Nu mijn zoon wat ouder wordt moet ik steeds meer op mijn
woorden letten. Niet alleen begrijpt hij de Nederlandse taal steeds beter, hij
kent inmiddels ook al heel wat woordjes in het Papiaments.
Een paar jaar geleden konden wij nog een gesprek voeren over elk onderwerp, zonder dat ons kind daar weet
van had. Toen kwam de periode dat dat in het Nederlands niet meer mogelijk was.
Hij begreep heel goed waar het over ging en door de dingen cryptisch te omschrijven
raakten vooral wijzelf in de war. En wilde
die kleine nog meer uitleg. Doordat mijn man steeds meer Papiamentse woorden
kende kon ik zo nu en dan wel eens iets duidelijk maken in het Papiaments. Maar
helaas, ook dat zit er niet meer in.
Kindlief heeft inmiddels een dusdanige woordenschat opgebouwd
dat hij de essentie van ons gesprek kan volgen. Over het algemeen is dit geen
probleem. De gesprekken die echt niet voor kinderoren bestemd zijn voeren we nu
in de avond of op andere momenten dat we even kindloos zijn.
Wat ik echter nog niet uit heb kunnen schakelen is die
primaire behoefte om te schelden in het Papiaments als iets mis gaat. Het
floept eruit voordat ik er erg in heb. Meestal moet het vrouwelijk
geslachtsorgaan het ontgelden.
In huis gaat het nog wel. Daar gaat blijkbaar niet zoveel mis
of ik kan beter gehoor geven aan die impulscontrole om te schelden. Ik weet het
te omzeilen of geef er een andere klank of taalverbastering aan. In de auto
wordt het een ander verhaal. Ik hou hele gesprekken met mijzelf en mijn
medeweggebruikers. Ik vind dat mijn medeweggebruikers te weinig rekening houden
met mij en mijn rijstijl en dat zorgt voor irritaties mijnerzijds. Ik uit mijn
ongenoegen luid en duidelijk. Wanneer ik dit doe als ik alleen in de auto zit
levert dit mij vooral geërgerde blikken op van de tegenpartij of blikken van
meelij, waaruit ik concludeer dat ze medelijden met mij hebben, omdat ik in
mijn eentje zit te praten.
Aangezien het verkeer geen rekening houdt met het feit of ik
alleen rijd of met kind erbij overkomt het mij ook, dat ik deze scheldtornado
uit waar hij bij zit. Ik ben me er zeker van bewust dat ik niet het goede
voorbeeld geef. Dus als ik me maar heel
even kan inhouden dan start ik mijn tirade waarna ik stop. Ik slik mijn woorden
in en zeg niets.
Was het maar zo simpel. Op de momenten dat ik denk dat ik
correct handel en stop bij ‘den….’ hoor
ik vanaf de achterbank mijn zoon mijn zinnen aanvullen.
Hij vult aan: ‘Dat is den k….. hè mama’. Hij kent de taal en
hij spreekt deze zonder gène uit. Niet bij hem, maar bij mij staat het schaamrood
op mijn kaken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten