Ik zit achter mijn bureau te schrijven en ruik de geur van
thuis. Op een kastje achter mij staat een kalabas. Een grote. Deze zagen wij
vorig jaar hangen in een tuin. We hebben aan de eigenaar gevraagd of we er één
mochten kopen en dat mocht. We hebben hem toen op Curaçao te drogen gelegd,
maar toen wij teruggingen naar Nederland hebben we hem achter moeten laten. We
hadden niet genoeg plek in de koffer om hem mee te nemen. Daarnaast was hij nog
te sterk van geur.
Een half jaar later toen mijn ouders bij ons op bezoek waren
kwam de kalebas alsnog mee. Hij was goed ingepakt, zodat hij niet zou scheuren,
zweten of teveel geur zou afgeven. Hij was inmiddels mooi bruin geworden, maar
nog niet helemaal ingedroogd van binnen. Het advies was, zet hem op een droog
plekje en draai hem regelmatig een keer om.
Ik draai hem wekelijks om en hij is nog niet ingedroogd. Dat
proces duurt nu dus al bijna een jaar. Zolang heeft de natuur nodig. De geur
die hij afgeeft is niet meer zo sterk
als in het begin, maar omdat hij zo dicht bij mij staat ruik ik bij vlagen die
kalebas en dat ruikt heel sterk, maar ook heel lekker. Het ruikt naar een korte
regenbui, waarna de blaadjes drogen in de hete zon. Deze associatie heeft meer
te maken met een minder prettige ervaring die ik opliep op Curaçao.
We waren aan het kamperen op Santa Cruz op Banda Bou en
wilden een vriendin gaan uitzwaaien die voorgoed naar Nederland zou gaan. Met
een paar vrienden stapten we in de auto en reden, waarschijnlijk iets te hard,
richting Hato. Het had net geregend en op de weg lagen vele losse blaadjes.
Achteraf gezien, blaadjes van kalebasboom vermoed ik. We slipten door de bocht
en kwamen op zijn kop terecht in een brede begroeide middenberm. Gelukkig
raakten we geen enkele boom. Wel liep er benzine uit de auto en met dat besef
stonden we allemaal binnen een paar minuten naast de auto. Een brand is ons
bespaard gebleven, maar glasscherven in mijn arm heb ik niet kunnen voorkomen.
We zijn niet meer naar Hato gereden, maar we bleven wel kamperen.
Maar die geur die daar was. Dat was de geur van de kalebas.
Je zou denken dat ik daar geen prettige herinneringen aan heb, aan die geur,
maar hij betekent gelukkig meer thuis voor mij, dan ongeluk. Ik geniet dus van mijn kalebas op mijn kastje achter mij.
Ik draai hem nog eens om en druk mijn neus tegen zijn bruine, verweerde harde
bast.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten