In onze tuin leeft heel veel. Vooral heel veel spinnen,
pissebedden en duizendpoten. Bij de Nederlandse duizendpoten moet je vooral
denken aan kleine kriebelbeestjes van nog geen twee centimeter groot en nog
geen halve centimeter dik. Ik heb ze bij Scherpenheuvel gezien van twintig
centimeter groot, dus om deze jongens in onze tuin lach ik en met mijn blote
handen duw ik ze aan de kant als ze in de weg zitten. Ook de pissebedden schuif
ik opzij, de spinnen is een ander verhaal. Er zat er één binnen, bungelend voor
het raam en die was groot. Heel groot. Wel zeker zeven centimeter met zijn
poten wijd. Nu is mijn zoon inmiddels net zo’n held als ik met spinnen, en mijn
man was niet thuis. Doodslaan durfde ik niet, dus volgens goed gebruik met glas
en papier hebben we deze spin toch buiten weten te krijgen.
Nu wonen er nog meer beesten in onze tuin. Heel veel muizen
en regelmatig konijnen. Maar deze wonen er vaak maar heel kort, aangezien onze
kat zijn brokken graag aanvult met zelf gevangen wild.
Onder de trampoline hebben we ook nog een familie pad wonen.
Ze zeggen dat deze altijd blijven terugkomen naar hun geboortegrond. En toen
wij dit huis kochten zat er een vijver in de tuin, waar ook veel padden
leefden, dus ik vermoed dat ze, na het bergen van de vijver, zijn verhuisd naar
de diepte onder de trampoline. Donker, vochtig en meestal beschermd.
Ik zeg meestal, want zo af en toe, worden ze gevangen door
zoonlief. Languit op zijn buik hengelt hij dan met schep en net onder de
trampoline door. Hij pakt ze met zijn blote handen vast en stopt ze in een
emmer. Hij heeft inmiddels geleerd dat daar niet alleen water in moet zitten,
maar ook iets waar de padden op kunnen zitten als ze dat willen. Ook moet er
iets over de emmer heen, want de padden willen maar één ding, zo snel mogelijk
weer naar huis. En dat strookt niet met wat zoonlief wil. Die wil ze in de
emmer.
Meestal weet hij zo’n vijf tot zes padden te vangen. En met
zijn emmer loopt hij trots naar ons. Na veel aah’s en ooh’s moet hij ze van ons
weer terugbrengen en het ritueel herhaald zich in omgekeerde volgorde.
De kinderen van mijn zus aanschouwen dit schouwspel met
redelijk afgrijzen. Die padden in de emmer zijn nog wel leuk, maar vasthouden
met je blote handen gaan ze toch echt niet doen. Haar kinderen groeien op in een wijk zonder
veel kriebelbeestjes. Ik vraag mij af hoe dat op Curaçao is. Alle kinderen
krijgen daar immers te maken met kriebelbeestjes. Het maakt niet uit waar je
woont. Ik noem haar kinderen wel eens gekscherend stadskinderen en de mijne een
mondi jongen, maar hoe zit dat dan op Curaçao? Zijn alle kinderen daar dan mondi
kinderen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten