maandag 29 april 2013

geiten op de weg


Auto’s en beesten zijn niet de beste combinatie. Honden uitgezonderd die het heerlijk vinden om met hun snuit uit het raam meegenomen worden op een tochtje. Onze kat had de nare gewoonte om elke keer als hij mee moest in de auto te gaan zitten poepen. Gelukkig in zijn kattenbak, maar de stank alleen al was voor ons een reden om dat beest niet mee te willen nemen. Andere beesten die ik tegenkom zijn die van buiten de auto. Konijntjes die nog net snel de weg overschieten, vogels die soms net niet snel genoeg zijn, en een heleboel insecten die de koplampen van dichtbij willen bekijken.
Ik ben er wel aan gewend. Beesten in het verkeer. Ik kijk niet snel ergens van op. Hooguit die keer dat ik oog in oog stond met een uil. Ik in de auto , hij tegen mijn voorruit. Dat was een hele vreemde ervaring en die hoop ik ook nooit meer mee te maken. Toch denk ik dat mijn jaren op Curaçao wel mee hebben geholpen aan het wennen aan beesten in het verkeer.
Hoe vaak hebben wij niet moeten stoppen voor een kudde geiten. Tegenwoordig zie je ze  niet vaak meer, maar in de jaren tachtig waren ze alom aanwezig. In groepen van twintig of meer bemanden ze de straten van niet alleen Banda Bou, maar zeker ook die van Banda riba. Sommigen met een driehoek om hun nek, maar de meesten zonder enige opsmuk. Staarten fier in de lucht en de weg was van hen. Toeteren hielp soms wel, maar ze gingen er niet sneller van aan de kant. Zeker niet als het net lekker veel geregend had en de overhangende takken van de bomen vol verse groene blaadjes zaten.
Met de auto manoeuvreerde je een weg erdoorheen. Daar leer je auto van rijden. En toch waren niet de geiten mijn grootste uitdaging op de weg. ik stond eens, midden in de nacht, koplamp in oog met een flinke krab. Nu vind ik krabben vooral lekker, als ze stil gekookt op mijn bord liggen, maar nu zo tegenover mij had ik er minder mee.  Gewoon flink gas geven en zo ons avondeten voor de volgende dag te regelen vond ik toch wel cru, dus na enig overleg in de auto besloten we om rustig door te rijden en de krab te laten voor wat hij was. Vol goede moed gaf ik gas, maar de krab kennelijk ook. Ik draaide mijn wielen naar rechts om de krab voorbij te gaan. De krab zette zijn poten omhoog en bewoog mee, naar RECHTS.
Met veel gekraak en een auto die ietwat een hobbel nam stonden we een paar meter verderop stil. Wat was er gebeurd? Niemand zei iets tot één van ons naar achteren keek en daar zagen we de krab. Te plat om alsnog mee naar huis te nemen, maar vooral te zielig. Waarom loopt dat beest dan toch ook zijwaarts en waarom hadden wij daar niet aan gedacht bij het bedenken van ons plan. 

woensdag 24 april 2013

pinata


Piñata
Ja, sommige dingen wil ik toch eigenlijk liever niet delen. Er zijn van die dingen die je mondjesmaat wel eens verteld aan iemand. Maar nooit aan iedereen tegelijk. Nu gaat het over iets heel onschuldigs.
De piñata. Traditiegetrouw hadden wij die natuurlijk ook. Alleen woonden wij toen niet op Curaçao of Bonaire. Wij woonden in Nederland. In een gebied, ver weg van de randstad, dus alles wat maar even buiten het dorp om gebeurde was vreemd, laat staan een gewoonte die van 10.000 kilometer ver kwam. Uitheems en exotisch was het.
Kopen kon je ze niet, kopen kun je ze overigens nog steeds niet. Wel als je in Amsterdam of Rotterdam woont. Daar zijn toko’s die ze verkopen, wellicht ook in andere grote steden met een grote Antilliaanse gemeenschap, maar in Den Bosch en omstreken zal ik het niet kunnen vinden. Toen kon je ze ook niet kopen. Niet in de buurt waar wij woonden, maar ook niet in de Randstad. Er zat maar één ding op, zelf maken.
Mijn vader was zo handig. In een avond had hij een piñata in elkaar geknutseld. Twee keer per jaar werd er één gemaakt. Half november voor mijn verjaardag en eind november voor de verjaardag van mijn zus. Schitterend waren ze. Elk jaar weer. En schitterend vonden wij het, en onze vrienden. De piñata was toch echt wel het hoogtepunt van onze kinderfeestjes.
Toen we wat ouder werden, zo acht, negen tien jaar oud kwam elk jaar de vraag: willen jullie een piñata? Natuurlijk wilden wij een piñata. Wat een domme vraag. Wij scoorden daarmee bij onze vrienden, wij vielen op, in de goede zin van het woord. In oktober werd er al over gesproken op school. Jullie zijn bijna jarig, doen jullie weer een piñata, daarna werd pas de vraag gesteld: wie zijn er eigenlijk uitgenodigd dit jaar? Iedereen wilde hier bij zijn.
En de piñata bleef komen. Ook toen we tien, elf en twaalf jaar werden. Daarna niet meer. Maar we kwamen er mee weg. Niemand kende het fenomeen. Niemand wist ook dat je het eigenlijk maar een paar jaar doet. Ik heb geen duidelijk beeld  voor ogen tot welke leeftijd het nog acceptabel is om een piñata te hebben. En is het voor jongens anders dan voor meisjes?
Ik hoef me er eigenlijk ook niet druk over te maken. Ik woon in net zo’n dorp als vroeger. Alles dat anders i,s is exotisch. En ook wij maken de piñatas zelf, deze staat dan al dagen te drogen in de kamer en samen vullen we hem de dag voor het feest. Inmiddels is het bekend bij de meeste vriendjes wat ze ermee moeten doen, kapot slaan en dan vooral veel graaien, maar de eerste paar keer waren ze eng beleefd. Dan sloegen ze hem wel kapot, maar gingen dan één voor één een snoepje pakken en voorzichtig in hun zakje doen.
Ik ben benieuwd tot welke leeftijd wij hem blijven maken. Ik vermoed dat ook wij de vraag gaan stellen: wil je dit jaar wel of geen piñata. En zolang we hier wonen denk ik het antwoord wel te weten. Maar eh….. ssssst , niet aan iedereen door vertellen he. 

zaterdag 13 april 2013

bumperpech


De auto’s van tegenwoordig zijn toch niet zo stevig meer als vroeger. Toen kon je nog wel eens een stoepje meenemen, maar nu ligt gelijk je hele bumper aan gort. Grote gaten zitten erin. Je kan van de ene kant zo doorkijken naar de anderen kant.
De kinderen achterin hadden de grootste verhalen. De één was nog verder naar voren geschoven dan de ander. Met andere woorden, de klap werd bij elke vertelbeurt harder en de bumper ligt er nu toch wel helemaal af als ik hun verhalen mag geloven.
Balen is het wel. Even langs de garage rijden en vragen wat het gaat kosten. Och, mevrouw, het is een grote auto, dus grote bumper en tja, duur merk he, ja, en de radiator is ook kapot zie ik, nee, u moet wel rekenen op ongeveer 1000 euro.  En hoe lang gaat het duren? Ja mevrouw, ziet u, het is nu wel druk, even in de agenda kijken, ja, over drie weken heb ik een middag vrij, kunt u dan ook? Stoom komt ondertussen uit de oren. Hoe lang ben ik hem dan kwijt? Tja, als we verder niets geks vinden, dan moet het toch wel in één dag lukken. Eén dag meneer, en wie brengt mijn kinderen dan naar school en wie haalt ze weer op om naar de judo te gaan. Heeft u ook vervangend vervoer? Jawel mevrouw, dat kost u dan 20 euro per dag en 40 cent per gereden kilometer. Wilt u daar een verzekering bij? Weet u wat ik wil  meneer, ik wil een ‘mekaniko boi palu’ waar ik mijn auto kan laten maken.
Alsof je een emmer leeggooit. Pardon meneer. Ik ga Curaçao style. Ik rij naar een uitdeukbedrijf en vraag naar een mekaniko. Die kan mij een bumper verkopen voor 100 euro. Dan rij ik door naar een andere ‘mekaniko boi palu’ en die maakt voor ook 100 euro die bumper er weer onder.
Niks geen drie weken wachten, diezelfde week is het nog gemaakt. Niks geen vervangend vervoer. Nee mevrouw , u kunt wachten tot we klaar zijn, het duurt niet lang. Wacht ik bel mijn broer, de kinderen kunnen wel met hem meerijden. Tuurlijk mevrouw, geen probleem.
Die nieuwe bumper gaat er komen uiteraard. Dat moet wel, met zo’n tochtgat rijden is geen gezicht, laat staan of het mag. Als het niet de wegpolitie is die gaat bekeuren, dan is het wel de schoonheidspolitie, want het moet er ook allemaal wel een beetje fatsoenlijk uitzien.  Dat je elke auto hier kan pimpen met oogwimpers en dergelijke is geen punt, maar een bumper bij elkaar houden met een touwtje, of het portier dat loshangt, dat mag niet. Er wordt duidelijk met twee maten gemeten hier.
Dat doen ze trouwens ook met stoepranden. 

zondag 7 april 2013

beledigingen


Dit programma  bevat   zeer beledigende teksten over Caribische Nederlanders. Daar begon het programma van de NTR mee. Understatement van het jaar zou ik willen zeggen. Het hele programma is doordrenkt van beledigende uitspraken. Soms letterlijk, soms verborgen in de woordkeuze van de mensen.
Ik heb het programma de eerste keer niet in één keer kunnen uitzien. Ik werd misselijk na de eerste twee minuten en had echt even tijd nodig om op adem te komen. Nu heb ik door de week heen genomen het programma in zijn geheel gezien. Ik word er nog steeds misselijk van, maar minder dan voorheen. Dat kan uiteraard ook komen doordat de paaseitjes op zijn en dus niet meer in handbereik staan.
Ik heb begrepen dat er op het eiland volop over gesproken wordt. Er zijn nog net geen praatgroepen ontstaan om te kijken hoe nu verder, maar het zou geen slecht idee zijn. Ook op Facebook blijft het een bron van gesprek.
Zonder dat de personen die meedoen aan het programma het doorhebben, maken ze eigenlijk reclame voor het eiland.
Neem nou die uitspraak over het leven onder de boom. Ik bedoel, als u auto schade heeft en opgeknapt moet worden kunt u kiezen voor de spuiterij op Scherpenheuvel of u kunt kiezen voor die mekaniko onder de boom. Volgens de geïnterviewde in het programma heeft die toch niets te doen onder die boom. Het enige wat ze doen is domino spelen en zichzelf voorplanten. Dan kan een auto maken makkelijk ingevoegd worden. Daar is alle tijd voor. Er zijn geen wachttijden, u wordt direct geholpen en waarschijnlijk is het een stuk goedkoper.
Het verhaal over de slavernij is natuurlijk stuitend. En om dan rond te lopen met een parasol en waaier alsof je zelf net uit de 17de eeuw bent gekomen, maakt een karikatuur van jezelf. De mensen die deze uitspraken hebben gedaan, hebben niet eens in de gaten dat ze zichzelf zo belachelijk maken dat je als kijker eigenlijk alleen nog maar kan lachen. En dat is ook waar het eiland voor staat. Humor, plezier, dus lieve mensen, bedankt. Door u verschijning met parasol en uw uitspraken over de slavernij laten jullie zien dat er veel gelachen wordt op het eiland, dat de mensen een zonnig karakter hebben. Dat de mensen ook een dikke huid hebben en dit wel kunnen relativeren.
Die mevrouw die is verhuisd vanwege de geluidsoverlast. Dank u wel mevrouw dat u dat even noemt. Er is muziek op het eiland, er wordt gedanst, plezier gemaakt. Toeristen komen daar graag op af.
Dus, na misselijkmakend geen paasei meer te willen eten, loop ik nu vrolijk rond met een zak chips in mijn hand. Er is wel degelijk reclame gemaakt voor ons eiland, de manier waarop is enigszins anders, maar anders is wat wij zijn. Allemaal anders, en dat maakt ons zo uniek. Ik pas mij in ieder geval goed aan met al die paaseieren en chips. Ik creëer de billen die ook genoemd werden in het verhaal. Dikke billen waar men zo van houdt. 

dinsdag 2 april 2013

zomerkleding


Hoewel het nog winter is kan ik mij nu al verheugen op de zomer. De warme zon die het leven weer een beetje vrolijker maakt. Blote benen die onder korte broeken uit komen, blote voeten in slippers, geen vesten, truien of dikke jassen aan. Wel leuke zomerjurkjes en blouses met korte mouwen. Kortom bloter en luchtiger gekleed.
Helaas nemen sommigen in Nederland het bloter gekleed gaan soms wel heel letterlijk. Zo liep ik vorig jaar de supermarkt binnen en daar stond een buurtbewoner in zijn te korte broek, met zijn te dikke buik een krat bier af te rekenen. Ondertussen riep hij naar een kennis, die drie kassa’s verder stond af te rekenen hoe laat de barbecue zou beginnen.
Nu heb ik niets tegen barbecueën, zeker niet in de zomer, ook heb ik niets tegen kratjes bier, maar wel tegen te dikke bierbuiken die niet verhuld worden door kleding. Een simpel t-shirt volstaat mannen. En dan die voeten, waar geen schoenen onder zitten. Op blote voeten komt men de supermarkt binnen, met zwarte voetzolen van het straatvuil, nagels niet geknipt, laat staan schoongemaakt. En met die aanblik sta ik bij het vlees te bedenken wat ik die avond wil gaan eten.  Ook vrouwen in bikini top zijn niet vreemd hoor. En als het dan nog alleen jongeren waren, maar ook daar geen geluk. Juist de jongeren hebben shirt over hun bikini aan. Het lijkt wel of het de vrijgevochten veertigers en vijftigers zijn die lak hebben aan enige kleding ethiek. Zonder gêne lopen ze halfnaakt door het dorp.
Dat ze dat hier doen is één ding. Het zijn maar een paar weken per jaar dat het warm genoeg is om dit te doen. Het is jammer dat ze deze trend ook doorvoeren als ze op vakantie zijn. Ze verdiepen zich niet in cultuurverschillen en houden vast aan eigen gewoontes, die van schaars gekleed op pad gaan. Ook op Curaçao zie ik er altijd wel een paar. Dan zie ik ze lopen door Punda of Otrobanda op blote voeten, in badpak, met enkel een te kleine short aan. Of mannen met ontbloot bovenlijf. En waarom vraag ik mij af. Het zijn niet de mannen met een goed lijf die dit doen, dan zou ik een heel andere column schrijven.
Gelukkig zijn het nog altijd uitzonderingen en zie ik nog vooral mensen die zich wel kleden. Toch zie ik  er elke zomer minstens één en elke keer weer schrik ik.
Ik ben van mening dat iedereen zich moet aanpassen aan het land waar men zich bevindt. Ook in eigen land. Maar mocht dit de trend worden hier, ik weiger echt om in bikini de supermarkt binnen te lopen. Ik wil niet te boek staan als die veertiger die in bikini is gaan shoppen.