Auto’s en beesten zijn niet de beste combinatie. Honden
uitgezonderd die het heerlijk vinden om met hun snuit uit het raam meegenomen
worden op een tochtje. Onze kat had de nare gewoonte om elke keer als hij mee
moest in de auto te gaan zitten poepen. Gelukkig in zijn kattenbak, maar de
stank alleen al was voor ons een reden om dat beest niet mee te willen nemen.
Andere beesten die ik tegenkom zijn die van buiten de auto. Konijntjes die nog
net snel de weg overschieten, vogels die soms net niet snel genoeg zijn, en een
heleboel insecten die de koplampen van dichtbij willen bekijken.
Ik ben er wel aan gewend. Beesten in het verkeer. Ik kijk
niet snel ergens van op. Hooguit die keer dat ik oog in oog stond met een uil.
Ik in de auto , hij tegen mijn voorruit. Dat was een hele vreemde ervaring en
die hoop ik ook nooit meer mee te maken. Toch denk ik dat mijn jaren op Curaçao
wel mee hebben geholpen aan het wennen aan beesten in het verkeer.
Hoe vaak hebben wij niet moeten stoppen voor een kudde
geiten. Tegenwoordig zie je ze niet vaak
meer, maar in de jaren tachtig waren ze alom aanwezig. In groepen van twintig
of meer bemanden ze de straten van niet alleen Banda Bou, maar zeker ook die
van Banda riba. Sommigen met een driehoek om hun nek, maar de meesten zonder
enige opsmuk. Staarten fier in de lucht en de weg was van hen. Toeteren hielp
soms wel, maar ze gingen er niet sneller van aan de kant. Zeker niet als het
net lekker veel geregend had en de overhangende takken van de bomen vol verse
groene blaadjes zaten.
Met de auto manoeuvreerde je een weg erdoorheen. Daar leer
je auto van rijden. En toch waren niet de geiten mijn grootste uitdaging op de
weg. ik stond eens, midden in de nacht, koplamp in oog met een flinke krab. Nu
vind ik krabben vooral lekker, als ze stil gekookt op mijn bord liggen, maar nu
zo tegenover mij had ik er minder mee.
Gewoon flink gas geven en zo ons avondeten voor de volgende dag te
regelen vond ik toch wel cru, dus na enig overleg in de auto besloten we om
rustig door te rijden en de krab te laten voor wat hij was. Vol goede moed gaf
ik gas, maar de krab kennelijk ook. Ik draaide mijn wielen naar rechts om de
krab voorbij te gaan. De krab zette zijn poten omhoog en bewoog mee, naar
RECHTS.
Met veel gekraak en een auto die ietwat een hobbel nam
stonden we een paar meter verderop stil. Wat was er gebeurd? Niemand zei iets
tot één van ons naar achteren keek en daar zagen we de krab. Te plat om alsnog
mee naar huis te nemen, maar vooral te zielig. Waarom loopt dat beest dan toch
ook zijwaarts en waarom hadden wij daar niet aan gedacht bij het bedenken van
ons plan.