zaterdag 26 maart 2011

temperament of karakter

Toen ik als veertienjarige weer terug kwam op Curaçao was ik erg vernederlandst.  Ik had in Nederland immers de lagere school doorlopen en twee jaar van de middelbare school.
Het was en is zeer gewoon om in Nederland in discussie te gaan met je leerkrachten. Je noemt hen zelfs bij de voornaam. Niks geen juffrouw of meneer ervoor. Gewoon Jan of Saskia.
De eerste paar jaar op het MIL heb ik enorm moeten wennen. Dat we meneer en juffrouw moesten zeggen was al snel duidelijk. Dat discussies met leraren niet altijd welkom werd ontvangen heb ik in de jaren dat ik er zat niet echt afgeleerd.
Ik vond, en vind nog steeds heel veel van een heleboel dingen. En dat wil ik ook graag profileren. Ik probeer dat op een vriendelijke manier te doen, maar dat lukt niet altijd. Zeker als ik vind dat er onrechtmatig gehandeld wordt, dan kan ik dat zeer scherp naar voren brengen.
In Nederland heb ik teveel temperament zeggen ze. Dan zien ze mijn zuidelijk bloed. Ik word fel en reageer ongenuanceerd. Die lange tenen hè, zeggen ze dan. Antillianen schijnen lange tenen te hebben, met andere worden, ze zijn snel beledigd en kunnen niet goed tegen kritiek. Hoe bedoel je, denk ik dan. Kijk eens naar jezelf, maar zodra ik dit uit, krijg ik hetzelfde verwijt nog eens.
Op Curaçao was ik brutaal en te Nederlands. Daar werd door sommigen handig gebruik van gemaakt. Monique zou het wel zeggen als we het ergens niet mee eens waren. Monique kon dat wel. Die deed dat toch wel. Onbewust heb ik er dus zelf niets aan gedaan om dit te veranderen. Te Nederlands of karakter? Ik hou het op karakter.
Op het MIL was het de gewoonte dat de rector aan het begin van het schooljaar alle klassen langs liep om iedereen een fijn schooljaar te wensen. Zo ook bij ons. Wij hadden dat uur net handvaardigheidles.  De rector sprak een paar jongens aan, in die volle klas. Met de boodschap dat hij dat jaar geen gedonder wilde en dat ze goed hun best moesten doen. Bij het verlaten van het lokaal draaide de rector zich nog eens om en zei: ‘En dat geldt ook voor jou Casimiri’. Nou zeg ik je, hoe bedoel je, ik ook, op één rij met die jongens.
Ik voelde mijn tenen groeien en was blij dat ik die dag geen slippers droeg. Op de tweede plaats zodat mijn lange tenen niet zichtbaar werden, maar op de eerste plaats zodat ik die niet snel naar het hoofd van de rector kon gooien. Hoe bedoel je? Ik? Maar stiekem was ik maar wat trots. Trots dat ik mijn mening dus zo duidelijk kon overbrengen. Nu alleen nog leren om dat genuanceerd te doen. Ruim twintig jaar later lukt me dat nog steeds vaak niet. Temperament of toch karakter? 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten