zondag 29 mei 2011

treinkaartjes

Antillianen zijn altijd te laat. Antillianen hebben geen geld. Het klopt als een bus, maar dat is altijd maar tijdelijk, als we net in Nederland wonen. En het is niet eens onze eigen schuld. Het is de schuld van onze voorgangers. Onze mede- Antillianen die ons niet uitleggen hoe het openbaar vervoer in Nederland werkt.
Ik geef een voorbeeld. Ik wil met de trein van Arnhem naar Amsterdam. Ik sta op het station en bekijk het grote gele bord van de NS. Na enig speurwerk ontdek ik het traject Arnhem- Amsterdam. Ik zie dat de trein verschillende keren stopt. Dat er een verschil is tussen een sneltrein en een stoptrein wordt mij pas weken later duidelijk. Dat er een trein rijdt is al heel wat.
Goed, ik heb gevonden dat de trein dus meerdere keren stopt. Ik zie dat de eerste stop in Ede /Wageningen is.  Mooi, ik loop naar het loket en koop een kaartje Arnhem – Ede / Wageningen. Voldaan dat dit is gelukt stap ik in de trein en ga rustig bij het raam zitten. Bij Ede / Wageningen roept de machinist om waar we zijn en ik stap uit. Het merendeel van mijn medereizigers blijft zitten en kijkt stoïcijns uit het raam naar buiten. Ik niet. Ik loop opgewekt naar beneden, want om de een of andere reden zijn de loketten van de treinstations altijd beneden of boven, maar trappen zul je lopen. Bij het loket kijk ik rond en zie weer een groot geel bord waarop ik zie dat het volgende station Utrecht Centraal is. Bij het loket koop ik een kaartje Utrecht Centraal en met het kaartje in mijn binnenzak gestoken wacht ik tot de volgende trein arriveert.
Dit hele gebeuren herhaalt zich tot ik in Amsterdam ben. Weliswaar drie uur later dan aanvankelijk gepland, maar ik was er. Het heeft me een rib uit mijn lijf gekost. Maar nogmaals, ik was er.
Studerende vrienden die mij van het station haalden vroegen waarom ik zo laat was waarna ik mijn verhaal deed. Hilariteit ten top. Nog net niet rollend over de vloer werd ik zwaar door de mangel gehaald. Je koopt niet bij elke station een nieuwe kaartje, je koopt aan het begin van je traject een kaartje en daarmee reis je tot je eindbestemming. Dat is veel sneller, en zeker ook goedkoper.
Dit verhaal is in de jaren zestig waar gebeurt en je mag toch hopen dat vandaag de dag de beursalen toch beter voorgelicht worden dan toentertijd, maar niets is minder waar. In de jaren ’90 van de vorige eeuw gebeurde dit nog steeds. Ik weet niet of het in de jaren 2000 ook is gebeurt, vast wel. Feit is wel, dat we Antillianen die te laat komen of blut zijn eerst moeten vragen of ze met de trein zijn gekomen voordat we een oordeel over ze vellen.

zondag 22 mei 2011

rijbewijs

Ik heb mijn rijbewijs gehaald toen ik op Curaçao woonde. Geweldig, als ik erop terug kijk. Ik werd naar een parkeerplek gedirigeerd waar ik achteruit in parkeren moest oefenen. Ondertussen was mijn rijinstructeur uitgestapt, bij de snackbar aan de overkant gaan staan en had daar klaarblijkelijk met zijn vrienden afgesproken. Na een paar soda’s uit een bruin papieren zak werd de les hervat. Naïef als ik was, vond ik dit niet meer dan normaal.
Deze rijinstructeur is ook de enige man die mij ooit geslagen heeft. Bij het door de bocht heen gaan , had ik de neiging om met beide handen aan het stuur door te draaien, waardoor mijn handen in een vreemde knoop terecht kwamen. ‘No mamita’, hoorde ik hem zeggen, terwijl ik een tik op mijn vingers kreeg. Ik moest er wel om lachen.
Na een les of dertig, veertig, mocht ik examen doen. Eerst theorie, gezakt. Nog een keer, weer gezakt. Drie maal is scheepsrecht zeiden ze. En dat klopte, de derde keer was ik geslaagd. Met die ervaring in mijn achterhoofd stond ik trillend naast de examinator om het examen af te leggen. Maar het ging goed. ik slaagde de eerste keer en was reuze trots.
Ik heb nog jaren rond gereden op het eiland voordat ik naar Nederland vertrok. Daar moest ik mijn rijbewijs laten omzetten naar een Nederlands rijbewijs. En dat ging niet zomaar. Ik moest kunnen aantonen dat ik op Curaçao woonde toen ik mijn rijbewijs daar had gehaald. Wat overgangsrapporten van het MIL verder en ik kreeg mijn Nederlandse rijbewijs. Maar wat was dat? Er stond een aantekening in.
De aantekening luidde: rijbewijs behaald op de Nederlandse Antillen.
Nog geen twee jaar geleden werd ik aangehouden voor een politiecontrole. Ik liet mijn rijbewijs zien en de agent in kwestie loopt ermee naar zijn politiebus. Vreemd dacht ik nog. Wat nu? Standaard procedure? Of iets anders?  De aantekening was de boosdoener. De agent moest contact opnemen met het hoofdbureau, werd mij uitgelegd, om te vragen wat de afkorting 70 NA betekende. Juist, behaald op Nederlandse Antillen . De agent lachte een beetje en vroeg nog net niet of ik het rijbewijs had gekregen bij een pakje boter.
Die vraag wordt mij namelijk nog steeds wel eens gevraagd als ze horen dat ik mijn rijbewijs op de Antillen heb gehaald. De wildste verhalen doen de ronde. Mensen kopen hun rijbewijs, ze hoeven geen lessen te nemen, examinatoren worden omgekocht. Er is maar één weg daar, geen stoplichten, etc etc.  Dat ik gewoon heb moeten lessen ,en gewoon examen heb moeten doen klinkt hun ongeloofwaardig in de oren.  Daarbij wordt ik veroordeeld zonder dat deze mensen ooit bij mij in de auto hebben gezeten.
Ik vond en vind het nog steeds een enorme belediging.  Een belediging dat  die aantekening in mijn rijbewijs staat, maar vooral dat er dan smalend over wordt gedaan door anderen. Het zou juist andersom moeten zijn. Het verkeer op Curaçao is voor de in hokjes denkende, met alle regeltjes groot gebrachte  Hollander,  chaotisch en onoverzichtelijk. Dan zou je toch juist denken dat ze bewondering moeten hebben voor iedereen die daar heeft leren rijden. Links, rechts, van voren, van achteren, van alle kanten komt het verkeer je tegemoet en je snapt het ook nog. Je toetert een keer, en je krijgt een chance om door te kunnen rijden. Daar zou de gemiddelde Nederlander nog een voorbeeld aan kunnen nemen. 

zondag 15 mei 2011

kledingcodes

Ik heb inmiddels verschillende bruiloften meegemaakt van Nederlandse vrienden. Ook veel op Curaçao, dus vergelijkingsmateriaal heb ik wel. Het grootste verschil echter is toch wel de kleding die gedragen wordt op zo’n gelegenheid.
Ik ben niet anders gewend dan dat ik voor bruiloften iets nets in de kast heb hangen. Niet één jurk, nee minstens een paar. Stel je voor dat je een paar bruiloften in een paar jaar hebt binnen dezelfde vriendenkring. Dan wil je toch niet steeds in dezelfde jurk gezien worden.
Groot was mijn verbazing dan ook toen ik voor het eerst op een bruiloft van een collega was.  Thuis gekomen na het werk heb ik eerst uitgebreid gedoucht, daarna omgekleed, make-up, jurk, hakjes, haren netjes bij elkaar.
Op de afgesproken tijd kom ik aan bij de feestlocatie waar ik mijn collega’s ontmoet die ook zijn uitgenodigd. Nog in hun werkkleding van die dag staan ze op een kluitje voor de deur. Zelfs een kam door hun haar halen was schijnbaar te veel moeite. Ik zie nog de koffievlekken van collega één van vanmiddag en de spijkerbroek van collega twee is zodanig gekreukeld dat hij hem zeker al drie dagen aan heeft. Ik onderdruk een kreet van afschuw en kijk naar mijzelf in het raam van de feesttent. Ik ben duidelijk overdressed en val uit de toon. Ik voel de blikken van mijn collega’s. een enkeling zegt dat ik er leuk uit zie, maar het merendeel kijkt weg. Er is er één die grappig denkt te zijn en zegt: ‘je bent vast knapper dan de bruid’. Niet geheel op mijn gemak loop ik met de rest mee naar binnen, waar ik zie dat ik inderdaad van alle gasten het meest overdressed ben. Zelfs de naaste familie van het bruidspaar heeft kleding aan waar ik gewoonlijk mijn boodschappen in doe.
Gelukkig is het de laatste jaren beter geworden en zie je steeds vaker op de uitnodiging van een huwelijk een kledingcode staan. Dat niet iedereen die begrijpt, of de moeite neemt om de betekenis ervan op te zoeken op het internet is een gemiste kans. Nu loopt die ene persoon er bij als een slons, in plaats van moi, als de belle van het bal.
De enige plek waar ik nog steeds geen verbetering zie in kledingkeuzes is tijdens begrafenissen. In de winter valt het wel mee. de meeste mensen hebben een donkere winterjas ( grijs of zwart) en omdat het in de kerk altijd koud is houden mensen hun jas aan. Zo zijn ze in stemmig zwart of grijs gekleed. Hoe anders wordt het al als de uitvaart bestaat uit een dienst bij het altijd te warme uitvaartcentrum of de begrafenis is in de zomer. Ik zie nog steeds rode zomerjurkjes vol bloemen voorbij komen. Of spijkerbroeken met sandalen daaronder, waardoor de niet geknipte teennagels van de desbetreffende drager enorm afleidend zijn van hetgeen we daar aan het doen zijn.
Namelijk de overledene een laatste bezoek brengen. De overledene die altijd vooraan stond bij bruiloften, in zijn spijkerbroek van drie dagen oud, met koffievlekken in zijn vergeelde t-shirt. Ik kijk naar mijn zwarte jurkje, nylons en hakjes, ik veeg met mijn hand een denkbeeldig losgeraakte haar uit mijn gezicht en zeg zacht tegen de dichte kist:
‘ Spiegeltje spiegeltje aan de wand, geeft u deze man wat kledingadvies voor in uw beloofde land?’ 

zondag 8 mei 2011

bij de bloedbank

Ik kreeg deze week weer een oproep van de bloedbank ik de brievenbus. Ik mocht weer kom en.
De bezoekjes aan de bloedbank duren nooit zo lang. Eerst vul je een vragenlijst in, dan heb je een gesprek met de arts over die vragenlijst. Dat duurt bij elkaar ongeveer tien minuten. Dan netjes op je beurt wachten voordat je in de grote stoel mag gaan zitten om daadwerkelijk bloed af te geven, al me tal zo’n twintig minuten. Na afloop nog even wat drinken en eventueel wat lekkers erbij, weer een kleine tien minuten. Dus na een goede drie kwartier sta je weer buiten.
Alleen duren bij mij de gesprekjes bij de arts altijd langer dan gepland. Ergens halverwege de vragenlijst komt deze vraag: bent u de afgelopen zes maanden op vakantie geweest buiten Europa?  Altijd eerlijk als ik ben vul ik vaak ja in. In ben immers vaak op Curaçao. Hmmmm, zie je de arts dan denken wanneer die de vragenlijst doorleest. Curaçao, tropen, en alle alarmbellen gaan rinkelen. Gele koorts, malaria, hepatitus A tot en met Z, dengue. Het hele scala aan tropenziektes wordt nu doorlopen. Of ik een van bovenstaande wel eens heb gehad en of ik wel eens een enting hiertegen heb gehad.
Nu hebben wij in ’84 een heleboel inentingen gehad, maar welke weet ik niet meer, dus daar hou ik dan maar mijn mond over dicht. Wel vertel ik dat ik dengue heb gehad. Er is mij altijd verteld dat je dat maar één keer in je leven kan hebben. Ik was zestien, dus ik heb me jarenlang veilig gewaand voor alle muggen op het eiland. Prik maar lekker jongens, ik heb al dengue gehad. Ik krijg het niet meer.
Groot was mijn verbazing dan ook toen de arts vertelde dat je dengue gerust vaker dan één keer kan krijgen. Iedere keer weer was het aanleiding voor de dienstdoende arts om de boeken, internet, en collega’s te raadplegen met de vraag: mag mevrouw bloed geven als ze ooit dengue heeft gehad en iedere keer weer mocht het.
Ik zeg nog: maakt u maar een aantekening in mijn dossier. Nee mevrouw, dat kan niet. Maar na de vierde keer werd mij toch vriendelijke verzocht om niet meer te vermelden dat ik ook dengue had gehad. Het kostte te veel tijd om dat iedere keer uit te zoeken en het kon geen kwaad.  Prima, zij blij, ik blij, iedereen blij.
Nu vulde ik de laatste keer alleen in dat ik op Curaçao op vakantie was geweest. Ik sprak met geen woord over dengue. Mocht ik toch geen bloed geven, want mogelijk was ik besmet met het dengue virus.  Ik probeerde nog duidelijk te maken dat ik dat niet had, want ik wist hoe het voelde om dengue te hebben, waarna de boeken er weer bij werden gehaald om te kijken of je bloed mag geven als je ooit dengue hebt gehad. Ik heb het antwoord niet afgewacht.  Ik zat al in de auto onderweg weer naar huis.  

maandag 2 mei 2011

n.a.v. artikel Wiels, over een stad op curacao, bijeengespaard door curacaoenaars in nederland.

Ik wil ook zo’n flat waar meneer Wiels het over heeft gehad. Ik wil graag de bovenste verdieping. Dan heb ik een mooi uitzicht, of toch juist de onderste? Dan kan ik snel naar buiten wanneer ik daar zin in heb.
En komen deze flats nu juist op Curacao te staan of in Nederland? Dat is mij in de berichten die ik las niet helemaal duidelijk geworden. Ik ga ervanuit op Curacao.
Maar daar gaat het mij niet om. En meneer Wiels ook niet heb ik zo het vermoeden.
We zullen eerst met zijn allen moeten gaan betalen. Heel veel betalen. Die vijfentwintig euro in de maand lijkt niet veel. Je geeft het makkelijk uit in het grote geheel en aan het eind van de maand denk je vaak, waar is het toch allemaal gebleven, maar als ik sec kijkt naar het bedrag en bedenkt wat ik  allemaal kan kopen daarvan, dan is het toch een heleboel geld.
Ik weet dat er genoeg mensen zijn, waaronder ook veel Antillianen, en ik geloof dat meneer Wiels toch deze toch in gedachten heeft, die die vijfentwintig euro niet kunnen missen in de maand. Zij moeten elk dubbeltje omdraaien om rond te kunnen komen.
Het lijkt zo’n vetpot in Nederland, maar wat je allemaal moet afdragen aan de fiscus en verzekeringen is niet mals. Als je dan ook ooit een tijdje wat boven je stand hebt geleefd, zit je nu in de schuldsanering, waardoor die ook nog beslist waar je salaris aan opgaat. Het kleine beetje waar je zelf nog over mag beslissen is net toereikend voor het eten in de week en misschien nog een paar schoenen, ééns in de drie maanden.
Los van het feit of het plan haalbaar is of niet, de geldschieters zullen waarschijnlijk te vinden zijn in de toekomstige pensionado’s. Die hebben geld genoeg en dit is wel een hele makkelijke manier van investeren. Nu, eind dertig, over vijf jaar genoeg ingelegd voor een mooie etage op de bovenste verdieping die maar meteen penthouse genoemd gaat worden. Ik hoor ze denken, als we nu nog één jaar langer inleggen, dan bouwen we daar een zwembad bij, we laten een tuin aanleggen en waarschijnlijk is er meer dan genoeg geld over om er een mooi hek omheen te zetten, met een guard.
Nee, meneer Wiels, ik ben bang dat u plan te ambitieus is. Dat u uw doelgroep voorbij schiet. Als ze het al zouden zien zitten om vier hoog achter te wonen, met waarschijnlijk uitzicht op berg Domi. Met of zonder wabi zicht.
Wielswijk, het klinkt wel lekker vlot, maar geef ons andere mogelijkheden om terug te komen. Er staan genoeg huizen leeg waar we in willen wonen, geef de huizenprijzen een kans in guldens, laat die eurotekens weg, creeer banen waar we voor terug willen en kunnen komen. Geef ons salaris dat toereikend is om de huur van die huizen te kunnen betalen, zodanig dat we ook nog een autootje kunnen aanschaffen en onze verzekeringen kunnen betalen.
Een huis is mooi, maar wat heb ik aan huis als er verder niets is.
Maar even onder ons gezegd, mocht het er toch van komen, dan wil ik graag een etage op de eerste verdieping, met garage waar de bus kan parkeren die mij op komt halen om mij naar mijn werk te brengen, en een wabi struik zodat ik daar dan met kerst dan wat ballen in kan hangen zodat ik toch ook een kerstboom heb.  Want geld daarvoor heb ik niet meer, die zit in mijn etage waar ik vijf jaar lang heel hard voor heb moeten sparen.