gaan bleek wel toen een mailtje van vrienden in onze spambox terecht was gekomen. Op de valreep toch nog kunnen lunchen. Ik heb mijn spambox nog gecheckt deze week, maar daar toch echt geen mail in van deze  bekenden. Wel van een heleboel anderen die maar wat graag contact zouden willen met ons. We hoeven alleen maar even de actievoorwaarden te liken en voilà, voor we het weten, zijn we vrienden voor het leven en hebben we wekelijks contact. 

herfst

Er zijn op Curaçao ook seizoenen. Op dit moment zitten we voor mijn gevoel in een soort herfstseizoen. De blaadjes blijven vallen van de bomen. Onze tuin ligt bezaaid met bloemen en blaadjes, van de mango, de kenepa en de mispel.
In Nederland vielen de blaadjes in de herfst ook fink van de bomen. Net zolang tot er geen blad meer aanzat. Die periode duurde een paar weken, een paar flinke stormen zorgden ervoor dat al het blad uiteindelijk allemaal in het gras in de tuin lag. Het harken kon beginnen. Met een grote bladhark bleef ik blaadjes harken tot alles weg was en de tuin winterklaar was, zoals ze dat met een mooi woord zeiden. Ik heb het ook wel eens niet weggehaald, maar dat bracht een grote rommel en gladheid met zich mee. Bovendien hou ik van een opgeruimde tuin ben ik achter gekomen. Onze tuin in Nederland was enorm groot, met veel grote bomen, dus toen we hier kwamen en in eerste instantie een huis huurden met voornamelijk palmen was  ik daar erg blij mee. Bovendien had dat huis een betonnen tuin dus die bladeren van die paar bomen die er stonden konden opgeveegd worden. In onze nieuwe tuin staan grote oude bomen, fruitbomen, prachtig en vol vrucht, heerlijk. De buren vertelden mij dat een groot deel van de tuin gesnoeid was. Ik vroeg mij af hoe dat eruit gezien moest hebben en kon mij daar geen voorstelling van maken. Ook deze bomen verliezen blad, maar deze vallen in het kleine grind. Dus de bladhark kon weer tevoorschijn komen. Nu vond ik bladharken in gras al niet grappig. Bladharken in grind is erger. Het gros van het blad neem ik wel mee, maar het is nooit helemaal weg, dus ik zie altijd nog blad liggen. Bovendien is het hier een soort van permanente herfst. Het blad blijft maar vallen. Er lijkt geen einde aan te komen. In Nederland keek ik de boom in en dacht nog één of twee flinke stormen en de boom is kaal. Nu kijk ik de boom in en denk, pfff, het blad groeit er harder aan dan dat het eruit valt. Ik heb een bladblazer geleend en dat was heerlijk. Snel al het blad aan de kant, in vuilniszakken en aan de kant. Helaas vond onze hond die dichte zak een ware uitdaging die nacht, dus in de ochtend kon ik opnieuw beginnen. Ik dacht dat het vorige seizoen al een herfstseizoenwas, toen we last hadden van allerlei beesten die naar binnen wilden, ik vergeleek het met de herfstspinnen. We leven in een soort van permanent herfstseizoen, met zomertemperaturen en een continue geboortegolf bij de dieren die je in Nederland alleen in de lente ziet. Het winterseizoen gaat hier aan ons voorbij. Die zie ik enkel terug in vierkante vorm, in mijn glas drinken waar hij altijd welkom is.