zaterdag 26 november 2011

Proost

Wat drink je nu als je uitgaat in Nederland? Bier, wijn. Ik was op Curaçao een rum drinker. Rumcola , een Baco. Dit vond en vind ik lekker, en was bovendien net zo duur als wijn. En bier vond en vind ik nog steeds niet lekker.

In Nederland was een baco niet te betalen. Betaalde je voor een biertje bijvoorbeeld 2 euro, dan was een baco al gauw 8 euro.

Nu is het in Nederland ook heel gewoon om een pot te maken. Dat wil zeggen: iedereen die uitgaat legt geld in. Iedereen evenveel en daar werd de drank van gekocht. En als de pot op was, moest iedereen weer bijleggen. De eerste keer bestelde ik een baco en dronk dat in hetzelfde tempo als mijn vrienden hun biertje en toen werd dat wel een probleem, want ik dronk in mijn eentje de pot te snel leeg. Dat was niet eerlijk. Ik heb hier dus geleerd om wijn te drinken, maar toen ontstond er een ander probleem. Ik kreeg de wijn niet snel op als de anderen hun biertjes, dus nu dronken zij de pot leeg.

We zijn er samen wel uitgekomen door heel simpel uit te rekenen hoeveel baco’s ik kon bestellen en zoveel dronk  ik er die avond, maar het spontane was er wel van af.

Tegenwoordig maken we geen pot meer, maar geven we om de beurt een rondje. Wel zo makkelijk, zeker niet zo eerlijk. Ik heb hier vrienden voorbij zien komen die het zo speelden. Als het hun beurt was om een rondje te geven dan vroegen ze dat net iets te vroeg. De glazen waren dus nog halfvol, waardoor iedereen zei: nee bedankt, ik heb nog. Kijk, dat gebeurt natuurlijk maar één keer. De volgende keer neemt iedereen een dubbel glas in zijn handen.

Zo anders dan op Curaçao. Daar maakt het niet uit of je twee of drie keer een rondje geeft. Een volgende keer krijg jij wel weer iets van de ander. Niemand die bijhoudt hoeveel de ander al heeft uitgegeven.

Ik kon er maar niet aan wennen dat dat hier zo anders gaat. En ik kan er nog steeds niet goed aan wennen. Ik wil niet bij houden hoeveel  mijn vrienden hebben gedronken. Ik wil zeker niet weten of dat meer of minder is ,dan wat ik heb genuttigd. Ik wil ook niet weten wie er aan de beurt is om een rondje te geven. Of wat iemand drinkt. 

Het is niet fijn als mensen misbruik maken van je goedheid, maar als het goed is overkomt je dat maar één keer.

Goed, wie haalt er iets te drinken, ik heb net gehaald.

zondag 20 november 2011

Op je zestiende alleen op vakantie. Dat is voor veel gezinnen heel normaal in Nederland. Ook voor meisjes.

Naar Parijs bijvoorbeeld. De ouders boeken een leuk hotelletje en daar gaat ze. Samen met vriendinnen, soms met een vriendje.

Op Curaçao is het toch minder gewoon dat de kinderen op hun zestiende alleen op vakantie gaan. Laat staan dochters. Nee, daar is geen sprake van.

En toch is er een uitzondering. Althans die was er in de jaren tachtig.

We mochten niet alleen op vakantie, maar wel naar Bonaire. Daar was het veilig en rustig en kon er niets gebeuren. En zo geschiede.

Tijdens de regatta mocht ik met zus en twee vriendinnen naar Bonaire. Of we daar een weekend of een week zijn geweest weet ik niet eens meer. Wel dat ik een wereldtijd heb gehad.

We zaten in hotel Flamingo Beach, door de ouders geboekt. Veilig, midden in playa. Dat wij ’s avonds op en neer liepen van Flamingo Beach naar hotel Bonaire vertelden we pas toen we weer veilig thuis waren.

Dat wij daar de hele nacht in Ewowo rondliepen vertelden we pas weken later. Dat we ook niet elke nacht in het eigen hotel hebben geslapen hebben we volgens mij nog nooit verteld.

Wel vertelden we dat de stroom was uitgevallen in playa. En we wilden toch echt uitgaan en niet in de kleren die we die dag al aan hadden gehad. Samen met een paar vrienden van Curaçao , die daar ook op vakantie waren, togen we terug naar het hotel. Zij hadden scooters bij zich. Ze reden de scooters één hoog het hotel in via de trap. Parkeerden de scooter in de kamer, lieten de motor lopen zodat er licht was. Bleven buiten wachten tot wij klaar waren met omkleden en reden de scooter weer voorzichtig de trap af richting uitgang.

Ook vertelden we van de nieuwe vrienden die we hadden ontmoet. Allemaal mensen van Curaçao die er  ook waren voor de regatta. Vrienden die nu nog vrienden zijn. 

Als ik een dochter had zou ik haar  zo naar Bonaire op vakantie laten gaan. Alleen of met vriendinnen, geen probleem. Ik hoop voor haar dan ook dat ze net zulke vrienden ontmoet als ik heb gedaan. Ik hoop dat ze net zulke mooie avonturen mag beleven als ik heb gedaan.

Of ze ook alleen naar Parijs zou mogen? Dat weet ik nog niet. Ik zou graag zo’n moderne moeder willen zijn, maar Parijs is toch een ander verhaal. Ik denk dat ik op Curaçao zou gaan wonen. Dan wordt Parijs niet gevraagd en wordt het automatisch Bonaire.

Goede reden om op Curaçao te gaan wonen schat. Onze dochter, die we niet hebben, wil op vakantie naar Parijs en dat kan ik emotioneel niet aan, dus we moeten wel verhuizen. Snap je hem nog? 

zaterdag 12 november 2011

kleur

Kleur zegt zoveel. Huidskleur nog meer. Aan iemands huidskleur kan je soms al zien waar zijn roots liggen. Althans dat denkt mij al te gauw.

Hier in Nederland zijn er voor sommigen maar twee kleuren. Wit en zwart. Ben je wit, dan ben je een Nederlander. Ben je zwart, dan ben je import. Dan komt je niet uit Nederland en dat wordt ook gewoon zo gevraagd.

‘Waar komt u vandaan?’.

‘Eh…uit Lelystad’.

‘Ja, maar ik bedoel daarvoor?’. Men is wel voorzichtig he. Ze willen alles weten, hebben overal een mening over,  maar men wil niet uitgemaakt worden voor racist, want dat is niemand in Nederland.

‘Daarvoor?... ik ben vanochtend nog even in Harderwijk geweest, maar waarom vraagt u dat?’.

‘Nou, ik bedoel, u heeft niet zo’n kleur huid als wij he, snapt u. Dan komt u vast niet van hier’.

Meestal haak ik snel af als ik zo’n conversatie hoor in de bus of trein, maar ik ben erg nieuwsgierig naar de reactie van deze mevrouw.

De mevrouw keek met enig leedvermaak naar de vraagster en draaide toen het gesprek om.

‘Waar komt u vandaan?.

‘Hoe bedoelt u?’, vraagt de mevrouw licht geïrriteerd.

‘Nou, zoals ik het vraag, waar komt u vandaan?’.

‘Dat gaat u niets aan, waarom wil u dat weten?’.

De bus stopt en ik moet eruit. Ik heb helaas geen tijd om nog een halte te kunnen blijven zitten en moet deze discussie dus laten voor wat hij is.

Kleur bepaalt het beeld dat iemand ergens van heeft. Mijn man leerde mij kennen als Antilliaan. Een blanke Antilliaan. Mijn opa had nog een mooie bruine kleur en kroeshaar, maar door de generaties heen is daar niet veel meer van overgebleven.  De meeste van mijn vrienden die ook van Curaçao kwamen waren net zo blank als ik. Mijn man had dus het verwrongen beeld dat er op Curaçao vooral blanken woonden.

Hij keek zijn ogen uit toen hij er voor de eerste keer was.  En ’s avonds zei hij tegen mij: ’ik wist niet dat er op Curaçao zoveel gekleurde mensen woonden’.  Ik was enorm verbaasd.  Voor mij was dit zo gewoon. Voor mijn man inmiddels ook, maar het geeft wel aan dat kleur een eerste indruk achter laat bij mensen.

Zo zat mijn zus, net zo wit als ik,jaren terug in de bus. Tegenover haar zaten twee Curaçaose mannen uitgebreid hun seksleven te bespreken. In het Papiaments. Mijn zus, die een goed woordje Papiaments spreekt en verstaat deed alsof ze aan het lezen was in haar boek, maar luisterde natuurlijk naar deze conversatie. Ze hield de schijn een heel eind op, tot het haar niet meer lukte en ze heel hard in lachen uitbarstte. De mannen werden ruw uit hun conversatie gerukt door dit lachgeweld en keken mijn zus vreemd aan.

In onvervalst Papiaments gaf mijn zus te kennen dat het een boeiend verhaal was wat de mannen vertelden, maar dat haar kleur nou niet bepaald de vrijheid gaf voor hen om in het Papiaments zo’n verhaal te houden in de bus.

zaterdag 5 november 2011

spinnen

Er wordt mij regelmatig gevraagd naar de flora en fauna op Curaçao. En dan met name het ongediertedeel.

Op de een of andere manier is dat toch een reden voor mensen om ergens niet of wel heen te gaan. Voor mij geld dat in ieder geval wel zo. Ik zal niet snel naar een land gaan waar de vogelspinnen los rond lopen.

Ik vind ze enigszins acceptabel als ze achter een dikke glaswand in de dierentuin zitten, maar meer eigenlijk ook niet.

Nu hoorde ik zelf van vrienden, die in Costa Rica waren geweest dat daar toch wel vogelspinnen zaten. En daar baal ik dan enorm van. Ik wil al heel lang naar Costa Rica. Het schijnt een prachtig land te zijn, maar in mijn ogen ineens een stuk minder mooi. Ik moet er niet aan denken dat ik daar rustig zit te eten en ik zie zo’n gedrocht voorbij lopen. Los van het feit dat ik het hele eiland bij elkaar zal schreeuwen, zal ik schoppen, schelden en zo hard tieren, dat ik wel wellicht de gevangenis van dichtbij zal moeten bekijken. Daar waar ze me heen zullen brengen, omdat ik een gevaar voor de samenleving blijk te zijn. IK NIET. Die spin is het gevaar.

Het is dus beter dat ik de droom van Costa Rica bezoeken maar laat gaan. Terug naar Curaçao. Mensen vragen dus aan mij of er veel ongedierte zit. Of enge beesten. Ja kakkerlakken leg ik uit. Niet van die kleintjes die je in Nederland kent, maar van die grote, zo groot als je duim. En schorpioenen, duizendpoten, maar ook hagedissen, sommigen zelfs doorzichtig.

En als ik heel zeker weet dat mensen niet naar Curaçao moeten gaan op vakantie doe ik er nog een schepje bovenop en vertel over haaien en slangen en ga zo maar door.

Zelf ben ik blij dat het alleen deze dieren zijn die mij wel eens plagen op het eiland. Ik kom ze liever niet tegen, die schorpioenen en duizendpoten.  Ik zie ze liever gaan dan komen, maar alles is beter dan spinnen. En die zijn er niet op het eiland. Echt niet. Nu niet en nooit niet. In ieder geval niet als ik er ben.

Ja, van die hele klein huis-tuin en keuken spinnen zijn er wel. Van die spinnen die zelfs ik dood durf te slaan. In Nederland durf ik de iets grotere spinnen al niet eens op te zuigen met de stofzuiger, laat staan doodslaan.  Met de buurvrouw heb ik een deal gemaakt voor als we alleen thuis zijn. Ik kom bij haar de muizen wegjagen, zij bij mij de spinnen vangen. Een goede buur…….

Stoer vertel ik hier dus dat ik helemaal niet bang ben voor schorpioenen, slangen of duizendpoten. Dat ik ze eigenhandig allemaal wel eens heb weggejaagd of weggeveegd. Dat is ook wel zo, maar niet zonder gruwelen, gillen of rondspringen. En alleen als ik echt alleen thuis was en niemand kon roepen die het voor mij kon doen. Maar dat vertel ik maar niet verder. Nu ben ik nog die stoere vrouw, die niet bang is voor allerlei exotische dieren. En die spinnen, er komt vast ooit een spinloos tijdperk. Ik reïncarneer mijzelf daarnaar toe en bezoek dan al die landen die het nu zonder mijn bezoek moeten doen. Dus Bali, Costa Rica, Mexico wacht op me. Ik kom in een volgend leven zeker langs.